Simke Kloosterman

Geslacht: Vrouw
Vader: Jan Ritskes Kloosterman
Moeder: Trijntje Jans Beintema
Geboren: 25 Nov 1876 Twijzel
Overleden: 5 Dec 1938 Leeuwarden
Religie: geen
Aantekeningen: Toen de moeder van Simke Kloosterman in 1876 trouwde, was ze ruim vier maanden zwanger van wat haar enige kind zou blijven. De familie Kloosterman was vanouds gegoed in het Friese dorp Twijzel en bezat een herenbank in de Nederlands-hervormde dorpskerk. Simke en haar ouders woonden tot de dood van grootvader Kloosterman op een grote boerderij in het dorp. ‘Pake’ Kloosterman woonde in een rentenierswoning aan de overzijde van de straatweg. Toen hij in 1879 overleed, verpachtte Simkes vader het bedrijf en verhuisde het gezin naar de overkant.
De ouders van Simke Kloosterman leefden grotendeels gescheiden. Haar vader was zeer tevreden met zijn leven als rentenier in Twijzel: hij bestudeerde er de levende natuur, dichtte (in het Fries), liefhebberde in de molenbouw en af en toe in bestuursfuncties. Simkes ‘mem’ had meer ambitie. Ze verhuisde in 1883 met haar dochter naar Leeuwarden, waar Simke een dure particuliere school bezocht, en zes jaar later naar Groningen, waar Simke opnieuw particulier onderwijs genoot. Ze kreeg ook zang- en orgellessen en voltooide haar opleiding op een kostschool in Wijk bij Duurstede.
Schrijfster in het Fries
Het oudste bewaarde handgeschreven verhaal van Simke Kloosterman (‘De sneeuw’) dateert van kort na haar elfde verjaardag. In 1896 drukte het ‘weekblad voor jonge dames’ De Hollandsche Lelie opstellen van haar af. Haar eerste Friestalige gedicht (‘Winternocht’, 1895) kwam in 1898 onder het pseudoniem ‘in Frysk famke’ (een Fries meisje) uit in het weekblad van de Friese taalactivist Waling Dijkstra, Sljucht en Rjucht. Dijkstra spoorde haar aan om Fries proza te schrijven. De verhalen die ze daarna onder eigen naam schreef in Swanneblommen, het jaarboek van het ‘Frysk Selskip’ voor taal- en letterkunde, werden in 1910 gebundeld in Ruth, in hânfol ieren. Als ‘jiffer S. Kloosterman’ te Groningen was ze inmiddels buitenlid van deze strikt Friestalige vereniging.
In 1914 overleed Kloostermans vader, en na de dood van haar moeder in 1916 kon zij vrij over het nagelaten vermogen van haar ouders beschikken. In september van dat jaar zocht de onbemiddelde maar uiterst ambitieuze Friese dichter en literatuurcriticus Douwe Kalma toenadering tot haar. Hij had lovend over Ruth geschreven en haalde Kloosterman over lid te worden van zijn Jongfryske Mienskip, een club van Friese ‘angry young men’ die zich afzetten tegen de gezapige, nogal ‘boerse’ toon van de Friese letteren. De contacten leidden in 1918 tot een kortstondige verloving. Kalma’s homoseksualiteit was vermoedelijk de reden tot het verbreken hiervan, maar Kloosterman bleef tot haar dood met hem bevriend.
Kloosterman publiceerde in 1921 op eigen kosten de historische sleutelroman De Hoara’s fan Hastings (‘de familie Hora te Hastings’), de kroniek van een geslacht van Twijzeler herenboeren. De heldin Hester Hora staat hierin tegenover de op macht beluste mannen uit deze ‘dynastie’. Haar historische roman It jubeljier (1926) speelt in de Franse tijd, toen haar voorvader, de Oranjegezinde Bindert Jacobs Kloosterman, een opstand tegen de Franse bezetters zou hebben geleid. Ze schreef dit verhaal grotendeels in Den Haag, waar ze ’s winters woonde. Jelle Krol vermoedt dat de mislukte staatsgreep van Troelstra in 1918 haar mede tot deze roman heeft geïnspireerd (Krol, 105).
In 1932 bracht Simke Kloosterman haar enige dichtbundel uit: De wylde fûgel. Het begin van het titelgedicht (‘Myn hert is in wylde fûgel’) lijkt een echo van L’amour est un oiseau rebelle uit de opera Carmen – niet zo vreemd voor een schrijfster die tevens geschoold was als zangeres. De wylde fûgel bevat niet het meest persoonlijke dichtwerk; naar verluidt gaf ze haar arts kort voor haar dood opdracht dat te verbranden. Ze publiceerde verder nog enkele bundels novellen en sprookjes en een Fries kookboek.
In haar laatste jaren woonde Simke Kloosterman in de Ibisstraat 45 te Leeuwarden. Ze leed aan maagkanker, de kwaal waaraan ook haar vader was gestorven. Kalma en haar Twijzelse vriendin Saakje Schaap-Wiersma bezochten haar geregeld. Simke Kloosterman overleed in 1938 op Sinterklaasavond in het Leeuwarder Sint Bonifatiushospitaal, 62 jaar oud. Haar stoffelijke resten werden volgens haar eigen wens onmiddellijk naar Twijzel gebracht. Daar werd ze op 9 december tussen haar vader en grootvader begraven: ‘yn har dierbare Fryske groun’, zoals haar grafschrift luidt. Vanuit Leeuwarden reed een speciale bus om de begrafenisgangers te vervoeren.
Reputatie en nalatenschap
Simke Kloosterman gold bij haar leven samen met de dichteres Rixt (pseudoniem van Hendrika van Dorssen) als een van de twee ‘grandes dames’ van de Friese letteren. Jelma Knol (1993) merkt op dat Kloosterman zelf aan de mythevorming rond haar persoon heeft bijgedragen: in haar romans en brieven benadrukte ze hoe oud en aristocratisch haar voorgeslacht en hoe nauw de band met het Oranjehuis was (Knol, 18-19). Deze mythen leefden na haar dood voort in het Friese collectieve geheugen. Een collega-dichter bezong haar in een vers uit 1941 als een ‘hoge vrouw uit een edel geslacht’ (gecit. in Krol, 104). Haar roman It jubeljier werd in de jaren 1940-1945 geroemd als monument van vrijheidszin en Oranjeliefde (Krol, 105). In de meest recente standaardgeschiedenis van de Friese letteren (2006) heet haar romandebuut De Hoara’s ‘de eerste grote Friese roman’, maar haar poëzie wordt ‘hol’ en onpersoonlijk genoemd (Krol, 104, 112).
Simke Kloosterman liet in 1938 haar materiële vermogen na aan een traditioneel ‘studieleen’: een zelfstandige stichting die studiebeurzen verstrekt (Kuiken, 16). Bursalen moesten een toets Fries afleggen en mochten geen theologie gaan studeren. De inkomsten van het leen kwamen uit de verhuur van de boerderij en van de helft van de rentenierswoning in Twijzel. De andere helft is ingericht als museum. Sinds 1982, toen het plan voor een basisbeurs voor alle studenten concrete vormen begon aan te nemen, reikt het leen geen beurzen meer uit maar een driejaarlijkse prijs voor het beste Friese jeugdboek.
Archivalia
Tresoar, Leeuwarden: archief Leeuwarder Courant; collectie Simke Kloosterman; archief Stichting Simke Kloostermanleen (1938-1997).
Publicaties
‘Migliaia’ [vert. van ‘Tûzenen’], in: Giacomo Prampolini, vert., Poeti Frisoni (Milaan 1952) [ongepagineerd].
Pier Boorsma e.a., red., Spiegel van de Friese poëzie van de zeventiende eeuw tot heden (Amsterdam 2008) 120-123 (2 gedichten van Kloosterman, met Nederlandse vertalingen).
Overige werken op de Friese literatuursite Sirkwy [URL: www.sirkwy.nl; geraadpleegd 10/9/2015].
Literatuur
De briefwiksel tusken Simke Kloosterman en Douwe Kalma, Dina Simonides, ed. (Groningen 1976).
G.R. Zondergeld, De Friese beweging in het tijdvak der beide Wereldoorlogen (Leeuwarden 1978).
Tr. Riemersma, Proza van het platteland, een onderzoek naar normen en waarden in het grotere Friese proza van 1855-1945 (Bolsward 1984).
Jelma Sytske Knol, Ut syn aerd wei froulik, de Fryske dichteressen en it misfersta^n (Wieuwerd 1993).
Jelle Krol, ‘In de vaart der volkeren, van 1915 tot en met 1945’, in: Teake Oppewal e.a., Zolang de wind van de wolken waait, geschiedenis van de Friese literatuur (Amsterdam 2006) 92-129.
Kees Kuiken, Boelstra-Olivier Stichting 1952-2012: ‘Alles in de beste staat van cultuur’ (z.p. 2012).
Janneke Spoelstra, Simke Kloosterman, in problematyske heldinne? Har skriuwen, proaza en de resepsje fan har proaza besjoen út gender- en queerteoretysk perspektyf (masterscriptie Groningen 2012, URL: http://irs.ub.rug.nl/dbi/50531461992ed; geraadpleegd 10/9/2015).
Auteur: Kees Kuiken
laatst gewijzigd: 24/02/2017
Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland