Marinus Fredrik Andries Gerardus Campbell

Geslacht: Man
Vader: Robbert Campbell
Moeder: Alieda Brouwer
Geboren: 15 OKT 1819 Kampen
Overleden: 2 Apr 1890 Den Haag
Beroep: bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek
Aantekeningen: CAMPBELL (Marinus Frederik Andries Gerardus), bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage, waar hij 2 Apr. 1890 overleed. Geb. 15 Oct. 1819 te Kampen, uit het huwelijk van Robert C., 1sten luitenant der 7de afd. Infanterie, en Alida Brouwer, bracht hij zijn eerste levensjaren in verschillende garnizoensplaatsen van Overijsel door, kwam in 1829 naar den Haag, waar hij behalve het gewoon lager onderwijs ook privaatlessen in Engelsch, Duitsch en Latijn ontving, en werd hier op 15-jarigen leeftijd als leerling-bediende in de uitgeverszaak van C. Soetens geplaatst. Vier jaar later werd hij volontair op de Kon. Bibliotheek, die toen sinds kort bestuurd werd door den voortreffelijken J.W. Holtrop (I kol. 1143). Weldra ontving hij hier een vaste aanstelling als copiist en hulp aan de boekerij, op een salaris van ƒ 400 per jaar, klom in 1844 op tot amanuensis en in 1847 tot onderbibliothecaris. In 1869, toen Holtrop om gezondheidsreden eervol ontslag als bibliothecaris moest aanvragen, werd Campbell tot diens opvolger benoemd. Ruim 20 jaar heeft hij deze betrekking op de loffelijkste wijze vervuld en in 't geheel meer dan 50 jaren in dienst der Kon. Bibliotheek doorgebracht, steeds vol toewijding en trouwe plichtsbetrachting. Om zijn buitengewone verdiensten voor de wetenschappelijke zijde van 't bibliotheekwezen, meer in 't bijzonder om zijn prestaties op 't gebied der palaeotypographie, werd C. in 1875, bij de viering van het derde eeuwfeest der Leidsche hoogeschool, honoris causa tot doctor in de letteren benoemd. Ongeëvenaard waren zijn verdiensten voor de geschiedenis der boekdrukkunst in haar oudste vormen. Als leidsman had hij het voorrecht in deze zijn lievelingsstudie te bezitten zijn ambtsvoorganger, den bovengenoemden Holtrop, die in 1843 tevens zijn zwager geworden was (door diens huwelijk met een zuster van Campbell). Met dezen bewerkte hij al spoedig den Catalogus der incunabelen op de Kon. Bibliotheek aanwezig (1856), welke catalogus weldra gevolgd werd door het beroemde werk: Monuments typographiques des Pays- Bas au quinzième siècle (1857-'68). Ook bij andere belangrijke werkzaamheden was C. als onderbibliothecaris zijn zwager behulpzaam, zooals bij het inventariseeren en catalogiseeren van het in 1849 aan den staat gekomen ‘Museum Meermanno-Westreenianum’.
Voor de Kon. Bibliotheek is Campbell's bibliothecariaat een tijdvak van toenemenden bloei geweest: tal van belemmeringen, welke vroeger dien bloei verhinderden, werden onder zijn bestuur opgeheven; de boekerij werd voortdurend uitgebreid, zoowel door aankoop als geschenken; het jaarlijksch budget geregeld verhoogd (van ƒ 4235 in 1869 tot ƒ 20.000 in 1878); het gebouw bij herhaling vergroot en verfraaid. Hoezeer zijn werkzaamheid gewaardeerd werd, bleek o.a. bij de viering van zijn 40-jarig ambtsjubilé, toen hem algemeene hulde werd gebracht, een hulde die niet enkel den beminnelijken bibliothecaris betrof (een buitenlandsch geleerde noemde hem ‘le plus aimable des bibliothécaires), maar ook den veelwetenden bibliograaf, die zich door zijn werken een Europeeschen naam verworven had. Om zijn verbazingwekkende boekenkennis was C. een vraagbaak voor velen, in 't binnen- en buitenland. ‘Zijn welwillendheid en hulpvaardigheid waren zóó groot, dat hij ongaarne iemand van zich heen liet gaan, zonder hem te hebben voortgeholpen. Geen moeite was hem te groot om de Kon. bibliotheek zooveel mogelijk aan haar bestemming te doen beantwoorden.’
Campbell's naam is bovenal beroemd geworden door zijn werk: Annales de la Typographie Neerlandaise au XVe siècle (1874). Overeenkomstig hun doel en bestemming werden zijn geschiedenissen voor een goed deel in het Fransch geschreven. Verder deed hij zich als bekwaam letterkundige kennen door de uitgave: Reynardus Vulpes, poema ante annum 1280 a quodam Baldwino e lingua Teutonica translatum. Recudi curavit M.F.A.G. Campbell (Hagae Comitis, 1859); zoomede door zijn talrijke opstellen in de Algemeene Konsten Letterbode, waarvan hij vele jaren redacteur was (met R.C. Bakhuizen van den Brink e.a.); door bijdragen in den Ned. Spectator, waarvan hij mede lid der Redactie was; in den Navorscher, waarin zijn bijdragen gewoonlijk met ‘ll.’ geteekend werden; in de Bibliographische Adversaria, in de Bibliophile Betge, in Nijhoff's Bijdragen enz. Ook bezorgde hij een herdruk van Joh. Colerus, Korte, dog waaragtige Levensbeschrijving van Benedictus de Spinoza, naar den oorspronkelijken druk van 1705 (den Haag 1880). Aan den Ned. Spectator heeft Campbell 30 jaren meegewerkt; in de Donderdagsche avondvergaderingen der Spectatorclub werd hij ongaarne gemist. Ook van het Haagsche genootschap ‘Oefening kweekt kennis’ was hij een der hoofdfiguren; in 1869 werkend lid geworden, werd hij in 1889 tot eerlid hiervan benoemd.
In de Levensberichten van de Maatsch. der Ned. Letterkunde beschreef hij de levens van zijn schoonvader P.C.G. Guyot (1861) en van zijn zwager J.W. Holtrop (1870).
Ook van de kunst was hij een warm voorstander; hij was een groot vriend van Carel Vosmaer. En een muziekuitvoering in de stad zijner inwoning liet hij niet gaarne voorbijgaan.
Tal van onderscheidingen vielen den veelzijdig ontwikkelden en werkzamen man ten deel. Behalve van de Kon. Akademie van wetenschappen te Amsterdam was hij lid van de Belgische Koninkl. Akademie te Brussel, van de New-York Historical Society en van andere buitenlandsche genootschappen; voorts van de Maatsch. der Nederl.-Letterk. te Leiden en tal van andere genootschappen.
Toen in 1874 ten onzent de Vereeniging voor lijkverbranding werd opgericht, was Campbell een der eerste leden hiervan. Afkeerig van begraven, was hij sinds lang een warm voorstander der crematie; bij herhaling was hij lid van het hoofdbestuur dezer vereeniging. Kort vóór zijn dood werd hij tot eerelid ervan benoemd. Nadat hij 15 Oct. 1889 als een krachtig grijsaard nog zijn 70sten verjaardag had gevierd, werd hij ziek en overleed 2 Apr. van 't volgend jaar. Op kosten der vereeniging voor crematie werd zijn lijk naar Gotha overgebracht, als een hulde van het Hoofdbestuur dier Vereeniging aan zijn gewezen eerelid.
C. was tweemaal gehuwd: 1o. met Catharina Suzanna Schmit, 2o. met Paulina Guyot, uit welk laatste huwelijk een zoon en twee dochters geboren werden.
Zie: Knuttel in Levensber. Letterk. 1890, 256; Acquoy, in Jaarb. Kon. Akad. v. Wetensch. 1890, 27; Flanor e.a. in Ned. Spect. 1890, 113, 137 en 395, en Nieuwsbl. v.d. Boekh. 1890, 192.
Zuidema
Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW), deel 4

Gezin 1

Huwelijkspartner: Catharina Margaretha Schmit
Huwelijk:

Gezin 2

Huwelijkspartner: Pauline Guyot geb. 1831
Huwelijk: 9 Jan 1861 Den Haag