Carolus Franciscus Petrus Lecoutere

Geslacht: Man
Vader: Petrus L. Lecoutere
Moeder: Ludovica Isabella Vandenbroucke
Geboren: 11 Dec 1865 Antwerpen
Overleden: 19 Sept 1921 Knokke
Beroep: hoogleraar
Aantekeningen: L E C O U T E R E , C h a r l e s F . P . , t a a l k u n -
d i g e , h o o g l e r a a r .
C a r o l u s F r a n c i s c u s P e t r u s L c c t m t e r e
(hij n o e m d e z i c h altijd C h a r l e s ) w e r d
g e b o r e n te A n t w e r p e n o p 11 d e c . 1865
als z o o n van P e t r u s L e c o u t e r e en L u d o v i c a
Isabella V a n d e n b r o u c k e . Hij o v e r l e e d
te K n o k k e o p 19 sept. 1 9 2 1 . H u w d e o p
12 sept. 1896 m e t C h a r l o t t e A g a t h e
S c h i e v e r s , uit w e l k h u w e l i j k drie d o c h t e r s
en t w e e z o n e n w e r d e n g e b o r e n .
Z i j n v a d e r , d i e b e e l d h o u w e r w a s , s t u u r -
d e L . n a a r d e A c a d e m i e v o o r S c h o n e
K u n s t e n , m a a r L . v o e l d e z i c h m e e r
a a n g e t r o k k e n t o t d e t a a l k u n d e e n v a t t e
o p 1 8 - j a r i g e l e e f t i j d h u m a n i o r a s t u d i ë n
a a n . D r i e j a a r l a t e r l e g d e hij v o o r d e
c e n t r a l e e x a m e n c o m m i s s i e h e t e x a m e n
a f d a t h e m h e t n o d i g e g e t u i g s c h r i f t
b e z o r g d e o m a a n d e L e u v e n s e u n i v e r -
s i t e i t k l a s s i e k e filologie te s t u d e r e n
( 1 8 8 6 ) . A l h o e w e l hij t i j d e n s z i j n s t u -
d e n t e n j a r e n l e s g e v e r w a s a a n h e t c o l -
l e g e v a n d e p a t e r s J o z e f i e t e n , v o n d hij
n o g t i j d o m I n d i s c h e t a a l - e n l e t t e r -
kunde te volgen bij C h . de Harlez. Hij
promoveerde in 1892 met grote onder-
scheiding tot doctor in de klassieke
filologie. T o e n hij in 1893 tot docent
werd benoemd in de pas opgerichte
afdeling Germaanse filologie, ging hij
eerst nog studeren bij de twee beste
kenners van het Middelnederlands : J.
Franck te B o n n en J. V e r d a m te Leiden.
Zeventwintig jaar lang, van 1894 tot
1921, doceerde hij alle colleges over het
Nederlands aan de germanisten (kan-
didatuur en doctoraat), met uitzonder-
ring van de geschiedenis van de Neder-
landse letterkunde, die hij pas in 1904
overnam bij de dood van Paul A l b e r -
dingk T h i j m . D e eerste vijfjaar, toen er
nog niemand was voor het Duits
— Scharpé werd hiermee belast iu
1899 — nam hij daarenboven al dc
Duitse colleges in dc kandidatuur voor
zijn rekening. V a n 1909 af doceerde
hij ook Scandinavische talen. O n d e r -
tussen was hij in 1895 benoemd tot
buitengewoon professor en in 1899
volgde zijn bevordering tot ordinarius.
In 1905 werd hij tot corresponderend,
in 1907 tot werkend lid verkozen van
de Koninklijke Vlaamse A c a d e m i e
voor T a a l - en Letterkunde. Het belang-
rijkste werk van L . : ,,Een onomasticon
of lijst van persoonsnamen der M i d d e l -
nederlandsche letterkunde", het ant-
woord op een in 1902 door de K o n .
Vlaamse A c a d e m i e vr. T a a l - en Lett.
gestelde prijsvraag, is nooit gepubli-
ceerd. Het bestaat uit 35-ooo fiches met
meer dan 100.000 citaten uit de M i d d e l -
nederlandse letterkunde en berust in
het archief van de A c a d e m i e . Verder
citeren we : ,,L'archontat athénien.
Histoire et organisation d'après la
- O X L T S I ' X ' A O V J V X U O V " (Leuven, 1893,zijn
doctoraal proefschrift); „ C o u p d'cril sur
l'histoire des études Unguistiques au
X l X e siècle" (Parijs-Lyon, 1893);
,, Middelnederlandschc gecstelij ke liede-
ren, naar een Parijsch handschrift uit-
gegeven met inleiding en aanteekenin-
g e n " {Leuvensche Bijdragen, III, 1899,
23-130); „Beatrijs" {Ibid., 2 4 8 - 2 7 1 ) ;
„ O v e r z i c h t van de Encyclopaedie der
Germaansche Philologie" (Eerste s
Leuven, 1901) (gestencild); ,.Oudin-
dische romans en vertellingen" (Diei-
sche Warande en Belfort 1 , 1901, l e
halfj., 68-69, 1 6 1 - 1 7 7 , 273-291, 465-
494; 2e halfj., 2 7 - 4 1 ) ; ,,Een Schoone
Historie van Turias ende Floreta" (met
W . de Vreese) (Leiden, 1904); ,,His-
toire de la philologie germanique en
B e l g i q u e " (Brussel, 1905); ,,Een frag-
ment van Maerlant's Spieghel Histo-
riael" {Verü. en Meded. der Kon. VI
Acad. vr. Taal- en Letterkunde, 1906,
29-55); „ E e n nieuw fragment van L o -
dewijk van Velthem's ,,Spieghel H i s -
toriael" {Ibid., 755-768); ,,Ecne legende
over den oorsprong der Begijnen" (Ibid.
1907, 9 6 - 1 3 4 ) ; ,,Een schoone Historie
van Urbaen die onbekende sone van
den keyser Frederick Barberousse,
e n z . " (Leiden, 1908); , , O v e r de be-
schaafde uitspraak van het N e d e r -
landsch" (Versl. en Meded. der Kon.
VI. Acad. vr. Taal- en Letterkunde,
1909, 72-89); , , A . W o l f f en B . D e k e n .
U i t de historie van den heer W i l l e m
Leevend. Een veertigtal brieven met
inleiding en aanteekcningen" (Leuven,
1910); ,,Inleiding tot de Taalkunde en
tot de Geschiedenis van het N e d e r -
landsch" (Brussel, 1915 ; 2e druk, B r u s -
sel, 1 9 2 1 ) ; ,.Schets van den O n t w i k k e -
lingsgang der Nederlandsche Letter-
kunde" (Brussel, 1918). L . bewerkte
de Zuidnederlandse woorden in de 5e
druk van V a n Dales G r o o t W o o r d e n -
boek der Nederlandsche T a a l en schreef
een groot aantal recencies in een 15-tal
verschillende tijdschriften.
L . was een nauwgezet docent, een
harde werker en veeleisend professor,
een vijand van alle dilettantisme,
een der eerste vurige verdedigers van
het A l g e m e e n Beschaafd Nederlands.
Lit. : A . B O O N , Elotfe f u n è b r c dc M . Ie p r o f e s -
s e u r C h . L e c o u t e r e , i n : Anmuiire de VUmver-
silé Catholique de Louvain, 1 9 2 0 - 1 9 2 6 , 3e p a r t i e ,
X C I X - C : i X ; - L . G R O O T A E R S , P r o f e s s o r
D r . C . P . F . L e c o u t e r e , in : Jb. v.d. Kon.
VI. Acad. vr. Taal- en Lelt. 1 9 4 4 . 1 7 - 2 6 .
J. L . P A U W E L S
Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 2
Als docent bezat Lecoutere juist die eigenschappen die uit zijn wetenschappelijk werk blijken: hij was de nauwgezetheid zelf in de vervulling van zijn ambtsplichten; overal en altijd was hij een vijand van alle laksheid en slordigheid, van elk dilettantisme zooals hij gewoonlijk zegde. Dit verklaart zijn onvermoeid streven om het gebruik van de beschaafde omgangstaal bij de Vlaamsche studenten te bevorderen; hij kon niet begrijpen dat dezelfde menschen, die luid riepen om rechtsherstel voor het Nederlandsch in België te verkrijgen, geen moeite deden om dit Nederlandsch met den verschuldigden eerbied te behandelen in hun eigen taalgebruik. Hij was streng voor zich zelf en mocht daarom ook veel van de anderen eischen. Maar deze strengheid sloot geenszins de goedheid uit: de studenten die voor het eerst voor hem examen aflegden, waren meestal verbaasd over de groote vriendelijkheid van den professor, die er in de collegezaal eenigszins koel uitzag. (L. Grootaers 1944)
Publications: Coup d’œil sur l’histoire des études linguistiques au XIXe siècle. Paris – Lyon 1893.
– .“Indische letterkunde”, Het Belfort 4, 1889, 3??-359, 5, 1890, ??-??; “Sâvitrî”, Het Belfort 8, 1893, 22-40, 97-118?; “Over het Çvetadvîpa of het ‘eiland der blanken’ in het Mahâbhârata”, Dietsche Warande N.R. 2, Jg. 10, 1897, ??-??.
– “Oudindische romans en vertellingen”, Dietsche Warande en Belfort 1:1, 1901, 68f., 161–177, 273–291, 465–494 & 1:2, 1901, 27–41.
– Inleiding tot de Taalkunde. Brussels 1915, 2nd ed. 1921; also wrote on Dutch literature.
Sources: J. L. Pauwels, N.B.W. 2, 1966, 434–436; works in dbnl.org.

Gezin 1

Huwelijkspartner: Charlotte Agathe Schievers
Huwelijk: 12 Sept 1896