Jacoba Hermina van Lessen

Geslacht: Man
Vader: Ubbo Jan van Lessen
Moeder: Anje Elings
Geboren: 28 OKT 1897 Groningen
Overleden: 19 Dec 1951 Leiden
Aantekeningen: Lessen, Jacoba Hermina van * 28 oktober 1897 Groningen; † 19 december 1951 Leiden, lexicografe en etymologe die als hoofdredacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) het wetenschappelijk concept van dat Woordenboek verfijnde tot een homogeen en succesvol uitgangspunt voor haar eigen generatie en voor de vijfde generatie van redacteuren die dat werk in 1998 heeft voltooid.
Jacoba (Koosje) van Lessen, afkomstig uit het gezin van een Groningse graanhandelaar, studeerde vanaf 1918 Nederlandse letteren in haar geboortestad, een studie die zij in 1924 cum laude met een doctoraalexamen afrondde. De twee bijvakken die zij voor dit doctoraal koos, te weten Middelhoogduits en Oudgermaans hebben haar wetenschappelijk werk in sterke mate bevrucht. Op 30 maart 1928 verdedigde zij, eveneens in Groningen, haar proefschrift Samengestelde Naamwoorden in het Nederlandsch, dat onder leiding van A. Kluyver, oud-redacteur bij het WNT, tot stand kwam.
Het onderwerp van dit proefschrift, en de daarin tot uitdrukking komende stroom van originele lexicologische ideeën gaf aanleiding tot verder lexicologisch onderzoek. Kluyver beval haar aan bij de redactie van het WNT. Vanaf juni 1928 begon zij in Leiden als volontair-assistent bij het WNT. Het lexicografisch ambacht leerde zij van de redacteuren A. Beets, G.J. Boekenoogen, J. Heinsius, J.A.N. Knuttel en R. v.d. Meulen. Bij Heinsius werkte zij eerst aan de letter T en vervolgens begon zij per 1 januari 1930 als assistent-redacteur onder leiding van Beets met het redactionele werk aan de letter K (klacht - klagen). Na het overlijden van Boekenoogen werd zij in 1931 tot redactrice benoemd en nam zij de letter P van hem over. Die letter voltooide zij in 1949. Later bewerkte zij nog de Q en van de letter R het deel Ra - tot Ri-, dat in 1951 verscheen. Na het overlijden van Knuttel kreeg zij in 1943 de leiding over het WNT en in 1946 verwierf zij officieel de persoonlijke titel van hoofdredacteur. Tot haar dood en ondanks een slopende ziekte heeft zij deze functie met ‘onbetwistbaar gezag en meesterschap’ bekleed. In die functie ook vocht zij met succes voor een beperking in de omvang van het Woordenboek. De ongehuwde Koosje van Lessen is naast haar werk aan het WNT op andere terreinen actief geweest. Sinds 1936 heeft zij tot 1951 ononderbroken deel uitgemaakt van de Commissie voor taal- en letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Bovendien was zij een actief lid van de Leidse Soroptimistenclub, was ze lid van de Kerkenraad van de Remonstrantse gemeente en actief betrokken op de openbare leeszaal ‘Reuvens’.
Over dit hoofdstuk/artikel
auteurs
over J.H. van Lessen
P.G.J. van Sterkenburg
Ontwikkeling en karakterisering
Jacoba van Lessen is in de neerlandistiek vooral bekend door haar werk aan het WNT. Het historisch woordonderzoek en de historische beschouwingswijze waren een deel van haar identiteit. Hoewel haar generatie volledig in de ban raakte van de zogenaamde structuralistische richting in de taalwetenschap, heeft zij daarvan niet aantoonbaar kennis genomen. Haar hele leven heeft zij uitsluitend het paradigma van het taalhistorisch comparatisme omarmd. Historisch woordonderzoek stond voor mw. Van Lessen gelijk aan etymologie. De structuur van de etymologieën in het WNT werd totdat Jacoba van Lessen de leiding over de redactie kreeg, gekenmerkt door een zekere willekeur. Door haar toedoen kreeg het etymologisch niveau van het WNT meer aanzien. Zij normaliseerde de bewerkingswijze door Canones Lexicographici, bewerkingsvoorschriften, vast te leggen ook met betrekking tot die etymologie. Zij voerde beknoptheid door voor de behandeling van de externe etymologie, d.w.z. de filiatie met de niet-Nederlandse verwante woorden. In dit opzicht hoeft het etymologisch gedeelte volgens haar niet meer te behelzen dan de vormen in de naast verwante talen en een samenvatting van, of verwijzing naar de uitkomsten die in de bijzondere etymologische woordenboeken en in taalkundige tijdschriften zijn vastgelegd. Voor wat betreft de interne etymologie, de geschiedenis en de verklaring van de vormen van de woorden binnen het Nederlands, dient voor een meer gedetailleerde behandeling gekozen te worden. Tijdens de bewerking van talloze artikelen van de letter P van het WNT kwam zij gaandeweg tot de overtuiging dat klanknabootsing altijd een zeer belangrijke kracht voor taalvorming is geweest. Geïnspireerd is zij in dezen door o.a. Wilhelm Wundt, Völkerpsychologie (1910-1920) en het artikel van J.W. Muller in Taal en Letteren ‘Eischen en bezwaren der wetenschappelijke Lexicographie’ (1899). Maar niemand heeft meer invloed op haar gehad dan J.F. Franck met zijn Etymologisch woordenboek der Nederlandsche Taal (1892). Franck was de overtuiging toegedaan dat taal in aard en wezen klanknabootsend is. Alle wortels zijn afspiegelingen van indrukken, ook al verloren zij vaak hun oorspronkelijke karakter. Het is deze overtuiging die Jacoba van Lessen tot de hare maakte. Het soms bizarre en oncontroleerbare karakter van die klanknabootsingen wist zij met schepzinnige observatie wetenschappelijk controleerbaar te maken. Bovendien slaagt zij erin te laten zien dat zij ook regelmatig en formeel welgevormd zijn. Een van haar belangrijkste observaties is dat bij één en dezelfde wortel van klanknabootsende aard geregeld werkwoorden en zelfstandige naamwoorden naast elkaar bestaan met een bepaalde reeks van betekenissen. De oudste betekenis van bijvoorbeeld een vrouwelijk zelfstandig naamwoord dat op zo'n verklankende wortel teruggaat is ‘vormeloos lichaam’, bijvoorbeeld prut en prak. De verdere begripsontwikkeling bij die zelfstandig naamwoorden kan dan naar verschillende kanten zeer ver van de oorspronkelijke betekenis gaan afwijken. Toch meent Van Lessen dat men het recht heeft het in die ver uiteenlopende opvatting nog als hetzelfde woord te beschouwen. Zij is zich bewust van de gevaren die het opereren met klanknabootsende wortels met zich meebrengt. Daarom stelt zij hoge eisen aan deze benaderingswijze. Van een klanknabootsing bij een zelfstandig naamwoord waarvan de wortel uit een eenvoudige samenvoeging van medeklinkers en een klinker bestaat en dat in een reeks van primitieve betekenissen staat, mag eerst dan sprake zijn, wanneer daarnaast een werkwoord voorkomt waarvan hetzelfde kan worden vermoed, bijvoorbeeld pg- ‘pogen’, peg- ‘pin’ en pig- ‘big’.
Invloed
In haar artikelen in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde en in vele artikelen in het WNT heeft Van Lessen zich diepgaand met etymologie en klanknabootsing beziggehouden. Vooral met betrekking tot die klanknabootsing is zij vernieuwend geweest en heeft zij anderen als Heeroma en Kruyskamp uitgedaagd.
De invloed van Van Lessen op de lexicografie van het Nederlands is groot geweest. Allereerst heeft zij de stopzetting van het WNT weten te voorkomen. Indirect heeft dat grote gevolgen gehad voor alle commerciële (hand)woordenboeken die het WNT als legger gebruikten. Maar daarnaast heeft haar heldere systematische geest de vierde en vijfde generatie redacteuren tot de hantering van een homogener lexicografisch concept gebracht. Dit heeft geleid tot superieure beschrijvingen van de geschiedenis van woorden waarbij het accent vooral op de ontwikkeling van de betekenis lag.
P.G.J. van Sterkenburg
[januari 2004]
Voornaamste geschriften
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plezier-Quoyer, Rede-Reden. 1931-1951.
Samengestelde naamwoorden in het Nederlands. Groningen-Den Haag, 1928.
‘Klanknabootsing als taalvormend element’. In: TNTL 55 (1936), p. 241-262; TNTL 57 (1937), p. 1-15; TNTL 61 (1942), p. 213-229; TNTL 62 (1943), p. 106-126; TNTL 66 (1949), p. 119-135.
‘Over possessieve samenstellingen met af-, on-, ge- en aan- en daarvan gevormde substantiva’. In: TNTL 59 (1939), p. 53-71.
‘Over namen van munten, in het bijzonder over stuiver’. In: TNTL 60 (1940), p. 49-68.
Belangrijkste secundaire literatuur
Beknopte bibliografie in Van Haeringen 1952.
C.B. van Haeringen: ‘Jacoba Hermina van Lessen’. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1950-1951. Leiden, 1952, p. 147-156.
P.G.J. van Sterkenburg: ‘Jacoba van Lessen (1897-1951) als etymologe’. In: A. Moerdijk, W. Pijnenburg en P. van Sterkenburg: 100 jaar etymologisch woordenboek van het Nederlands. 's Gravenhage, 1990, p. 131-152.
Locatie archief
Geen Van Lessen-archief bekend
Locatie brievencollecties
Van Van Lessen bestaat een kleine collectie brieven in het archief van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden.
Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek