Antonius Boudewijn van Deinse

Geslacht: Man
Vader: Pieter Adriaan van Deinse
Moeder: Maria Aitton
Geboren: 9 Nov 1885 Nijmegen
Overleden: 11 Juli 1965 Rotterdam
Beroep: leraar Erasmiaansche Gymnasium
Aantekeningen: Van Deinse bracht, hoewel in Nijmegen geboren, vrijwel zijn gehele jeugd door in Arnhem, waarheen de familie Van Deinse in 1887 verhuisde. In Arnhem bezocht Van Deinse de lagere school en de HBS. Zijn leraar plant- en dierkunde was A.C. Oudemans, acaroloog (deskundige op het gebied der mijten) van internationale faam, die ook op andere terreinen der biologie baanbrekend werk verrichtte en desondanks steeds tijd wist te vinden voor zijn leerlingen, die hij sterk wist te inspireren en bij wie hij zeer geliefd was. Oudemans' invloed bepaalde stellig Van Deinses keuze van biologie als studievak. In 1906, na het afleggen van zijn eindexamen HBS, begon Van Deinse zijn studie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht; zijn zoölogische leermeesters waren prof. A.A.W. Hubrecht en prof. H.F. Nierstrasz. Aangezien in die tijd een HBS-diploma geen toegang verschafte tot de universitaire examens, studeerde Van Deinse voor de middelbare akte plant- en dierkunde (K IV), waarvoor hij het examen in 1910 te 's-Gravenhage aflegde. Van 1 januari 1911 tot 31 december 1912 was Van Deinse assistent bij het Zoölogisch Laboratorium (toen nog Zoötomisch Laboratorium geheten) van de Rijksuniversiteit te Leiden. Direct hierna, op 1 januari 1913, werd hij benoemd tot leraar in de plant- en dierkunde aan het Gymnasium Erasmianum te Rotterdam, een functie die hij tot zijn pensionering op 1 januari 1951 uitoefende.
Nadat de wet-Limburg in 1917 aangenomen was en de HBS-opleiding voldoende geacht werd voor het afleggen van universitaire examens in de faculteiten van geneeskunde en wis- en natuurkunde, hervatte Van Deinse in de tijd die zijn leraarsambt hem liet de studie in de biologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1922 legde hij zijn kandidaats wis- en natuurkunde af, en in 1924 het doctoraal examen.
Enkele in november 1914 door Van Deinse en twee van zijn leerlingen aan het strand tussen Scheveningen en Katwijk gevonden aangespoelde vinvisbaleinen vormden het begin van zijn belangstelling voor de Nederlandse walvissen; aan deze groep zou hij voortaan zijn studie wijden. Naast anatomische onderzoekingen van walvisachtigen, legde Van Deinse zich vooral toe op de registratie van het aanspoelen van de verschillende soorten walvissen aan de Nederlandse kusten. Voor het verkrijgen van gegevens over vroegere aanspoelingen maakte hij een zeer uitvoerige en intensieve studie van gepubliceerde en ongepubliceerde bronnen in diverse bibliotheken en archieven. Dit onderzoek ging terug tot een stranding in het jaar 808 te Oostmahorn (Friesland). Inlichtingen over nieuwe aanspoelingen verkreeg hij door het opbouwen van een dicht netwerk van correspondenten (burgemeesters en politie van kustgemeenten, vissers, biologen, etc.). Hiertoe droegen zijn vele lezingen en zijn populaire en meer wetenschappelijke artikelen in tijdschriften en dagbladen (sedert 1927 was hij vast medewerker aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant) veel bij. Zoveel mogelijk onderzocht hij elke gestrande walvisachtige zelf. Zijn archief werd zo volledig en uitgebreid, dat het een belangrijke bron vormde voor de studie van de biologie, de verspreiding en de anatomie van deze dieren. Van Deinses historische onderzoekingen strekten zich ook uit tot de walvisvaart en andere onderwerpen die met walvissen te maken hadden. Naar aanleiding van een onderzoek van de Rijks Geologische Dienst in 1924, betrok Van Deinse ook de fossiele Nederlandse walvissen in zijn onderzoek en verkreeg daarmee uitermate belangrijke resultaten.
Op 7 juli 1931 promoveerde Van Deinse te Utrecht cum laude op een proefschrift De fossiele en recente Cetacea van Nederland (promotor prof. H.F. Nierstrasz), een standaardwerk waarin hij alle door hem verzamelde gegevens samenvatte. Dit werk, dat van internationale betekenis is, vormt nog steeds de basis voor elk onderzoek betreffende Nederlandse Cetacea. Na zijn promotie zette Van Deinse zijn werk onverdroten voort. Tot aan zijn dood bleef hij actief in het cetologische onderzoek. In 1946 gaf hij een resumé van de walvisvondsten gedaan tussen 1931 en 1944, en daarna publiceerde hij jaarlijkse overzichten van walvisstrandingen; zijn laatste overzicht verscheen postuum in 1966.
Dank zij Van Deinses gedegen arbeid zijn de Nederlandse walvisfauna en de verschillende aspecten van de Nederlandse walvisvaart uitgebreider en meer gedetailleerd bekend dan die van enig ander gebied ter wereld. Hij heeft de basis gelegd voor verder onderzoek aan Nederlandse en Westeuropese walvissen en velen geïnspireerd zijn werk voort te zetten.
Van Deinse was een beminnelijk mens, die zijn enthousiasme op anderen wist over te dragen en een grote bekendheid genoot, ook bij amateur-zoölogen. Hij was erelid van verschillende Nederlandse genootschappen en verenigingen op wetenschappelijk en natuurhistorisch gebied. Hij was een bekwaam docent en zeer geliefd bij zijn leerlingen. Zijn werk kan niet geheel vrijgepleit worden van kleine slordigheden waar het details betreft, doch deze doen aan de waarde ervan zeer weinig af.
A: Archief in het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden. Collectie fossielen in het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie te Leiden.
P: Een lijst van bijna 150 publikaties van Van Deinse op het gebied der walvissen en walvisvaart is gepubliceerd door E.J. Slijper, in Lutra 7 (1965) 7-12.
L: E.J. Slijper, 'Vijftig jaren walvisonderzoek. Een jubileum van dr. A.B. van Deinse', in Lutra 7 (1965) 5-7; W.J. Kniphorst, in Natura 62 (1965) 142-144; A. Scheygrond, in Lutra 7 (1965) 1-4.
I: Website Natuurhistorisch Museum Rotterdam: http://www.nmr.nl/nmr/pages/showPage.do?instanceid=14&itemid=109&style=default [6-2-2008].
L.B. Holthuis
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013

Gezin 1

Huwelijkspartner: Hermina Johanna Postma geb. 5 Aug 1893 overl. 1 Feb 1925
Huwelijk: 28 Juli 1921 Rotterdam

Gezin 2

Huwelijkspartner: Wilhelmina Kalkman geb. 1896
Huwelijk: 22 Juli 1926 Rotterdam