Dirk Molenaar

Geslacht: Man
Vader: Anne Molenaar
Moeder: Johanna van Wageningen
Geboren: 28 Jan 1786 Amersfoort
Overleden: 9 OKT 1865 Den Haag
Beroep: predikant der hervormde gemeente
Aantekeningen: MOLENAAR, DIRK, * Amersfoort 28 jan. 1786, t 's-Gravenhage 9 okt. 1865. Zn. van Anne Molenaar en Johanna van Wageningen. Stud. theol. Utrecht 1804. Herv. pred. De Vuursche 1809, Nieuw-Loosdrecht 1814, Doetinchem 1817, Middelburg 1821, 's-Gravenhage 1822-1861 (emer.). Hij huwde 1. op 14 mei 1812 met Johanna Verschuur (t 1819); 2. op 21 sept.1826 met Elisabeth Jacob Erissman (f 1872), weduwe van L. de Vijver.
Door zijn ouders was M . oorspronkelijk voor de handel bestemd, maar reeds op jeugdige leeftijd was het zijn wens predikant te worden. In zijn studie, zijn ambtswerk en zijn publikaties komt zijn geref. rechtzinnigheid duidelijk uit; bij de viering van zijn 50-jarige evangeliebediening betuigde hij in een terugblik zijn levenslange verkleefdheid aan de geref. belijdenis.
Van zijn Utrechtse leermeesters hadden G.van Oordt en H.Royaards grote invloed op de theol. ontwikkeling van M . De nadruk lag er op de scholing voor het pastoraat en de prediking. Wetenschappelijk in de strikte zin is alleen M.s eerste publikatie uit 1819 te noemen: in de orthodox apologetische stijl van het H.G. leverde hij een verhandeling over het leerstuk van de inspiratie, dat met zilver werd bekroond.
Nog betrekkelijk jong naar Den Haag beroepen, werd M . er al spoedig naast zijn Waalse collega J.Ch.I. Secretan een bekende figuur in de plaatselijke reveilbeweging. Hij leidde een kring bij C. van
Zuylen van Nyevelt, waartoe ook D.van Hogendorp en W. de Clercq behoorden. De Clercq ging graag bij M . ter kerk. M.s predikatie was in zijn ogen „streng en ernstig", zij het ook dat de toon van preken niet al te beschaafd was, maar wel pakkend, „waarachtig voor het volk". A. Capadose was bij tijden door M.s „practicale" leerredenen minder gesticht; „zijn molen is naarmate de wind waait". Ook G.Groen van Prinsterer kerkte bij M .
Voor velen in de réveilkring werd M . een vaderlijke vriend en vraagbaak. O.G.Heldring verhaalt in zijn autobiografische herinneringen dat hij met N . Beets in 1846 een bezoek aan hem bracht om hem de vraag voor te leggen, of hun geloofsovertuiging nog gereformeerd mocht heten, als zij de algemene verzoening naast de verkiezing handhaafden. M . beaamde dit, want volgens M . was de geref.leer blijkens de verschillende confessies bepaald veelzijdig te noemen.
Als predikant maakte M . zich meer en meer bezorgd over het verslappen van de conf. banden in de Herv. Kerk na 1816. In een anoniem gepubliceerd adres richtte hij in 1827 aan al zijn herv. „geloofsgenooten" een ernstig woord om zich te hoeden voor onverschilligheid inzake de geref. leer die ons naar Gods Woord van de vaderen is overgeleverd. De ontwerpers van de nieuwe proponentsformule (1816) verwijt hij „met veel list en subtiliteit" te werk te zijn gegaan in hun poging de band met de belijdenis los te maken. Als men meent, dat de Dordtse vaders hebben gedwaald, „waarom dan niet eene algemeene kerkvergadering belegd en een bedaard en Christelijk adres aan alle de hervormden gemaakt met voorstel, om de leer te veranderen en dan gezien, wie dit niet verkozen, de kerken en goederen eenvoudig en in groote bedaardheid verdeeld, en vrede en liefde langs dien weg bevorderd."
In hetzelfde jaar verschenen negen drukken. Er ontstond een heftige polemiek pro en contra de bedoelingen van het Adres. De Haagse pred. Bernardus Verwey bestreed het met een brochure: Het Adres aan alle mijne hervormde landgenooten, getoetst aan den Geest der Waarheid, der Liefde en des Vredes. Een woord ter geruststelling, voor de vrienden der Hervormde Kerk (1827). Hiertegen publiceerde J. Ie Feburé, De Toetser getoetst. De politie werd opgedragen de auteur op te sporen. Aan de hand van het manuscript, dat drukker Den Ouden gelast werd te produceren, kon de identiteit van de schrijver spoedig worden vastgesteld. Ter verantwoording geroepen voor de minister van herv. eredienst, beloofde „de trouwhartige, maar in sommige opzichten weieens wat naïeve M . " (Toebes) niets te zullen ondernemen tegen de rust der kerk. Het bleef bij een per K.B. bekend gemaakte berisping.
Pas in 1840 viel M . een koninklijke onderscheiding (ridder in de Orde van de Ned. Leeuw) ten deel, nl. bij de inhuldiging van koning Willem II. Koning Willem III bevorderde hem in 1859 tot commandeur.
Vóór de komst van J. Moll en T.C.R. Huydecoper in Den Haag stond M . als rechtz. predikant alleen in de kerkeraad. Maar een partijman werd hij, „de hupsche, dienstvaardige medebroeder", „altijd eenigszins op zichzelf' (Huydecoper) niet. Desniettegenstaande kon hij ook de Groningers in de kerkeraad niet lijden, zoals men kon bespeuren uit zijn waarschuwende woorden nadat P.Hofstede de Groot in Den Haag een preekbeurt had vervuld (1851).
M.s Adres heeft De Cock de ogen geopend voor de toestand waarin de herv.kerk van zijn tijd verkeerde. M. die zich in allerlei opzicht met De Cock verwant voelde, heeft hem, toen deze zich tot M. om advies wendde, uitdrukkelijk afgeraden zich van de herv. kerk af te scheiden (brief van 12 mei 1833): „Een scheuring is het verderfelijkste ding dat men bedenken kan". M. wil in de kerk blijven, er „de waarheid prediken en voorstaan en verdedigen, maar eeniglijk op heldere en proefhoudende bijbelgronden". In deze brief raadde M . De Cock af kinderen te dopen als daarom door buiten zijn eigen gemeente wonende ouders werd verzocht. Scholte zag in De Cocks contacten met M . maar weinig heil: „Ik ken hem persoonlijk, hij is zoo bang als een wezel" (Keizer, Afscheiding, 286).
Toen zich langzamerhand een meer belijdende richting begon af te tekenen, sloot M . zich daarbij aan. 16 apr.1847 leidde M . een bijeenkomst van predikanten ten huize van Beets in Heemstede. Zij maakten allen deel uit van de Chr. Vrienden; op initiatief van Beets en O.G. Heldring overlegden zij over de kerkelijke noden. Latere bijeenkomsten vonden plaats aan De Klomp bij Veenendaal (tot 1851).
M. heeft veel gepubliceerd tot op hoge leeftijd. Het liefste behandelde hij bijbelstoffen. Een merkwaardige plaats in zijn oeuvre nemen zijn „praktikale bijbelbeschouwingen" in, die om de veertien dagen verschijnend bedoeld waren tot een „dagelijkse handleiding" in christen-huisgezinnen. Nauwgezet heeft M . dit werk dertien jaar lang volgehouden; hij werkte een jaar in het voren.
Nadat hij voor de tweede maal een beroerte had gehad, waarna hij emeritaat moest aanvragen, bleef M. nog doorgaan met schrijven, nu met de linkerhand; uit deze periode stamt zijn laatste werk: Gedachten over sterven en sterfbedden, postuum gepubliceerd door zijn zoon Anne Johannes Molenaar (1817-1871), herv. pred. te Leiden.
G e s c h r . : Verhandeling over de ingeving der Heilige Schriften, 's-Grav. 1820 (Verh. HG). - [Anoniem], Adres aan alle mijne hervormde geloofsgenooten, Amst. 1827 [ Knuttel, Pamfl. K.B., nr. 25726].- Handleiding voor mijne leerlingen en voor christen huisgezinnen, ter bevordering van zuivere godsdienstkennis, 2 dln., Amst. 1829-1830. - Leerredenen over verschillende onderwerpen, 5 dln., Amst. 1829-1842. - De roede Gods over Nederland, blijkbaar in de thans heerschende en verwoestende ziekte, voorgesteld in een viertal leerredenen, 2e dr., Leyden 1848 (oorspr. uitg. 1832). - Praktikalebijbelbeschouwing, 13 dln.. Amst. 1833-1845. - De Formulieren van eenheid, bij de Hervormde Kerk in Nederland gebruikelijk, zuivere bijbelleer, Amst. 1837. - De formulieren van doop en avondmaal, in derzelver evangelische waarde en kracht beschouwd, Amst. 1838. - Noodzakelijke zelfverdediging, Amst. 1841. - Godsdienst-leer, hoofdzakelijk uit de bybelsche geschiedverhalen ontleend, voor eerstbeginnenden, na het onderwijs in de bijbelsche geschiedenis, 3e dr., Amst. 1845. - leerredenen over verschillende onderwerpen, 2 dln., 's-Grav. 1845-1849. - [Anoniem], De Evangelische Gezangen, in de Gereformeerde Kerk gebruikelijk, voor en tegen: onpartijdig en gemoedelijk beoordeeld, Amst. 1847; 2e dr., 1861 [met de naam van de schrijver]. - Gedachtenis tot een (...) aandenken aan en voor de gemeenten van De Vuursche, Nieuw-Loosdrtcht, Doetinchem, Middelburg en 's-Gravenhage, in den loop zijner bijna achtendertigjarige prediking bediend, 's-Grav. 1847. - MetG.BargerenJ.J.van Toorenenbergen, Een woord van ernst en liefde van eenige hervormde leeraren, bij de herziening van de instellingen der Ned. Herv. Kerk, Amst. 1848. - Rijkdom des Bijbels, beknoptelijk voorgesteld en aangeprezen, Amst. 1849. - Noodtg onderrigt voor de hervormde gemeente van 's-Gravenhage en geheel de Ned. Herv. Kerk. Naar aanleiding van het woord van professor Hofstede de Groot over de Groninger godgeleerden, 's-Grav. 1851. - De kern der christelijke leer, naar het geloofsbegrip der Hervormde Kerk, Arnhem 1851. - De Heidelbergsche Catechismus, in leerredenen, Arnhem 1852-1853 ; 3e dr.. 1863. - Feest- en lijdensstuffen in leerredenen, 3 dln., Arnhem 1853-1854. - De kerk des Heeren overeenkomstig het Woord van God, 3 dln.. 's-Grav. 1850-1854. - De gemeenschap der geloovigen met Christus. Overdenkingen in mijne jongste ongesteldheid gehouden, Arnhem 1857. - Het Woord Gods is niet gebonden. Twaalf toespraken, 's-Grav. 1862. - Aandenken. De allereerste en allerlaatste leerrede benevens een afscheidswoord aan de gemeente van 's-Gravenhage, 's-Grav. 1863. - Gedachten van een bijna tachtigjarigen grijsaard over sterven en sterfbedden, naar den Bijbel, 's-Grav. 1866.
Brief aan H. de Cock. In: G.Keizer, Afscheiding, 248-251.
L i t . : E. Gewin, In den réveilkring, Baam 1920, 51, 158-162. - G. Keizer, De afscheiding van 1834. Haar aanleiding, naar authentieke brieven en bescheiden beschreven. Kampen 1934, reg. in v. - Bos, Archiefstukken, I, nr. 34-47 en reg.in v. - E.J.W. Posthumus Meyjes. Hervormd 's-Gravenhage in de negentiende eeuw. Kerkhistorische schetsen, 's-Grav. 1935, 35-55 en reg.in v. - M. van Rhijn, Gemeenschap en vereenzaming. Een studie over J.J.van Oosterzee, Amst. 1940, 26. - Uit de briefwisseling van CM. van der Kemp en H.J. Koenen (1833-1845), medegedeeld door M.E.Kluit. In: BMHGU, LXIII (1942), 12, 29, 42, 69, 97, 106, 184, 205 vlg.- A.van der Hoeven, O.G. Heldring, Amst. 1942, 95 vlg. - D. Kalmijn. A. Capadose, 's-Grav. 1955, reg.in v. - Kluit, Réveil, reg.in v. - Houders. Ernst en Vrede, 16 vlg., 84. - H.Algra, Het wonder van de 19e eeuw, 6e dr.. Fran. (1979).68- 72. - C.J.Toebes. Haagse hervormde historiën, Zaltbommel 1978, 273-288. - Dez.. Dominees-drama (dr.J.C.Zaalberg Pz. 1828- 1885), Den Haag 1983. 81. 85. 90. 101. 129. - De Cock. Verz. geschriften, reg. in v. - M . te Velde. A.Brummelkamp (1811-1888), Barneveld 1988, reg.in v. - DR, nr. 455.
A.DE GROOT
Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 4

Gezin 1

Huwelijkspartner: Johanna Verschuur geb. 1785 overl. 31 Aug 1819
Huwelijk: 14 MEI 1812 Baarn
Kinderen:
  Samuel Geijsbeek Molenaar Male geb. 4 Juni 1818 overl. 11 Dec 1899

Gezin 2

Huwelijkspartner: Elisabeth Jacoba Erissmann geb. 1788 overl. 7 Aug 1872
Huwelijk: 21 Sept 1826 Amsterdam