Hendrik Schroten

Geslacht: Man
Vader: Egbert Schroten
Moeder: Hendrikje Maria Meulink
Geboren: 15 Juni 1903 Zwollerkerspel
Overleden: 23 Dec 1978 Amersfoort
Religie: Ned. Hervormd
Beroep: predikant
Aantekeningen: SCHROTEN, HENDRIK, * Zwollerkerspel 15 juni 1903, t Amersfoort 23 dec. 1978. Zn. van Egbert Schroten en Hendrikje Maria Meulink. Stud. theol. Utrecht ca. 1923; dr. theol. Utrecht 1948 (promotor: J. Severijn). Herv. pred. Sluipwijk 1931, Suawoude en Tietjerk 1935, Rotterdam-Charlois 1938-1969 (emer.). Hij huwde op 15 juni 1933 te Reeuwijk met Marretje Carolina Theodora Heertjes (1906-1989).
S., die uit een geslacht van veehouders stam-de, sloot zich in de jaren '30 aan bij het "Ned. Herv. verbond tot kerkherstel"; vanaf 1936 was hij lid van het hoofdbestuur. De nadruk die daar werd gelegd op het herstel van het ambt en op de regeermacht van de ambtelijke vergaderingen, sprak hem aan. Hoewel hij zich in zijn latere leven geenszins afkerig betoonde van vernieu-wingen, verzette hij zich daarom in 1944 in de kerkeraad tegen het in gebruik nemen van de gezangenbundel-1938: de synode die haar had ingevoerd, was in zijn ogen slechts een bestuur-lijk orgaan en geen ambtelijke vergadering.
De kerkelijke ambten waren voor S. essentieel. Hij beschouwde ze als afgeleid van het ambt van Christus, waarin volgens S. de zekerheid van het heil gelegen is. Daarom hechtte hij zeer aan de handoplegging bij ambtsbevestiging. De consequentie daarvan was dat het ambt voor het leven geldt. Onverbrekelijk met deze opvatting verbonden was voor hem het absolute gezag van de Heilige Schrift, waaraan hij vaak een letter-lijke uitleg gaf. In zijn ambts- en Schrift-opvatting is hij verwant aan J. Koelman. Ook voor S. persoonlijk bepaalde het ambt, als pastor en als dienaar van het Woord, zijn leven. De aanzet tot de studie die leidde tot zijn omvangrijke proefschrift over J. Calvijn, lag in zijn ervaring als zielzorger: hij verwonderde zich over de schaarste aan geloofszekerheid bij stervenden en zieken.
De oorlog ging niet onopgemerkt aan S. voorbij: in het najaar van 1942 werd hij door de bezetter enkele maanden vastgehouden in Sint-Michielsgestel, omdat hij in een voorbede de koningin had genoemd.
Behalve als gemeentepredikant heeft S. in een groot aantal functies de Herv. Kerk in haar geheel gediend. Hij was lid van het prov. kerkbestuur van Zuid-Holland (1944-1951) en lid van de Alg. Synode. Voorts was hij assessor secundus van het moderamen van de synode en visitator-generaal. Verder maakte hij deel uit van menige raad of commissie, zoals die voor de grote steden (1945-1949), die voor het verband met andere kerken (1951-1954), die met betrek-king tot de vrouw in het ambt (1956-1957), die ter bestudering van de bestuurlijke vragen samenhangende met de ontwikkeling van de prov. kerkelijke arbeid (1962) en die voor de zaken van kerk en theologie (1965-1970). Ook was hij vele jaren secretaris van de commissie voor de nieuwe psalmberijming en namens de Herv. Kerk ook bestuurslid van de Interkerke-lijke Stichting voor de Psalmberijming (1969-1973). Hij pleitte ervoor naast de psalmen ook andere gedeelten van de Schrift te berijmen als gezangen.
S. maakte deel uit van het curatorium van "Kerk en Wereld" en tevens van een commissie van advies van het CNV. Ook plaatselijk en regionaal vervulde hij verschillende bestuurlijke taken. Na zijn emeritaat diende hij de gemeente van Ravenswaaij tot 1974 als bijstand in het pastoraat.
S. was lid van de Geref. Bond in de Herv. Kerk, maar nam daarbinnen een geheel eigen positie in. Hij wilde vooral met de Bijbel bezig zijn zonder dogmatische vooronderstellingen. Theologisch voelde hij zich verwant met J.G. Woelderink en trad daarom toe tot het werkver-band van Geref.-bondspredikanten, een kring rond deze theoloog. Toch legde hij eigen accen-ten. Zo heeft S., in tegenstelling tot bijna alle bonders, tijdens de synodevergadering vóór de Kerkorde-1951 gestemd. Grote moeite had hij evenwel met de vrouw in het ambt. Binnen de Herv. Kerk vervulde S. een brug-functie naar de Geref. Bond. Omdat voor hem de kerk in haar volle breedte en vooral het ambt zwaarder telde dan de richting, heeft hij met zijn publicaties in vele tijdschriften en bladen in dit opzicht een belangrijke rol gespeeld.
G e s c h r. : Onze roeping tot eenheid, Wag. [1932]. - Is 'kerkherstel' menschenwerk?, Wag. 1936 [n.a.J. - Met Th.L. Haitjema (e.a.), Kerkorde en ambt. Het ambt van den predi-kant, van den ouderling, van den diaken, Wag. [1937]. -Christus, de Middelaar, bij Calvijn. Bijdrage tot de leer van de zekerheid des geloofs. Utr. 1948 (diss.). - Met H. Goedhart: De vrouw en het ambt. Toelichting op de voorstel-len inzake de openstelling der ambten voor de vrouw, [ca. 1958] (z.p.). - Consideraties van de classicale vergaderingen der Nederlandse Hervormde Kerk in 1962 inzake: 150 Psalmen, proeve van een nieuwe berijming, 1966 (z.p.). -Mozes en Jezus, Kampen 1967. - Psalmberijming 1967. Geschiedenis van het ontstaan, 's-Grav. 1976. - Het boek Job, voor de gemeente verklaard, 's-Grav. 1986. - Openbaring van Johannes, voor de gemeente verklaard, 's-Grav. 1988. - De brief aan de Thessalonicenzen, voor de gemeente verklaard, Zoetermeer 1998.
Hij vertaalde: J. Calvijn, Uitlegging van de pastorale brieven. Opnieuw vertaald uit het Latijn naar de uitg. van Baum, Cunitz en Reuss, Kampen 1966 (Calvijns commentaren op de zendbrieven, [2]).
De anthropologie bij Calvijn. In: Waarheid, wijsheid en leven. Een bundel studiën opgedragen aan J. Severijn (...). Kampen [1956], 47-62. - Psalmen in nieuwe berijming, In: A.W. Lazonder (e.a.). Uit de werkplaats van het liedboek, 's-Grav., 1974, 17-37.
In KE: Nieuwe Psalmberijming, V (1950). 80-93; Gesprek over de Psalmberijming. V (1950), 146-154; Psalmberijming, klaarheid gewenst, V (1950), 207-216; Een oude poging tot nieuwe Psalmberijming, V (1950), 284-299; Synode en Psalmberijming, VII (1952), 215-222; Een vrijzinnige bijdrage, VIII (1953), 105-110; Kerk en Psalmberijming, VIII (1953), 150-154; Ambt en bediening, IX (1954), 11-23; Liturgie naar reformatorische stijl, XI (1956), 2-12; Die Psalm as kerklied, XII (1957), 15-25; Opleiding voor onze predikanten, gezien vanuit het colloquium, XIII (1958), 180-190. - In AT: Koningen uw voedsterheren, IV (1953), 145 vlg.; Ambt en gezag, VIII (1957), 18-31; Het ambt in de hui-dige discussie, IX (1958), 1-20; De nieuwe Psalmberijming, X (1959), 92-101; Komen wij nog uit met de tegenwoordige presbyteriale structuur van de kerk?, XII (1961), 166-180. -In 77?: De toorn Gods, VIII (1965), 88-104; Het stillen van Gods toom, VIII (1965), 147-164; De Tien Geboden in de catechese, IX (1966), 150-165; De kerk als volk Gods, XI (1968), 64-80. - Voorts artikelen in: Eltheto, OEV, Weekblad van de Nederlandse Hervormde Kerk, Hervormd Zuid. De Waarheidsvriend en WDt.
H s s.: Brieven [Tresoar Leeuwarden, NLMD en UB Leiden]. - Persoonlijk archief [GA Rotterdam].
Lit.: Touw, Verzet Herv. Kerk, II, 270-273. -Compendium Liedboek, reg. in v. - G.H. van de Graaf. Uit het leven van een gemeente in oorlogstijd. Hervormd Charlois 1940-1945, Leiden 1995, reg. in v. (met foto, 124). - J. van der Graaf, Delen of helen ? Kroniek van hervormd kerkelijk leven in en met de Gereformeerde Bond, 1951-1981. Kampen 2002, reg. in v. - Dez.. De Nederlandse Hervormde Kerk, belijdend onderweg 1951-1981-2001. Kampen 2003. reg. in v. - Herdenkingsartikelen: WDt, 3 febr. 1979 (E.J. Beens); De Waarheidsvriend, 4 jan. 1979 (J. van der Graaf): Hervormd Zuid, 5 jan. 1979 (G. Samson); 77?, XXII (1979). 55 (H. Jonker).
G. VAN DEN BERG
Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 6 (2006)

Gezin 1

Huwelijkspartner: Marretje Carolina Theodora Heertjes geb. 31 Aug 1906 overl. 1989
Huwelijk: 15 Juni 1933 Reeuwijk