Johan Valkhoff

Geslacht: Man
Vader: Cornelis Valkhoff
Moeder: Gerarda Koker
Geboren: 8 MRT 1897 Schiedam
Overleden: 21 Juli 1975 Amsterdam
Beroep: hoogleraar
Aantekeningen: Door de overplaatsingen van de vader moest het ouderlijk gezin enige malen verhuizen en het woonde achtereenvolgens in Aardenburg, Tilburg, Groningen en Maastricht, waar Valkhoff in 1916 eindexamen gymnasium deed. Aan de Universiteit van Amsterdam ging hij rechten studeren. Hij raakte vol geestdrift over de Russische Revolutie van 1917 en bedankte uit protest voor het studentencorps, toen dit deelnam aan Oranje-betogingen en anti-socialistische demonstraties. Met gelijkgezinden richtte hij in het voorjaar van 1919 de Bond van Revolutionair-Socialistische Studenten in Nederland op. Hij verkeerde hier in de kring van Jan en Annie Romein, Dirk Struik, Jef Suys, Jaap de Haas, Alex de Leeuw en anderen. 'Bond' was wel een wijdse aanduiding voor dit kleine groepje. Binnen de bond stelde Valkhoff zich uiterst links op. Weldra sloot hij zich aan bij de Communistische Partij in Nederland (CPN). Ook nadat hij de CPN verliet, bleef zijn interesse voor de Russische Revolutie en de Sovjet-staat groot. Na zijn afstuderen in 1921 voorzag hij als repetitor van rechtenstudenten in het onderhoud van zijn gezin. Verder leidde hij op voor Middelbaar Onderwijs-examens economie en staatsinrichting. Zijn leven lang zou hij naast zijn publicistische werk graag en veel les geven. Aanvankelijk wilde hij promoveren bij professor R. Kranenburg, maar deze werd in 1927 in Leiden benoemd. Derhalve werd Valkhoff in 1928 de eerste promovendus van W.A. Bonger op het proefschrift De marxistiese opvattingen over recht en staat (Groningen 1928). Het is een poging tot een zo zakelijk mogelijke reconstructie van de politieke en juridische opvattingen van K. Marx en Fr. Engels, die bij hen alleen fragmentarisch aanwezig zijn. Alvorens hier aan toe te komen besteedde Valkhoff de helft van het boek aan de Verlichting en aan G.W.F. Hegel. Het gaat om een historisch-materialistische interpretatie, waarop ook zijn promotor zich baseerde, maar andere opvattingen komen eveneens aan bod. Bovendien krijgt 'de terugwerking van de politieke en juridiese bovenbouw op de ekonomiese onderbouw en de wisselwerking tussen de verschillende gebieden van de ideologiese bovenbouw' alle aandacht. Als sociaal-democraat en marxist was Bonger Valkhoff daarbij zeer tot steun, maar hun opvattingen over democratie liepen ver uiteen. In De Socialistische Gids wijdde S. Mok een lange beschouwing aan de dissertatie. Hij heeft er veel goede woorden voor over maar de formulering van Valkhoff dat de staat altijd 'een instrument tot beheersching en onderdrukking van een bepaalde klasse door een andere' was, wees de recensent nadrukkelijk af. Ook van de dictatuur van het proletariaat, die Valkhoff in de geest van V.I. Lenin verdedigde, wilde Mok niets weten. Van communistische zijde was er eveneens lof, naast scherpe kritiek. Valkhoff werd eind jaren twintig duidelijk nog als een geestverwant gezien. In 1929 verscheen van Valkhoff een boekje De staatstheorie van het nieuwe Rusland (Groningen). Later volgde Twee nieuwe staatsvormen, Fascistische en sowjetstaat, Overeenkomst en verschil (Amsterdam 1935). Zijn interesse ging in de eerste plaats uit naar het Sovjet-communisme. Dit blijkt uit zijn vertaling van L. Trotski's Geschiedenis van de Russische revolutie (Amsterdam 1936) in vijf delen. Het boek stamde reeds uit 1930 maar Valkhoff noemde het een klassiek werk van de hand van een groot historicus en een begaafd schrijver. Trotski was in zijn ogen wel een groot revolutionair maar tijden van consolidatie en rustige opbouw stelden andere eisen aan het leiderschap: 'Stalin voldeed beter aan deze dan Trotski. Stalin verdrong Trotski en werd de leider bij de socialisatie, de collectivisatie en de vijfjarenplannen. Trotski was hierbij niet meer op zijn plaats'. De radiorede die Valkhoff over dit boek zou houden, werd door de Radio Omroep Controle Commissie verboden.
Valkhoff maakte deel uit van Unitas Multiplex, een debating-club voor afgestudeerden van overwegend linkse signatuur, waarvan ook Romein, H.J. Pos, H.C. Rümke, J. Tielrooy en H.A. Kramers lid waren. Het was de bedoeling zoveel mogelijk wetenschappelijke disciplines te verenigen vanuit een gemeenschappelijke interesse voor maatschappelijke vraagstukken. Politiek bewoog Valkhoff zich een aantal jaren in het bontgeschakeerde gebied tussen communisme en sociaal-democratie. Hij werkte incidenteel mee aan zeer diverse linkse periodieken als Bevrijding, De Jonge Gids, Fundament en De Nieuwe Weg. Samen met Henriette Roland Holst sprak hij op een conferentie van de Jongeren Vredes Actie in 1930 over de plaats van het geweld in de socialistische revolutie. Voor Valkhoff werd de moraal bepaald door de klassenverhoudingen. 'Geweld, dat de maatschappelijke vooruitgang steunt, deze werkelijk dient, is Marxisties gezien, moreel' gerechtvaardigd. Roland Holst verwierp het geweld, omdat dit degenen die het hanteren demoraliseerde. Valkhoffs band met de sociaal-democratie en de moderne vakorganisatie groeide. Dit blijkt uit zijn onderwijs aan het Instituut Kuyper voor schriftelijke en mondelinge leergangen, een min of meer particuliere kaderschool voor de moderne arbeidersbeweging, en de lessen die hij jarenlang zou geven aan de Troelstra Kaderschool van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen en de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Valkhoffs positie ontwikkelde zich van een uitgesproken communistisch tot een sociaal-democratisch standpunt van een bijzondere signatuur. Wel achtte hij het nu mogelijk dat het in de staat verankerde recht de positie van de zwaksten in de samenleving ten goede kon komen. Zijn geregelde medewerking vanaf 1934 aan het theoretisch orgaan van de SDAP, De Socialistische Gids waarvan zijn promotor Bonger de drijvende kracht was, markeerde zijn overgang naar de SDAP. Met zijn boek Abortus provocatus en strafwet (Haarlem 1933), dat vooral geïnspireerd werd door de aanvankelijk zeer voorlijke wetgeving op dit punt in de Sovjet-Unie, mengde Valkhoff zich in de discussie over abortus, die ook in sociaal-democratische kring gevoerd werd. In dit grondige, juridisch-sociologische onderzoek naar de doelmatigheid van het strafbaar stellen van abortus pleitte Valkhoff voor het legaliseren. Door vervolging kwam volgens hem abortus in de criminele sfeer terecht en vooral de armsten en sociaal-zwaksten werden hierdoor het meest getroffen. Bovendien kregen profiteurs en afzetters zo vrij spel. Het ging hem niet om de vraag of abortus zedelijk gerechtvaardigd was maar of deze een strafbaar feit moest blijven. Het lenigen van de sociale nood stond bij hem voorop en niet het vrije beschikkingsrecht van de vrouw over haar eigen lichaam. Dat was hem een te individualistische opvatting. Mensen waren maatschappelijke wezens en voor elkaar en het nageslacht verantwoordelijk. Vooral in roomse kring werd fel gereageerd op het abortusstandpunt van Valkhoff maar ook in sociaal-democratische kring stemde men hier niet unaniem mee in. Terwijl hij bijval kreeg van het echtpaar Wibaut, ging L. Heijermans, een vooraanstaand man in de SDAP, hiermee niet accoord. De ongeboren vrucht mocht niet vogelvrij verklaard worden. Zich inzetten voor het verbeteren van maatschappelijke toestanden en het veranderen van de moraal, waardoor het krijgen van natuurlijke kinderen geen schande meer zou zijn, werkte volgens Heijermans beter dan het legaliseren van abortus zoals Valkhoff dit wilde. Diens standpunt zou echter zegevieren. Valkhoffs interesse voor de sociale geschiedenis van het recht mondde uit in Een eeuw rechtsontwikkeling, De vermaatschappelijking van het Nederlandse privaatrecht sinds de codificatie (1838) (Amsterdam 1938, 19492) en werd later nog gevolgd door Rechtssociologische elementen in de Nederlandse rechtswetenschap van de XIXde eeuw (Haarlem 1955).
Door de bezetting eindigden Valkhoffs lessen aan het Instituut Kuyper en het Troelstra Kaderschool. Er kwamen ook minder studenten die behoefte hadden aan een repetitor, zodat hij blij was met lessen economie en privaatrecht aan het Montessori-Lyceum. Vlak na de oorlog werkte hij bij Het Vrije Volk, maar daarna brak een nieuw leven aan. Bijna vijftig jaar oud begon Valkhoff aan zijn universitaire periode en beëindigde hij zijn bemoeienis met de scholing van partij en vakorganisatie. Hij werd in augustus 1945 benoemd tot gewoon hoogleraar met als leeropdracht de inleiding tot de rechtswetenschappen, de beginselen van het burgerlijk recht, het handelsrecht, het faillissementsrecht en het publiekrecht van het bedrijfsleven. Op 12 november 1945 hield hij zijn oratie over de Ontwikkeling van het eigendomsrecht in oorlogstijd (Haarlem 1945). Hij vervulde verschillende universitaire bestuursfuncties. In deze jaren begon hij tevens met Helene Wolff aan een nieuw gezin met twee kinderen. Hij bleef een uiterst produktief auteur, die aan verschillende vaktijdschriften meewerkte. Bij zijn afscheid in 1967 publiceerde het tijdschrift Sociaal-Economische Wetgeving een speciaal nummer, waarin hij door vrienden en oud-studenten werd geëerd en M.G. Levenbach een overzicht van zijn leven gaf. Bovendien werd hem een geschilderd portret aangeboden. Valkhoff geldt als de pionier van de rechtssociologie. G. van Maanen is bovendien van mening dat zijn publikaties op het terrein van abortus en huwelijkswetgeving duurzame betekenis zullen houden.
Archief:
Het archief J. Valkhoff bevindt zich deels in het IISG (Amsterdam; vgl. Campfens2, 345) en deels (het zuiver juridisch deel) in het Juridisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam.
.
Publicaties:
De staatstheorie van het nieuwe Rusland (Groningen 1929); 'De strafzaak Giessen-Nieuwkerk' in: De Nieuwe Weg, 1929, 290-1; (met H. Roland Holst) Geweld en geweldloosheid in den strijd voor het socialisme. Rede gehouden voor het Religieus-Socialistisch Verbond te Amsterdam op zondag 23 maart 1930 (Den Haag 1930); Nederlanderschap en Sovjet-Unie (Haarlem 1933); Het vraagstuk van de abortus provocatus (Amsterdam 1934); Uitbreiding der echtscheidingsgronden (Amsterdam 1935); 'Trotzki's boek over de geschiedenis der Russische Revolutie' in: De Socialistische Gids, 1937, 616-22; Vruchtafdrijving of voorkomen van zwangerschap (Den Haag 1938); 'Willem Adriaan Bonger' in: De Nieuwe Stem, 1946, 107-13; 'Bongers werken' in: W.A. Bonger, Verspreide geschriften. Deel I (Amsterdam 1950) XXVI-LXXXVIII; Het huurbeschermingsbesluit in de rechtspraak (Zwolle 1946, 19502); De algemene maatregel van bestuur in het publiekrecht van het bedrijfsleven (Zwolle 1959); Inleiding tot het sociaal-economisch recht in Nederland (Groningen 1964); Wetenschap en onwetendheid in het privaatrecht (Zwolle 1966); Bibliografie in: G.E. van Maanen (1976) 355-62.
.
Literatuur:
S. de Jong, 'Een belangwekkend proefschrift' in: De Communist, 1929, 173-80; S. Mok, 'Marxisme, recht en staat' in: De Socialistische Gids, 453-61; G.E. Langemeijer, 'De plaats van Valkhoff onder de Nederlandse juristen' in: Sociaal-Economische Wetgeving, 1976, 420-4; M.G. Levenbacht, 'Johan Valkhoff' in: Sociaal-Economische Wetgeving, 1976, 411-9; G. van Maanen, 'Johan Valkhoff, van marxist tot sociaal-democraat' in: Recht en Kritiek, 1976/4, 339-54; G.E. van Maanen, 'Valkhoff, Johan' in: BWN I (Den Haag 1979) 597-8; J. de Bruijn, Geschiedenis van de abortus in Nederland. Een analyse van opvatttingen en discussies 1600-1979 (Amsterdam 1979); H. van den Brink, 'Johan Valkhoff (1897-1975)' in: T.J. Veen, P.C. Kop (red.), Zestig juristen (Zwolle 1987) 372-6; G. Harmsen, 'Marx-Rezeption in der niederländischen Sozialdemokratie' in: M. van der Linden (red.), Die Rezeption der Marxschen Theorie in den Niederlanden (Trier 1992) .
.
Zie het Valkhoff archief bij het IISG
Auteur: Ger Harmsen.
Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 8 (2001), p. 302-305.
Laatst gewijzigd: 00-00-2001

Gezin 1

Huwelijkspartner: Helène Ida Wolff geb. 20 Feb 1915
Huwelijk: 25 MEI 1945 Amsterdam

Gezin 2

Huwelijkspartner: Suze Meijboom geb. 3 Juni 1901 overl. 29 Nov 1983
Huwelijk: 27 Juli 1921 Amsterdam
Scheiding: 8 OKT 1942 Amsterdam