Odo Witsen

Geslacht: Man
Vader: Wilhelm Arnold Witsen
Moeder: Elisabeth van Vloten
Geboren: 27 Juli 1898 Ede
Overleden: 1982
Aantekeningen: Intussen had ik gesproken met een andere marsdeelnemer: Odo Witsen (geboren in 1898). Hem had ik al sinds de jaren vijftig niet meer gesproken. Aanvankelijk had hij enige moeite na te gaan wie ik ook weer was. Daarna spraken wij over zijn vader, de bekende schilderetser Willem Witsen, en over zijn moeder, een klein wijfje van rijke en adellijke komaf - ene van Vloten. Odo was in de anarchistische en antimilitaristische beweging altijd een bekende en zelfs ietwat beruchte figuur geweest. Dat beruchte zat - en zit - in zijn met opzet verwaarloosde uiterlijk. Het stoffelijke is niets, de geest is alles. Zijn kleding is doorgaans versleten en vaak gescheurd. Hij draagt sandalen aan zijn blote voeten - en soms heeft hij zelfs die sandalen niet eens aan -, terwijl hij zijn haren in zelfgeknipte stijl draagt. En met dit laatste is afgeknipt bedoeld, zodanig dat zijn haar niet in zijn gezicht hangt, maar voor het overige zonder model. Toen hij later zijn natuurlijke gebit verloor, weigerde hij prothesen te nemen. Bovendien liet hij zijn baard woekeren. En nu ziet hij er dan uit als een vogelverschrikker van klein formaat en heeft in Haarlem, zijn woonplaats, veel bekijks. Toch is hij de zachtaardigste mens die je je maar denken kunt.
Odo vertelde me dat hij zich die protestmars nog heel goed herinnerde. Hij wilde er onmiddellijk over spreken en zei dat hij zijn verhaal het beste kon doen aan de hand van een routebeschrijving - ja, Odo's geest is een waarlijk analytische! ‘Daar weet ik nog alles van,’ herhaalde hij opgewekt. Maar van de start in Amsterdam, waar ik zelf bij aanwezig was, wist hij zich niets meer te herinneren. Zelfs van de meppende smerissen was geen flard van een herinnering blijven hangen. Dan toch komt zijn verhaal op gang. Helaas blijft het een voortdurend stokken. En steeds maar plaatst hij vraagtekens bij hetgeen hij vertelt. Hij weet ook niet zeker meer of hij zelf op de vergaderingen onderweg sprak. En van een degelijke beschrijving van de route komt niets terecht, terwijl dat toch de ruggegraat van mijn beschouwing moet worden. Het kleed van Odo's herinneringen vertoont vele gaten. Opeens besef ik dat hij zich van die gaten niet bewust is. Zijn denken kiest beeld na beeld en het geheel is zìjn herinneringsfilm van de mars. Hij weet nog van een lekkere kaasmaaltijd, van de Andijkse wilde zwanen, van een meisje in Jubbega dat zich tot hem aangetrokken voelde. ‘Maar zij hield het niet vol.’ En van zijn rit op het wagentje toen hij kramp kreeg. Het zijn meer stemmingsberichten dan feitelijkheden.
Pszisko Jacobs De Protestmars 1937
Maatstaf. Jaargang 29 (1981)