Johan Leonard van Tricht

Geslacht: Man
Vader: Aleid Gerhard van Tricht
Moeder: Johanna Maria ter Haar
Geboren: 29 Dec 1883 Utrecht
Overleden: 15 Jan 1964 Arnhem
Beroep: predikant
Aantekeningen: T R I C H T , J O H A N L E O N A R D V A N , * Utrecht 29dec. 1883, t Arnhem 15 jan. 1964. Z n . van Aleid Gerhard van Tricht, generaal-majoor van het Ned. leger, en Johanna Maria ter Haar, onderwijzeres. Stud. theol. Leiden 1902. Herv. pred. Graft 1909, Neede 1911, Zutphen 1915-1918 (ambt neergelegd). Directeur openbare leeszaal Zutphen 1918-1919. Onderdirecteur Van Loghum Slaterus' Uitgeversmij. N . V . 1919, directeur 1920-1958. Hij huwde 1. op 15 apr. 1909 met Sophie Ernestine Kol (dit huwelijk werd op 13okt. 1927 door echLscheiding ontbonden); 2. op 22 aug. 1928 met Maria Geertruida Labrijn (dit huwelijk werd door echtscheiding op 3 okt. 1946 ontbonden); 3. op 13 nov. 1946 te Arnhem met Gijsbertha Ringeling (1919-1969).
Van T . kwam uit een intellectueel gezin. Zijn moeder was de dochter van B . ter Haar, herv. predikant te Nijmegen, en de kleindochter van B . ter Haar, hoogleraar kerkgeschiedenis te Utrecht, ook bekend als dichter. Het was primair uit rel. en culturele belangstelling dat Van T . theologie ging studeren, niet uit verlangen om predikant te worden. Hij was zeer muzikaal en speelde in het Leidse studentenorkest „Sempre crescendo". Ook ontwaakte in zijn studententijd zijn politieke en sociale belangstelling; hij werd overtuigd socialist. Hij zou dit zijn gehele leven blijven, zonder zich ooit partijpolitiek te binden. Belangrijk voor zijn ontwikkeling was zijn verblijf op het seminarie der kwakers in Woodbrooke. Hij werd lid van de in 1908 opgerichte vereniging „Oud-Woodbrookers in Holland", sedert 1912 naar de plaats van vestiging wel de Barchembeweging genoemd. Het predikantschap ervoer Van T . als een opgave. Zijn intellectuele en culturele interesses sloten niet altijd aan bij die van de bevolking. Huisbezoek en catechisatie gingen hem steeds meer tegenstaan. Daarentegen gaf hij graag cursussen o.a. (met zijn vroegere studiegenoot J . C . A . Fetter) over godsdienstige, culturele en literaire onderwerpen in het verenigingsgebouw van de vrijz.-hervormden in Zutphen.
Van T. behandelde onder meer het werk van R. Rolland, dat pas in Nederland was geïntroduceerd en hem boeide om het streven naar verbroedering tussen de Europese volkeren. De cursussen leverden het materiaal voor een uitvoerig artikel over Rollands tiendelige romancyclus Jean-Christophe in Onze eeuw (1918). Daaruit blijkt dat het Van T. in het christendom vooral ging om Christus als de in het hart van de mensen levende geestelijke realiteit, niet om de historische Jezus van de Evangeliën. Dat Van T. het ambt in apr. 1918 neerlegde vloeide ook voort uit dit toegroeien naar een meer algemene, niet kerkelijk bepaalde opvatting van religie. Zijn zich wijzigende rel. opvattingen kwamen ook tot uitdrukking in zijn activiteiten in Barchem.
Van T . behoorde tot de groep die vooral o.l.v. G . H . van Senden een universele en kosmische religie voorstond door te zoeken naar een synthese van diverse levens- en wereldbeschouwingen die tot een hoger niveau van rel. bewustzijn en nieuwe vormen van rel. gemeenschap zou moeten leiden. Behalve dat Van T. cursussen van deze groep leidde, werd hij voorzitter van het Woodbrookers-werkverband voor modern-rel. bewustwording, gemeenschap en cultuur, waarin deze stroming organisatorisch vorm kreeg. Toen zijn opvattingen steeds verder gingen (hij gaf ook het woord 'religie' op), bedankte hij als voorzitter.
Van Uitgeverij Van Loghum Slaterus te Arnhem heeft Van T. vele jaren het gezicht bepaald (van 1928 afhad hij alleen de leiding). Hij bouwde een fonds op met boeken over literatuur, religie, vrijz. protestantisme, rel.-socialisme, pedagogie, filosofie en psychologie. Na de Tweede Wereldoorlog hadden vooral humanisme, existentialisme en het werk van C . G . Jung zijn aandacht. Primair stond voor hem de bevordering van cultuur, niet de commercie. Zijn uitgaven kenmerkten zich door een uitstekende verzorging in alle eenvoud. Met auteurs hield hij voeling en met velen was hij bevriend. Zo heeft hij werk uitgegeven van W . Banning, N . Berdjajew, G . A . van den Bergh van Eysinga, H . T . de Graaf, J . Havelaar, G.J. Heering, B . de Ligt, H . de Man, K . P . Proost, G . H . van Senden, J . L . Snethlage, K . H . Roessingh en Henriette Roland Holst. Ook gaf hij de tijdschriften De Stem, Critisch bulletin. Het Kouter, en na de Tweede Wereldoorlog De nieuwe stem uit.
Als voorzitter van de Kon. Ned. Uitgeversbond en de Verkeerscommissie van de boekhandel is hij ook voor de uitgeverswereld in brede zin van betekenis geweest.
G e s c h r . : Jean-Christophe. In: Onze eeuw, XVIII/2 (1918), 257-298. - Voorts artikelen in Omhoog, o.a.: Eenige opmerkingen over autoriteitsgeloof en persoonlijke overtuiging, 1(1914), 10-21. L i t. : J.C.A. Fetter, Herinneringen, Arnhem 1958, 91. 103. 105. - J. Lindeboom. Geschiedenis van de Barchem-beweging MCMVIII-MCMLVIU, 1958 (z.p.), 47.49. 68, 76, 135-159. - E . G . Courrech Staal, De gedifferentieerden. Een hoofdstuk uil de geschiedenis van de Barchem-beweging, 1961 (z.p.). 10-14, 16, 18, 25. - N.A. Donkersloot, In memoriam J.L. van T. In: De nieuwe stem, XIX (1964). 129. - R. Boltendal. Boekmakers. Portretten van uitgevers, Amst. 1965, 45 vlg. - H. Noordegraaf. Zakenman en erudiet. J.L. vanT. - Portret van een uitgever. In: Tijd en en taak, nr. van 30 jan. 1993.
H . N O O R D E G R A A F

Gezin 1

Huwelijkspartner: Sophia Ernestine Kol geb. 1886
Huwelijk: 15 Apr 1909 Amsterdam
Scheiding: 13 OKT 1927 Arnhem

Gezin 2

Huwelijkspartner: Maria Geertruida Labrijn
Huwelijk: 22 Aug 1928

Gezin 3

Huwelijkspartner: Gijsbertha Ringeling geb. 1919 overl. 1969
Huwelijk: 13 Nov 1946 Arnhem