Marigje Wilhelmina Klomp

Geslacht: Vrouw
Vader: Willem Klomp
Moeder: Gerrigje Verburg
Geboren: 25 Juni 1922 Alkmaar
Overleden: 20 MRT 2010 Amersfoort
Aantekeningen: Last Name: Heijenga
First Name: Marigje Wilhelmina
Maiden Name: Klomp
Alias: MAP
Date of Birth: 25/06/1922
Rescuer's fate: survived
Nationality: THE NETHERLANDS
Gender: Female
Place during the war: Apeldoorn, Gelderland, The Netherlands
Rescue Place: Apeldoorn, Gelderland, The Netherlands
Rescue mode: Hiding Other
File number: File from the Collection of the Righteous Among the Nations Department (M.31.2/2819)
Marigje Klomp worked for an Apeldoorn-based underground group led by Arend Smit* and Aart van den Brink*. Smit was very active and Marigje, nicknamed Map, helped him accompany fugitives from Amsterdam to Apeldoorn and also assisted with maintaining the standards of health and welfare for between 60 and 100 hidden people. Marigje could always rely on her parents, Willem and Ger Klomp, to afford shelter to refugees with nowhere else to go. Geertruida Finkelstein-Shapiro, whose father was born in Safed, Palestine, and who lived in Amsterdam, was hidden with the Klomps for the last eight months of the war and Ruth and Henry Lewitz of Amsterdam also spent some time hidden with the Klomps. The Klomps received a small amount of money for food and provided hiding places under the floorboards and in the attic to be used in times of unexpected house searches. Map’s underground group also gave the fugitives something useful to do while in hiding. They provided them with materials to make little gifts that could be sold in shops. This small-scale cottage industry provided some income to support those in hiding and was never discovered.
On January 29, 1984, Yad Vashem recognized Marigje Wilhelmina Heijenga-Klomp as Righteous Among the Nations.
In memoriam mevrouw M .W. Heijenga- Klomp (1922-2010)
Op 20 maart 2010 overleed Marigje Wilhelmina (Map) Heijenga-Klomp. Zij was meer dan een halve eeuw nauw betrokken bij het wel en wee van de Oudheidkundige Vereniging Flehite en het gelijknamige museum.
In 1954 vestigde zij zich in Amersfoort. Na de festiviteiten rond het 700-jarig bestaan van de stad in 1959 werd zij lid van de Oudheidkundige Vereniging Flehite. Vier jaar daarna volgde haar benoeming tot voorzitter van de archeologische werkgroep.
In 1964 traden zij en mevrouw E. Bosch-van de Kolk als eerste vrouwen toe tot het bestuur van de Oudheidkundige Vereniging Flehite. Mevrouw Heijenga kreeg al snel het verzoek de archeologische verzameling te beschrijven. Ook werd haar gevraagd met een voorstel te komen voor een eigentijdse opstelling daarvan. Met succes want op 28 augustus 1968 werd de nieuwe opstelling officieel geopend. Dat gebeurde precies negentig jaar na de eerste tocht naar de grafheuvels op de Leusderhei, wat indertijd de aanzet vormde tot de oprichting van de latere vereniging Flehite. Daarnaast was zij onder meer betrokken bij de opgraving van de fundamenten van de Kamperbuitenpoort (1965). Ook werden ten tijde van haar bestuursperiode opgravingen gedaan in Driebergen en Rhenen. Daar werd een deel van de nederzetting bij het grote Frankische grafveld bloot gelegd.
Helaas raakte het bestuur intern meer en meer verdeeld. Er bestonden onder andere spanningen tussen pater dr. P. van den Bosch en mevrouw Heijenga omdat eerstgenoemde zowel bestuurslid als conservator was. Met als gevolg dat zij met nog enkele andere bestuursleden in 1969 haar ontslag nam. Het resterende rompbestuur werd kort daarop in een uiterst emotionele ledenvergadering naar huis gestuurd.
Er kwam nu een nieuw bestuur onder leiding van oud-burgemeester A.F.H. Buining van Leusden. Dat de keus op hem was gevallen, kwam door een ‘ingeving’ van mevrouw Heijenga. Volgens haar was hij de man die orde op zaken kon stellen. Dat bleek inderdaad het geval. Met behulp van de Junior Kamer Eemland wist Buining het pand Breestraat 76 aan te kopen en te laten restaureren. Bovendien realiseerde hij een bestuurlijke scheiding tussen de Oudheidkundige Vereniging en het museum door een nieuwe stichting in het leven te roepen voor het beheer van het museum. Daarvoor kwamen ook de noodzakelijke financiële toezeggingen.
Per 1 januari 1970 werd mevrouw Heijenga waarnemend conservator, eerst voor halve en later voor hele dagen. In afwachting van de komst van een directeur (het zou de eerste zijn in de geschiedenis van het museum) was zij verantwoordelijk voor de gang van zaken in het museum. Geen sinecure want de gebouwen waren bouwvallig en de bewaarcondities aller droevigst. Bovendien was er nauwelijks geld en werd de benoeming van de directeur steeds uitgesteld.
Kortom, mevrouw Heijenga stond er grotendeels alleen voor. Wel werd zij gesteund door een aantal vrijwilligers en ... haar dochter Trudi. Naast de lopende zaken moesten ook tentoonstellingen georganiseerd worden, liefst met een bescheiden catalogus. Dat lukte wonderwel. In 1973 trok het museum met de expositie Twee eeuwen kinderspeelgoed zelfs meer dan 10.000 bezoekers. Ook de collectie werd verrijkt met twee topstukken: de 18e-eeuwse Meissenschotel met een gezicht op de stad en het schilderij van J. Jelgerhuis van het interieur van de Sint-Joriskerk met doxaal uit 1826.
Na mijn aantreden als directeur eind 1976 kon zij het iets rustiger aan doen. Zij was in de daarop volgende jaren een uiterst loyale en onmisbare steun en toeverlaat voor mij. Ook toen zij niet meer in het museum werkte, deed ik nimmer tevergeefs een beroep op haar kennis en ondersteuning bij bepaalde projecten.
Zij hield zich in de laatste periode van haar 'museumleven' bezig met de bibliotheek en met het beantwoorden van vragen. Als geen ander had zij zich ingewerkt in de geschiedenis van Amersfoort en in allerlei aspecten van de museale collecties. Dat is des te opmerkelijk omdat zij door haar zwakke gezondheid nooit een reguliere opleiding had kunnen volgen. Zij had haar kennis verworven door zelfstudie, het volgen van cursussen, museumbezoek en dergelijke. Haar broze gezondheid was ook de reden dat zij in 1981 werd afgekeurd en vervroegd met pensioen ging.
Toen brak voor haar een nieuwe levensfase aan. Zij begon met onderzoek te doen, met name naar de Amersfoortse schilders. Publicaties daarover volgden: 'Jacob van Staverden en Casper van Wittel, twee schilders van Amersfoort in Rome', Flehite 21 (1991), pp. 34-39; 'Matthias Withoos (circa 1627-1703) en zijn kinderen. Een Amersfoortse schildersfamilie', Jaarboek Flehite VI (2005), pp. 108-131 en 'Jasper van Wittel (circa 1652-17360. Een Amersfoortse schilder in Italië', Jaarboek Flehite VI (2005), pp. 132-147.
Het was voor haar vanzelfsprekend de door haar verworven kennis genereus te delen met anderen zoals met Rosita Steenbeek voor haar boek Ander licht (Amsterdam 2009), dat gaat over de familie Withoos en Van Wittel. Ook zat zij in de redactie van de veertiendelige serie Ach lieve tijd. 900 jaar Amersfoort en de Amersfoorters (Zwolle 1986-1987).
Daarnaast publiceerde zij Nicolaas Wicart, 1748-1815. Landschapstekenaar en porseleinschilder (Alphen aan den Rijn 2003). Voor deze oeuvrecatalogus had zij honderden tekeningen opgespoord en bestudeerd bij particulieren, archieven en musea. Twee specifieke liefhebberijen van mevrouw Heijenga kwamen hier samen: oude tekeningen en porselein.
Op één schilder kreeg zij geen grip: Matthias Stom die in 1600 in Amersfoort geboren zou zijn en net als Van Wittel carrière maakte in Italië. Zij hoopte hem of zijn familie in de archieven terug te vinden. Het was, en dat wist zij, het zoeken van een speld in een hooiberg. Toch ging zij, tot vlak voor haar overlijden, vrijwel wekelijks naar Archief Eemland voor haar zoektocht. Al mocht zij Stom dan niet vinden, ze vond wel allerlei interessante, nieuwe gegevens over het verleden van Amersfoort. Dat boeide haar enorm.Zonder enige twijfel heeft mevrouw Heijenga een essentiële rol gespeeld in de geschiedenis van Flehite. Amersfoort in het algemeen en Flehite in het bijzonder hebben veel aan haar te danken. Haar verdienste voor Flehite en het (kunsthistorisch onderzoek werd erkend door het erelidmaatschap van de Oudheidkundige Vereniging in 1985 en de Flehiteprijs in 1998.
Ik prijs mij gelukkig Map Heijenga gekend te hebben. De gesprekken met haar hebben mij veel gebracht. Tot op het laatst van haar leven behield zij een levendige geest en stond zij open voor nieuwe ontwikkelingen. Zij was in alle opzichte een heel bijzondere vrouw.
- Burchard Elias
1 Zie over mevrouw Heijenga: B.G.J.E[lias], 'Bij het afscheid van mevrouw Heijenga als conservatrice', Flehite 13 (1981), p. 52; B.G.J. Elias, Flehite 1878-2003. Geschiedenis van een Vereniging en een Museum, Amersfortia Reeks
Historisch jaarboek voor Amersfoort en Omstreken. 2010

Gezin 1

Huwelijkspartner: Berend Pieter Heijenga geb. 25 Feb 1916
Huwelijk: 1941 Apeldoorn