Anna Maria Julia Bolle

Geslacht: Vrouw
Vader: Johann Theodor Bolle
Moeder: Maria Elisabeth Becker
Geboren: 29 Sept 1890 Osnabrück
Overleden: 5 MEI 1967 Amsterdam
Beroep: dienstbode, huishoudster
Aantekeningen: Last Name: Bolle
First Name: Anna Maria Julia
Date of Birth: 29/09/1890
Date of death: 05/05/1966
Rescuer's fate: survived
Nationality: THE NETHERLANDS
Gender: Female
Profession: HOUSEKEEPER
Place during the war: Leiden, Zuidholland, The Netherlands
Rescue Place: Leiden, Zuidholland, The Netherlands
Rescue mode: Supplying basic goods
File number: File from the Collection of the Righteous Among the Nations Department (M.31.2/7656)
Julia Bolle was born in Osnabrück, Germany and left for Holland in 1920, where she worked as a maid in various Jewish homes. She finally came to work for Robert Berg, the director of a well-known fashion house, “Hirsch,” in Amsterdam. Julia Bolle ran his home until 1935, when the 48-year-old Berg married Ellen Rector, a 28-year-old Jewish refugee from Germany. In 1938, Ellen gave birth to a son, André Lucas. Unable to pronounce Bolle’s name properly, he called her Oelle, and the name stuck. When the Germans made it illegal for Bolle to continue working for Jews she was officially dismissed, but actually remained in her position. In 1942, the Bergs decided to flee, but were reluctant to embark on such a dangerous journey with a young child. Thus, Julia volunteered to look after him while the parents tried to reach Switzerland via Belgium. She took the child to Leiden, South Holland, where they hid in a student residence, using the story that the boy’s real parents had left for the Dutch East Indies before the war and were stranded there. She found work as a maid. Unable to leave Belgium the Bergs were stuck in Brussels until the liberation in September 1944. At the same time, occupied Holland was heading toward the hunger winter and Julia decided to become a member of the Deutscher Frauenschaft in order to obtain double rations. She often walked to a farm outside Leiden to buy a glass of milk to keep in a thermos for André. She also begged for food from the Germans in order to feed the child. After the war the Bergs returned to Amsterdam and Julia became their housekeeper again.
On September 29, 1997, Yad Vashem recognized Anna Maria Julia Bolle as Righteous Among the Nations.
Epiloog: ode aan Julia Bolle, een Duitse dienstbode'
Veel vrouwen die als Duits dienstmeisje naar Nederland kwamen, hebben met grote inzet deelgenomen aan dit onderzoek. Ook hun kinderen en de kinderen van hun voormalige
werkgeefsters reageerden op mijn plannen voor dit boek. Een van hen was André Berg.
Zijn herinneringen aan de inmiddels gestorven Julia Bolle maken dit levensverhaal - dat de afsluiting vormt van dit boek- tot een ode aan een Duitse dienstbode.
'Ik noemde haar Oelle. Er werd bij ons nog vrij veel Duits gesproken en zij werd Fräulein genoemd. Als klein jochie heb ik dat verbasterd tot Oelle: Fräulein, Oilein, Oile, Oelle, zo is dat ontstaan.'3 De heer Berg heeft ons gesprek gedegen voorbereid: documenten en foto's liggen gereed op tafel, als ik met hem en zijn vrouw spreek over het leven van deze voormalige Duitse dienstbode die in 1966 is overleden.
Haar paspoort laat zien dat Oelle op 29 september 1890 in Osnabrück werd geboren als Anna Maria Julia Bolle. Tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelde haar verloofde 'en daarna heeft ze kennelijk niet meer willen trouwen,' meent André Berg. Rond 1920 kwam Julia Bolle naar Nederland en heeft daar uitsluitend bij joodse families gewerkt. Zelf was ze evangelisch-luthers opgevoed, maar zij was niet belijdend. Na de familie Roskam in het Gooi kwam ze bij de familie Gerzon in Amsterdam, om ten slotte als huishoudster bij de heer Berg in betrekking te komen, eveneens in Amsterdam.
Toen Julia Bolle bij deze directeur van het modemagazijn Hirsch in dienst trad, verheugde zij zich op het werken bij een alleenstaande heer die de huishouding geheel aan haar overliet. Ze genoot alle vrijheid tot het moment dat hij in 1935, op 48-jarige leeftijd, alsnog besloot in het huwelijk te treden met de twintig jaar jongere Ellen Rector. De bruid was in 1933 als een van de eersten Duitsland ontvlucht, zodra ze zich realiseerde dat haar leven als joodse vrouw gevaar liep. Met de komst van de nieuwe mevrouw Berg veranderde de positie van Fräulein Julia, die tot dan toe aan het hoofd van de huishouding had gestaan.
Volgens de overlevering zou zij ernstig hebben overwogen van betrekking te veranderen, maar op haar leeftijd en in deze jaren was het niet zo eenvoudig iets passends te vinden.
Na de geboorte van André in 1938 was er geen sprake meer van vertrek.
Julia Bolle bleef in het gezin Berg, ook toen zij van Duitse zijde te horen kreeg dat zij niet langer bij joden in dienst mocht blijven. Formeel werd het dienstverband beëindigd en verhuisde zij naar de buren,5 maar de facto veranderde er weinig: zij bleef werkzaam in de huishouding van het gezin Berg, ook na het uitbreken van de oorlog. De dreiging van de jodenvervolging werd echter zo groot, dat het echtpaar Berg in 1942 besloot naar Zwitserland te vluchten. 'Hoe moet het dan met het kind?' was de vraag waarmee Julia Bolle op het voornemen van haar werkgevers gereageerd zou hebben. Een illegale reis met zo'n kleine jongen bracht immers veel extra risico's met zich mee. Het verhaal gaat dat de Duitse hulp zonder enige aarzeling reageerde op het verzoek of zij de zorg voor André op zich wilde nemen.
'Nu zijn we dus in 1942. Mijn ouders hebben valse papieren en vertrekken met de bedoeling via België naar Zwitserland te vluchten, en ik blijf bij Oelle,' begint André Berg het verhaal over de oorlog dat zijn beeld van Julia Bolle heeft bepaald. We volgen haar levensverhaal door zijn ogen. Samen met Oelle ging de vierjarige André naar Leiden, waar ze in een studentenhuis in de Hugo de Grootstraat bij mevrouw Van Altena konden onderduiken. 'Niet in de zin dat ik niet op straat kon komen, maar wel dat ik in een andere omgeving was, met een andere identiteit. Mijn ouders waren, zo was mij verteld, in Nederlands-Indië. Dat was een verhaal dat op mij als klein jochie niet zo vreemd overkwam, want in dat studentenhuis waren ook studenten met ouders in Indië.' Voortaan heette hij André Lukas. Hoe de relatie met Oelle naar de buitenwacht werd gepresenteerd, kan hij zich niet herinneren: 'Ik zal wel een neefje van haar zijn geweest of wat ook.
Financieel was het nodige geregeld met een dominee die tapijten, tafelzilver en andere spullen uit het ouderlijk huis in bewaring had gekregen. Die konden te gelde worden gemaakt ten behoeve van André en Oelle. Alleen wist de dominee zich steeds minder van de afspraak te herinneren naarmate de oorlog voortschreed. 8 Omdat zij voor het kind geen distributiebescheiden kreeg en dus veel zwart moest kopen, zocht Oelle toen naar mogelijkheden om geld te verdienen.
Vanaf 1942 tot het eind van de oorlog werkte ze als huishoudster bij het gezin van de Leidse hoogleraar Kloeke op de Wittesingel en later ook bij het hoogleraarsgezin Böhl. In beide gezinnen waren kinderen van André' s leeftijd. Terwijl Oelle in de huishouding hielp, kreeg de jongen de kans met deze kinderen op straat te spelen. Op die manier zorgde ze niet alleen voor brood op de plank, maar voorkwam ze ook dat André in een isolement terechtkwam. Later zou zij een plaats voor hem op de kleuterschool weten te organiseren.
'Ik zag er ook niet heel erg joods uit, dus dat was geen probleem,' merkt André Berg hierbij op.9 Er waren wel andere complicaties, bijvoorbeeld als André naar een dokter moest: 'Wie ben je dan? Waar sta je ingeschreven? Papieren? Dat was er allemaal niet. Maar dat heeft ze allemaal weten te camoufleren. Bij Kloeke wisten ze natuurlijk precies hoe de situatie was en de Böhl' s zullen het ook wel geweten hebben.
Onderwijl waren de heer en mevrouw Berg gestrand in België. Daar ontmoetten zij een Nederlandse ingenieur, die voor de spoorwegen werkte en geregeld in de Belgische hoofdstad moest zijn. De man bleek te vertrouwen en hij was bereid contact te leggen met Oelle en André. Zo ontstond er een briefwisseling tussen Brussel en Leiden: Oelle schreef in het Nederlands zogenaamd aan haar vriendin Tini over haar leven met 'Ponneke'. Het waren van die wat onhandig gekozen camouflages om te voorkomen dat er problemen ontstonden als de brieven in verkeerde handen zouden raken. Dat was ook de voorwaarde waaronder de Nederlandse ingenieur bereid was deze verboden boodschappen over te brengen.
André Berg leest voor uit een bewaard gebleven brief van 17 januari 1944 van Oelle aan 'Lieve Tini' vol lyrische beschrijvingen van 'Ponneke' die al zo goed cijfers kan schrijven en een 'echte wijsneus' is met een 'gezond verstand'. Dat hij daarnaast over 'een teer romantisch zieltje' beschikt, illustreert zij met een anekdote over twee krokusbollen: 'Het eerste bloemetje kwam vanmorgen uit, riep hij, wat is dat mooi, het is om te huilen en werkelijk kreeg hij traantjes in zijn oogjes.' Oelle meldt verder dat ze zelf gezond is en voor de kleine jongen levertraan en vitaminetabletten krijgt, en dat haar 'alle mogelijke hulp in deze zorgelijke tijden' wordt geboden. 'We hebben geen weelde, maar eten en slapen goed.
De brief, die ook laat zien dat het schrijven in de Nederlandse taal haar niet moeiteloos afging, eindigt met: 'Schrijf me maar weer gouw, we denken veel aan jullie. Heel veel liefs van ons bijden en een dikke pakkert van Ponneke, je Oelle.'12 Deze brief aan lieve Tini ging gepaard met tekeningen van André. 'Die liet Oelle mij maken om aan mijn ouders te laten zien en daar schreef zij dan op: "Ponneke' s eerste tekeningen", en "heel veel kusjes lieve mammie". Dat had ik dan kennelijk gezegd, of dat had Oelle mij in de mond gelegd.
En een foto die kennelijk in Leiden is gemaakt, is ook met die spoorwegingenieur meegegaan.
Brussel was al in september 1944 bevrijd, maar in Leiden moesten ze de hongerwinter nog zien door te komen. 'We maakten lange wandelingen naar een of ander cafeetje ver buiten Leiden aan de Vliet, waar je één glas melk per persoon kon krijgen en ter plaatse nuttigen.
- Dan goot ze haar eigen melk in een thermosfles en die kreeg ik de volgende dag, herinnert André Berg zich. 'In de hongerwinter heeft ze lopen bedelen langs Duitse auto's aan de Wittesingel, ik zie het nog voor me. Zij, als Reichsdeutsche, als arische Reichsdeutsche, om het maar eens compleet te zeggen, heeft daar van haar mede-Duitsers eten losgepeuterd.
Voor haarzelf en voor mij, maar meer voor mij dan voor haarzelf.' Steeds weer benadrukt de heer Berg het zelfopofferende karakter van de liefde waarmee Oelle onder deze barre omstandigheden voor hem heeft gezorgd.
Hoe dreigend de omstandigheden konden zijn, wordt geïllustreerd door zijn verhaal over een onverwachte inval van de Duitse bezetters op zoek naar illegale lectuur die ook daadwerkelijk vanuit hun huis werd verspreid. Het liep goed af, maar het maakte duidelijk dat deze omgeving, die juist door haar verzetshouding bescherming bood aan Oelle en het joodse kind, om dezelfde reden een risico voor hen vormde. Toch wisten ze zich vooral gesteund door de kring van antifascistische studenten en academici om hen heen: 'Meneer Bijl - die nu hoogleraar is in Engeland, als ik me niet vergis - zei tegen Oelle: "Als het werkelijk gevaarlijk wordt, roep je me maar. Ik verstop hem in m'n rugzak en dan breng ik hem door de steegjes achter wel weg."
Achteraf signaleert André Berg de dubbele positie die Oelle innam in deze academische kring: 'Ze werkte bij mevrouw Kloeke als huishoudster, maar het was toch ook - en dat hebben we na de oorlog gemerkt - gewoon een vriendschappelijk contact.'16 Het respect dat haar houding en haar positie als pseudo-moeder van André opriep, zal het verschil in herkomst en milieu gedurende de oorlogsjaren naar de achtergrond hebben verdrongen, maar verdwenen was het zeker niet. In ons telefoongesprek roemt mevrouw Kloeke vooral het 'bescheiden karakter' van Oelle. Julia Bolle kende haar plaats, ook toen.
Mevrouw Kloeke heeft mij nog iets anders verteld, dat ik aan André Berg voorleg: Zij meent zich te herinneren dat Oelle op een zeker moment lid is geworden van de Deutscher Frauenschaft, om makkelijker aan voedselbonnen te kunnen komen en eventuele verdenkingen te kunnen afwenden. ''Dat zou best kunnen,' antwoordt André Berg. 'Ik herinner het me niet meer, maar nu u het zegt ... Dat brengt me op de dagen van de bevrijding: ik herinner me uit verhalen dat ze duidelijk in de rats heeft gezeten over wat er met haar zou gebeuren.
- Nadat die Duitsers waren weggetrokken, was Oelle bang dat zij als Duitse met haar Duitse accent ... - dat ze zouden zeggen: "Hier heb je er nog één.'' Maar dat is helemaal nooit gebeurd, want ik denk dat iedereen wist waar zij stond. - En niet te vergeten: in het studentenhuis waar wij woonden was bekend wie die Reichsdeutsche was met dat kind.
De opstelling van Oelle tijdens de oorlog vormde volgens André Berg nooit 'een punt van afweging': 'Ik heb het gevoel dat voor haar die keus helemaal geen keus is geweest; dat was duidelijk. Ze stond niet aan de Duitse kant, en ik denk dat dat komt door haar grote mate van rechtsgevoel en humanitair gevoel van "dit kan niet en dit vind ik niet acceptabel".
Zoals gezegd: ze had daarvoor bij twee andere joodse families gewerkt en dat kan ook bepalend zijn geweest voor haar keus.
Julia Bolle's keuze voor haar joodse werkgevers en vooral voor hun kind moet voortgekomen zijn uit een persoonlijke loyaliteit, die op dat moment politieke consequenties had.
Politiek met een hoofdletter interesseerde Oelle immers niet: 'Daar wist ze ook niets van, en ze bemoeide zich er niet mee.' Deze indruk wordt bevestigd door het verslag van de rapporteur die na de oorlog haar naturalisatieverzoek in behandeling had. Hij vermeldt over de oorlogstijd dat Julia Bolle van 1941 tot Dolle Dinsdag gedwongen lid was van het Deutsche Arbeitsfront en uit hoofde daarvan 'dubbele bonkaarten' heeft ontvangen, die zij echter aan het kind heeft besteed: 'Zij heeft op geen enkelen wijze van haar "Duits zijn" geprofiteerd en behalve de verzorging van het Joodse kind van haar werkgever heeft zij niet deelgenomen aan het verzet.'
Uiteindelijk werd ook Nederland bevrijd, maar de grens bleef voorlopig nog gesloten.
Het echtpaar Berg wist het echter zo te organiseren, dat een kennis die als officier in de militaire staf zat in zijn jeep naar Leiden reed om hun kind op te halen en mee naar Brussel te nemen. 'Dat heeft geleid tot grote huilpartijen van mijn kant, want ik was meer aan Oelle verknocht dan aan die ouders in dat verre Indië. Want zo was het verhaal. Oelle heeft ook dat met enorm veel tact en gevoel opgelost. Zodra de bevrijding kwam, liet ze me de foto's zien die ze nog had van m'n ouders, en ze heeft me verteld wie mijn ouders waren en hoe ik heette en ... op een gegeven moment wilde ik dan wel mee, mits ik mijn chocolaatjes die ik bij de Zweedse voedseldroppings gekregen had mocht meenemen.'
Onder die conditie vertrok André naar België, terwijl Oelle in Nederland achterbleef.
Nadat zijn vader als eerste met het Rode Kruis naar Amsterdam was teruggekeerd, volgden André en zijn moeder en ten slotte is Oelle er ook weer 'als vanzelfsprekend' bijgekomen: 'En sindsdien had ik twee moeders: één kind zonder broers of zusters, maar wel met twee moeders - en ik zou tot de dag van vandaag niet weten wie meer of minder belangrijk was en van wie ik het meeste hield.'
Na de oorlog- 'toen het leven weer normaal werd,' zoals André Berg zegt-werd de draad opnieuw opgepaln en leefde Oelle weer als huishoudster bij de familie Berg. 'Voor haar gold, en ik citeer haar min of meer letterlijk: "De oorlogsjaren waren de mooiste jaren van mijn leven." Dat klinkt heel merkwaardig, maar de betekenis is duidelijk: dat waren de jaren dat ze mij alleen had. In die jaren had ze de volledige verantwoordelijkheid voor haar kind. Op zichzelf is het natuurlijk moeilijk geweest om dat na de oorlog weer op te geven.
Maar dat gold ook voor mijn moeder, die een hiaat had waarin ze mij niet heeft gezien en niks kon bijdragen aan mijn vorming. Daarna was er weer een soort deling. Als ik als schooljongetje naar huis kwam, riep ik "mammie thuis?", "Oelle thuis?". Zoals een normaal kind vraagt of mammie er is, zo vroeg ik naar twee.'
1s die verhouding tussen die twee altijd goed gebleven?' 'Nee ... dat botste ook wel. Mijn moeder kon nogal impulsief en fel van leer trekken en Oelle kon koppig zijn. Dan was mijn vader weer de overkoepelende figuur. .. Er is slaande ruzie geweest. Dan zaten ze mekaar bijna in de haren.' Op dit moment mengt de vrouw van André Berg zich voorzichtig in ons gesprek om op de a-symmetrische verhouding tussen mevrouw Berg en Oelle te wijzen: 'Kijk, als huisvrouw en moeder win je zo'n strijd natuurlijk altijd. Dat was een oneerlijke strijd.'24 Daar stond tegenover dat mevrouw Berg voor altijd bij haar dienstbode in het krijt stond vanwege haar rol in de oorlog.
Oelle moet zich hiervan bewust zijn geweest, te oordelen naar wat André Berg daar nog over vertelt. Hij wijst op een naoorlogse foto van Oelle in een wit schort: 'Ze liep altijd in een spierwit schort rond, de hele dag. Daar liep ze ook mee op straat, tot groot ongenoegen van mijn moeder die dat niet meer passend vond. Maar ze manifesteerde zich in dat opzicht heel bewust als huishoudster. Ze ging om de hoek boodschappen doen met haar schort aan.'25 Na de oorlog at Oelle normaal gesproken mee aan tafel. Maar als er ook maar één gast was, trok ze zich terug. 'Dan wou ze nooit binnen eten bij ons. Dat vond ze lastig, want ze moest in de keuken zijn en bij het eten blijven, en ... ' 'Dan maakte ze een scheiding ... '
'Dan maakte ze zelf een scheiding. - Niemand ging de keuken voorbij zonder eerst Oelle goeiendag te zeggen. - Degenen van de familie die na de oorlog zijn teruggekomen kenden Oelle; ze wisten wat er gebeurd was en wat ze voor mij had betekend.'
Mevrouw Berg vult aan: 'Waar Oelle erg kien op was als er eters geweest waren, waren de fooien. Maar die gaf ze aan m'n man.' 'Ja, dat was heel dubbel,' reageert de heer Berg.
'Ze was aan de ene kant, ja, werd ze toch tot de familie gerekend, aan de andere kant was ze er buitengewoon op gesteld dat ze als appreciatie voor haar kunnen een fooi kreeg. Ze had hele uitgesproken meningen over vrienden van mijn ouders die dat niet deden. Die deugden niet. En dat zei ze ook. Maar het ging haar helemaal niet om het geld. Want de volgende dag zei ze: "Ik heb een heleboel fooi gehad en die is voor jou."
In 1958 verliet André het ouderlijk huis om te gaan studeren. Dat was ook het moment waarop zijn ouders besloten te verhuizen en Oelle een eigen woning betrok op de Overtoom. 'In dat jaar is Oelle als het ware met pensioen gegaan,' zegt André Berg. Later heeft Julia Bolle nog in een bejaardenhuis aan de Roeterstraat gewoond, waar zij dementeerde en uiteindelijk in mei 1966 stierf. De oude meneer Berg zorgde ervoor dat zij op de algemene begraafplaats Zorgvlied werd begraven. Daar rust de tot Nederlandse genaturaliseerde Julia Bolle, die te kennen had gegeven dat ze niet in Duitsland begraven wilde worden.
uit: Barbara Henkes - Heimat in Holland. Duitse dienstmeisjes 1920-1950