Cornelis Vonk

Geslacht: Man
Vader: Evert Vonk
Moeder: Gerardina Christina Broer
Geboren: 13 MEI 1904 Gameren
Overleden: 22 Nov 1993 Schiedam
Aantekeningen: VONK, CORNELIS, * Gameren 13 mei
1904, t Schiedam 22 nov. 1993. Zn. van Evert
Vonk, pred., en Gerardina Christina Broer.
Stud. theol. V U Amsterdam 1923. Geref. pred.
Baarland 1929. Schiedam 1932-1944 (afgezet).
Vrijgemaakt geref. pred. Schiedam 1944-1968.
Ned. geref. pred. Schiedam 1968-1973 (emer.).
Hij huwde op 7 febr. 1929 te Baarn met Rijkje
van Hall (1904-1988).
De drie jaren van zijn predikantschap in
Zeeland waren voor V. bepalend. Hij kreeg oog
voor de kloof tussen de intellectualistische
begrippen van de scholastische theologie, die in
zijn tijd in het dogmatisch onderwijs aan de VU
een belangrijke rol speelden, en het levende,
praktische, voor- en bovenwetenschappelijke
spreken van de Schrift. Vooral de publicaties
van A. Janse, met name diens Van de rechtvaardigen,
gaven hem de sleutel tot de Schrift in
handen: zij is van a tot z het Boek van Gods verbond
met zijn volk, zoals op de titelpagina van
de Statenbijbel al eeuwen vermeld stond. Later
vond hij steun in de werken van J.G.
Woelderink. "Janse en Woelderink hebben mij
het verbond leren zien."
Ook in Schiedam stuitte V. op subjectivistische
geloofstwijfel. Om de gemeente daartegen
te wapenen en de ouderlingen de juiste visie op
de gemeente te geven, schreef hij zijn beide boeken
Huisbezoek in Gods gemeente en Huisbezoek
naar Gods geboden. Dit tweede vond hij later
als leidraad enigszins wettisch. Reeds in deze
boeken keerde hij zich tegen het scholastieke
wedergeboortebegrip en de theol. beschouwing
van een in- en uitwendige zijde aan Gods verbond.
In 1936 werd hij hiervoor door een synodale
commissie berispt. Jaren later werd hij echter
in zijn overtuiging bevestigd door de ontdekking
van de oud-oosterse verdragsteksten, die
met bijbelse verbondsteksten overeenstemden.
Mede belast met de redactie van het Schiedams
kerkblad begon V. daarin met het parafraseren
van Gal., een oude methode die toen als
nieuw ervaren werd. Hieruit is de serie
Paraphrase Heilige Schrift gegroeid, waarin V.
vijf deeltjes voor zijn rekening nam. In zijn
pastoraat kwam hij altijd met het Woord van
God: "Een broodbezorger moet brood achterlaten''.
V. keerde zich tegen de synodale leeruitspraken
over de veronderstelde wedergeboorte als
grond voor de kinderdoop en het daarmee
gepaard gaande nieuwe kerkrecht, dat sinds
1926 (zaak-Geelkerken) het z.g. doleantie-kerkrecht
had vervangen. Met brochures en op vele
voorlichtingsvergaderingen in Zuid-Holland
trachtte V. de dreigende kerkscheuring te voorkomen.
Hoewel hij hierbij naast K. Schilder
kwam te staan, was V . een te zelfstandige geest
om als leerling van Schilder aangeduid te kunnen
worden. In 1944 werd hij met zestien medeambtsdragers
afgezet. Bijna 1200 gemeenteleden
bleven hem trouw. Na een eerste afzonderlijke
kerkdienst deden zij een dringend beroep op de
kerkeraad dit de laatste gescheiden dienst te
doen zijn. maar dit verzoek werd afgewezen. V .
had de vrijmaking willen voorkomen. Tot zijn
vreugde herriepen de geref. kerkeraden van
Schiedam en Vlaardingen in 1965 mei leedwezen
de afzettingen van 1944. Deze uitspraak had
geen verdere toenadering tot gevolg. Daarvoor
waren beide kerken inmiddels te ver uiteen
gegroeid. V. is Schiedam altijd trouw gebleven.
Toen het blad Reformatie stemmen, waarin hij
publiceerde, samenging met De Vrije Kerk,
werd V. hoofdredacteur (1946-1948). Als zodanig
stond hij aan de wieg van het Nederlands
Dagblad, dat als Gereformeerd Gezinsblad is
voortgekomen uit De Vrije Kerk.
Toen de kerkstrijd aan het eind van de jaren
'40 luwde en nadat hij de redactie van De Vrije
Kerk had neergelegd, zette V. zich aan wat zijn
levenswerk zou worden, het schrijven van De
voorzeide leer, een serie voor gemeenteleden
begrijpelijke leer- en leesboeken over de Heilige
Schrift en de geref. belijdenisgeschriften. Hij
begon met het klassieke doopformulier en de
Heidelbergse Catechismus, die hij sterk vanuit
de Schrift verklaarde. Hierna volgde zijn brede
verklaring van de Ned. Geloofsbelijdenis vanuit
haar historische context en met name uit de werken
van Calvijn en G. de Brés.
Tegenover de accentuering van het unieke
karakter van de eigen kerkgemeenschap, zoals
die in de jaren '50 in de vrijgemaakte geref. kerken
opkwam maar die door hem als kerkisme
werd ervaren, stelde V . dat art. 29 van de Ned.
Geloofsbelijdenis met de valse kerk uitsluitend
de Roomse kerk anno 1561 op het oog heeft. In
eigen kring werd deze verklaring hem door
velen niet in dank afgenomen, evenmin als zijn
waarschuwing tegen kerkelijke tirannie, die hij
bij de bespreking van art. 32 liet horen.
Zijn diepste vreugde beleefde V. aan de verklaring
van de Heilige Schrift, zowel met de
mond - zijn preken muntten uit door helderheid
- als met de pen. Tussen 1960 en 1991 gaf hij in
De voorzeide leer een toelichting op 33 bijbelboeken.
De breedste behandeling kregen de vijf
boeken van de Thora, z . i . het fundament van de
Heilige Schrift waarop alle volgende bijbelboeken
steunen; hij meende zich daarna tot de boeken
van de profeten te kunnen beperken.
Bestudering van Lev. 17:11 bracht hem tot het
schrijven van zijn brede excurs over de theorie
van een onsterfelijke ziel (Leviticus, 25 vlg., 49-
161). Voortbouwend op het werk van Janse ging
hij ervan uit dat blijkens Gen. 2:7 de mens een
levende ziel wérd (niet: kreeg) en dat die ziel
kan sterven (de dode ziel). Hij onderscheidde het
leven door de Geest dat de gelovigen nu reeds
leiden, van het eeuwige leven dat zij in de
opstanding zullen ontvangen. Volgens V . bezitten
de gelovigen alle door Christus verworven
weldaden, ook het eeuwige leven, in belofte, in
het geloof. Later vatte hij zijn visie samen in De
doden weten niets (1969). V. erkende dat hij
toen pas de samenhang zag tussen de leeruitspraken
uit 1942 over de wedergeboorte van
kleine kinderen en die over de onsterfelijkheid
van de ziel: de laatste diende als draagster voor
de eerste. Hij zag hierin gnostiserende tendensen,
waarvoor hij sindsdien waarschuwde:
"Ach, welk stuk van het Christelijk geloof (...)
is door het kankergezwel der Gnostiek (2 Tim.
2:17) nu niet aangetast?", vgl. Numeri, 230-234.
Vanwege zijn hoge leeftijd volstond hij bij het
boek Openb. met zijn eigen visie: dit boek verkondigt
de vloek van het verbond over het
Messias verwerpende Jeruzalem en troost de
gelovigen uit Israël en de volken met de neerdaling
van Nieuw-Jeruzalem.
Ondanks zijn veelgeprezen commentaren op
de confessie werd V. vanwege zijn visie op de
tussentoestand in de vrijgemaakte kerkelijke pers
beschuldigd van ontrouw aan de belijdenis.
Hiertegen verdedigde hij zich in de brochures
Trouw blijven en De substantie van de catechismus.
Belangrijker vond hij de vraag naar de
bron van de twisten waaronder de chr. gemeenten
vanaf de apostolische tijd geleden hadden.
Hij wees daarvoor in Leviticus (386-472) op de
eeuwige dreiging van wetticisme en judaïsme.
Opnieuw slaagde hij er niet in een kerkscheuring
te voorkomen. In 1968 werd hij met zijn
gemeente buiten het verband van de Geref.
Kerken (vrijgemaakt) geplaatst en opgenomen in
dat van de Ned. Geref. Kerken. In 1975 mengde
hij zich met zijn brochure Éénmaal
Pinksteren voor de laatste maal in de kerkelijke
actualiteit.
G e s c h r. : Huisbezoek in Gods gemeente. Kampen
[1941]. - Huisbezoek naar Gods geboden. Kampen [1943]. -
De doden weien niets, Fran. 1969.
In de serie De voorzeide teer. Doopformulier, Heidelbergse
Catechismus, II, Schiedam 1950. - De Nederlandse
Geloofsbelijdenis, art. 1-21 en 25-26. lila. Barendrecht 1955.
- De Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 22-24 en 27-37, Illb.
Barendrecht 1956. - Inleiding, Genesis. Exodus, Ia.
Barendrecht 1960; 3e dr.. Amst. 1991. - Leviticus, Ib.
Barendrecht 1963. - Numeri. Deuteronomium, I. Barendrecht
1966; 2e dr. o.d.t. Numeri. Ica. Amst. 1991; Deuteronomium.
Icb. Amst. 1991. - Inleiding op de profeten. Jozua, ld.
Barendrecht 1972. - Richteren. Ie. Barendrecht 1973. - I en
II Samuël, If. Barendrecht 1976. - I en II Koningen. Ig.
Barendrecht 1977; 2e dr., Amst. 1988. - Jesaja, Iha.
Barendrecht 1980. - Jeremia, Ezechiél, Ihb. Barendrecht
1981. - Daniël, Kronieken, Ezra, Nehemia. Ip, Barendrecht
1984. - Hosea-Maleachi, Ihc, Barendrecht 1983. - Mattheüs
Marcus, Iqa, Amst. 1988. - Lucas-Johannes. Iqb. Amst.
1988. - De Openbaring van Johannes, Iz. Amst. 1991.
In de serie Paraphrase Heilige Schrift: Paraphrase van den
Brief aan de Romeinen, Fran. [1938). - Paraphrase \xm de
brieven aan de Galatiërs en Thessalonicensen I en 2. Fran.
[ 1939). - Paraphrase wn hel Evangelie naar de beschrijving
van Marcus. Fran. |1947|. - Paraphrase wn de eerste Brief
aan de Corinlhiërs. Fran. (1952]. - Paraphrase van de tweede
Brief aan de Corinlhiërs. Fran. [1956].
Is de tegenwoordige strijd over de wedergeboorte der kinderkens
wel noodig?, Schiedam 1943. - Om waarheid en
recht. |'s-Grav. 1945). - Is er nu heusch niets veranderd?.
(1945) (z.p.). - Trouw blijven. Schiedam 1964. - De substantie
van de catechismus. Schiedam 1964. - Eenmaal
Pinksteren. Schiedam 1975. - Houden voor wedergeboren
(z.p. en j . ) . - Sacramentsbediening en sacramentsgebruik
(z.p. en j . ) . - Terug naar de wissel! (z.p.en j . ).
Bijdragen o.a. in De Reformatie. Reformatie-stemmen. De
vrije kerk. Opbouw.
L i I. : G. van der lieden. Uit de geschiedenis van 's
Heeren kerk te Schiedam. Schiedam 1950. - A . van der Blom.
J.J. Donkers Azn.. De geschiedenis van de Gereformeerde
Kerk Schiedam. Schiedam 1981. 215-218. 225-228. 243-
250. - L.W.G. Blokhuis. Informatieboekje voor de
Nederlands Gereformeerde Kerken. Amst. 1994. 193-198. -
Vrijmaking-wederkeer, o.r.v. D. Deddens en M. (e Velde.
Barncveld 1994. reg. in v. H. Noordegraat'. Kort levensbericht
van CV. In: Scyedam, aug. 1994. 101-104 (met foto). -
F. van Deursen. Ovenioedig in hel werk van de Here. In:
Opbouw. XXXVII (1993). 450 vlg.. 466 vlg.
F. V A N DEURSEN

Gezin 1

Huwelijkspartner: Rijkje van Hall geb. 1904 overl. 1988
Huwelijk: 7 Feb 1929 Baarn