Carolus Verhulst

Geslacht: Man
Vader: Jan Verhulst
Moeder: Teuntje Hommel
Geboren: 18 Juli 1900 Oirschot
Overleden: 10 Juni 1985 Wassenaar
Beroep: uitgever
Aantekeningen: Tony van Verre ontmoet Carolus Verhulst : een radicale bruggenbouwer.
Wassenaar : Mirananda, 1982
Pleitbezoger van lichtende geesten
Bij het overlijden van Carolus Verhulst
Rudie Kagie - Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
Onlangs overleed in Wassenaar op vieren tachtigjarige leeftijd de uitgever Carolus Verhulst. In zijn loopbaan die zich uitstrekte over bijna vijfenzestig jaar, heeft hij zich met hart en ziel ingezet voor de verspreiding van esoterische literatuur, te beginnen in de jaren twintig met Mahatma Ghandi en eindigend bij de Bhagwan. Rudie Kagie kijkt terug op het leven van de man die op dit gebied pionier in het Nederlandse uitgeverswezen was en die tot zijn laatste dag enthousiast achter zijn bureau zat.
Carolus Verhulst, uitgever, was de laatste nog levende Nederlander die kon zeggen dat hij Mohandas Karamchand Gandhi goed heeft gekend. In 1923 hield Verhulst een radiopraatje over de in ons land volkomen onbekende mahatma (grote geest). Korte tijd later richtte hij de vereniging Vrienden van India op. Henriëtte Roland Holst was voorzitster, hij secretaris. Deze maand zou Carolus Verhulst vijfentachtig jaar zijn geworden. Volgend jaar hoopte hij zijn jubileum als vijfenzestig jaar uitgever te vieren. Op maandagochtend 10 juni 1985 overleed hij in zijn woning in Wassenaar, op het adres waar ook uitgeverij Mirananda gevestigd is. Carolus Verhulst hield zijn leven lang kantoor aan huis.
Hij was gewend de werkdag 's morgens om halfzeven met een koude douche te beginnen. Slechts onderbroken door een hazeslaapje in de middaguren zat hij meestal tot tien, elf uur 's avonds met de neus in drukproeven en manuscripten. ‘Zijn werk was zijn hobby,’ zegt zijn naaste medewerkster Manda Plettenburg die nu als directrice uitgeverij Mirananda voortzet. ‘Er is hem vaak gevraagd wanneer hij dacht er mee op te houden. Dan antwoordde hij altijd dat hij nooit zou stoppen, hij wilde sterven in het harnas. Hij kon niet leven zonder de uitgeverij. Tot op het laatste moment zat hij boordevol plannen.’ De voormalige woon- en werkruimte van Carolus Verhulst weerspiegelt net als de catalogus van zijn vennootschap een grote belangstelling voor het occulte India en het oude Egypte. Op een bank rust een tampoera, een Indisch snaarinstrument dat vroeger werd gebruikt ter begeleiding van meditaties. Onder de diverse exotische kunstvoorwerpen bevindt zich een beeldje in bladgoud dat de Egyptische godin Selket, behoedster van de ademhaling, voorstelt. Het was zijn lievelingsobject.
‘Mirananda gaat verder in de geest van Carolus Verhulst,’ zegt Manda Plettenburg. Een van de eerste boeken die de uitgever liet drukken was in 1923 Christus in u van Alice Mortley. Er is nog steeds vraag naar het werkje, dat de afgelopen zestig jaar constant leverbaar bleef. Dat was het geheim van Mirananda: de titels gingen doorgaans tientallen jaren mee. Het publiek voor eeuwenoude oosterse wijsheden groeide langzaam. Wie naar kennis en inzicht op dat terrein dorstte, moest de boeken kopen die Carolus Verhulst uitgaf. Hij was de eerste die de wijsgerige werken van Krishnamurti publiceerde, aanvankelijk in het Engels, later in het Nederlands. Gustav Jung en Rudolf Steiner maakten in ons land bij hem hun debuut. Hij liet verhandelingen vertalen en drukken van Ouspensky, Gurdjieff, Russell, Wells, Kahlil Gibran en vele andere lichtende geesten die - hoe men ook over de inhoud van hun schrifturen denken moge - nog steeds een prominente plaats in menige boekenkast innemen.
Eigenlijk had hij arts willen worden of predikant, maar er was geen geld om aan de universiteit te studeren. Na de kweekschool meldde hij zich in 1919 bij de werkplaats van Kees Boeke, een quaker, die hem een andersoortig, vredelievend christendom leerde kennen. Samen stapten ze door de straten van Utrecht met rubber stempels onder de voetzolen: ‘Nooit Meer Oorlog.’ Als secretaris assisteerde hij de voorman van de toenmalige christelijke vredesbeweging dominee Hugenholtz te Purmerend, voordat hij werd opgeroepen voor de militaire dienstplicht, die hij als ‘praktisch christen’ natuurlijk weigerde. Na acht maanden celstraf in de militaire hulpgevangenis in Scheveningen besloot hij voor zichzelf te beginnen: in 1922 richtte hij te Den Haag het ‘kopieer-, vertaal- en uitgeversbureau’ Servire op. Een mededienstweigeraar verrichtte in ruil voor kost en inwoning hand- en spandiensten.
In 1929 trouwde de uitgever met Lies Duif, die tot haar dood in 1971 zou meehelpen in de firma. De nadruk kwam te liggen op ‘esoterische uitgaven, gericht op het bovenmateriële innerlijk leven’. Daar kon de schoorsteen niet van roken, dus bracht Servire ook boeken van auteurs die beter in de markt lagen: James Joyce, Just Havelaar, Jef Last, Sjolochov, Dostojevski, Somerset Maugham en Priestley. Toen Carolus Verhulst een paar jaar geleden de balans opmaakte, kwam hij tot de conclusie dat hij in zijn leven meer dan vijftienhonderd boeken moest hebben uitgegeven. Het grootste verkoopsucces boekte hij met de roman in elf delen van Upton Sinclair over de Eerste en Tweede Wereldoorlog rond de fictieve held Lanny Budd die alle groten der aarde - van Josef Stalin tot Adolf Hitler - van nabij leert kennen. ‘Wanneer ik een manuscript krijg, ga ik af op mijn feeling,’ verklaarde Verhulst vier jaar geleden in een nimmer gepubliceerd interview dat voor het blad Onkruid was bestemd. ‘Ik heb van Hans Fallada de roman Wat nu kleine man? uitgegeven. Ik kreeg dat boek in handen toen het al bij vijf uitgevers was geweest. Ik had misschien vijf pagina's gelezen en ik telegrafeerde dat ik dat boek wilde hebben. Dat was vooral door de sociale inslag, maar ook door de menselijke manier waarop dat alles niet-politiek was weergegeven. Ik heb er dertigduizend van verkocht.’ Boeken met een sociale inslag gaf hij graag uit, mits het niet te politiek werd: ‘Met politiek moet je wel leven, maar je moet er niet in geloven.’ Tot de idealistische uitgaven in de beginfase hoorde Regeneratie, het tijdschrift van de in 1918 opgerichte Practische Idealisten Associatie, de PIA. Op vierentachtigjarige leeftijd kon hij de beginselverklaring van de PIA nog steeds uit het hoofd opzeggen: ‘...Wij willen de mensheid dienen in plaats van eigen eer en voordeel na te jagen. Wij willen onze lagere natuur beheersen in plaats van onbeteugeld te laten...’ De associatie verwaterde en stierf uiteindelijk een geruisloze dood.
Poona
Als uitgever was Verhulst geïnteresseerd in sekten en geestelijke stromingen, maar een sektariër was hij niet. Hij bewoog zich onder quakers, theosofen, antroposofen, Christian-Science-aanhangers, vrijmetselaars, Ster-van-het-Oosten-adepten, Rozengkruizers en soefi's. Hij was reeds hoogbejaard toen hij naar Poona afreisde om zich er persoonlijk van te vergewissen wat Bhagwan en zijn volgelingen bewoog. Ondanks twijfels besloot hij van Shree Rajneesh tien boeken uit te geven.
In 1936 zag het er even naar uit dat Servire de economische crisis niet zou overleven. Faillissement dreigde. Carolus Verhulst kreeg het aanbod om directeur van De Arbeiderspers te worden. De verleiding was groot, maar toch weigerde de uitgever: hij wilde zelfstandig blijven. Drie succesvolle uitgaven brachten het noodlijdende Servire er weer bovenop.
De oorlogsjaren doorstond het bedrijf met onder meer het uitbrengen van een lijvige encyclopedie, die - zo weet Manda Plettenburg - ‘driftig door mensen in gijzelaarskampen geraadpleegd werd’. Na de oorlog groeide de uitgeverij uit tot een onderneming met vijftien employés. In 1965 - het jaar waarin Verhulst de pensioengerechtigde leeftijd bereikte - werd tot inkrimping besloten. Zeven jaar later verkocht de uitgever alle aandelen van de firma aan de Soefi-beweging, een daad die hem weldra hevig zou spijten. Verhulst kon weliswaar mededirecteur van Servire blijven tot het einde van zijn leven, maar voortaan moest hij de verantwoordelijkheid delen met een kleinzoon van de Soefi-leermeester Hazrat Inayat Khan. De nieuwe koers van de uitgeverij kon Verhulst slechts matig bekoren, bovendien verlangde hij terug naar zijn onafhankelijkheid. Hij stapte op en begon op zevenenzeventigjarige leeftijd een nieuwe uitgeverij die hij Mirananda noemde: ‘Mira was de eerste vrouw die in Krishna is opgegaan, ze staat voor het symbool voor de liefde. Ananda betekent zegen. Mirananda is dus de zegen van de liefde.’
Voortaan beperkte Verhulst zich tot het uitgeven van wat altijd al zijn specialisme was geweest: boeken over het bovenmateriële innerlijk leven. Manuscripten die gebaseerd waren op ‘orthodoxe godsdiensten’ stuurde hij on voorwaardelijk terug, want, zei hij eens in een vraaggesprek, ‘het zijn tenslotte de godsdiensten en hun orthodoxieën die de mensen geknecht hebben’. De Scientologykerk hield hij om die reden op een afstand: ‘Een paar keer hebben ze gepoogd me als uitgever te krijgen, maar dat heb ik geweigerd. Er zit bij Scientology te veel dwang achter.’
‘Hij was op zakelijk gebied zijn tijd vooruit,’ vindt Manda Plettenburg. ‘Servire was destijds de eerste uitgeverij van Nederland die de volledige distributie en opslag bij het Centraal Boekhuis in Culemborg onderbracht. Toen Mirananda werd opgericht, vond hij dat we een computer moesten aanschaffen. We waren er hier allemaal op tegen, maar hij zei: nee, moderne tijden, moderne apparaten.’
‘De dag voordat Carolus stierf hadden wij nog een heel gesprek met hem,’ zegt Bram Moerland, die met zijn vrouw op een Haagse etage het tijdschrift De ronde tafel samenstelt. Ze waren goede vrienden van de uitgever, ‘die erg selectief was in het sluiten van vriendschappen’. De conversatie ging over de paus, waarover Verhulst die nacht gedroomd had. ‘Het verbaasde me dat hij zei, dat er toch wel iets in het christendom zat: hij was weer terug bij het punt van waaruit hij was gestart. Hij zei zelfs dat hij daarover nog eens iets hoopte te publiceren. Carolus was een volstrekt individualist, een origineel mens die tot op het laatst bleef openstaan voor nieuwe gedachten. Je zou kunnen zeggen dat hij de vriendelijkheid gecultiveerd heeft. Hij miste de dweperigheid die je in dit milieu soms aantreft.’
Opgewekt en inspirerend, noemt Manda Plettenburg hem. Wie in de problemen zat kon altijd bij hem terecht voor een persoonlijk gesprek. Heel wat dienstweigeraars heeft hij met raad en daad ter zijde gestaan en zonodig voor het militair gerechtshof verdedigd. Ze toont de boekomslagen die hij ontwierp. ‘Altijd was hij met boeken bezig. Als hij ergens een lapje zijdestof zag liggen, zei hij bijvoorbeeld ineens: hé, als we daar een foto van maken zou dat heel geschikt zijn voor de omslag van dat en dat boek. Hij zäg die dingen.’
Friedrich Weinreb stuurde een condoléancebrief. De omstreden publicist en zijn dochter zijn met boeken over Jung, astrologie en joodse mystiek in het Miranandafonds vertegenwoordigd. De mystica Greet Hofmans, lange tijd een
invloedrijke gast op paleis Soestdijk, behoorde tot de intimi van de uitgever. Op de crematie van Carolus Verhulst voerde zijn beste vriend het woord. Dat was Leo Uittenbogaard, voorheen hoofdredacteur van het familieweekblad Wereldkroniek.
‘Verhulst had vele kanten,’ zegt hij. ‘Hij liet zich door niets of niemand inpakken, hield van een goed glas wijn en had een passie voor het rijden in snelle, Italiaanse sportwagens. Hij was allerminst een fondantheilige.’

Gezin 1

Huwelijkspartner: Elisabeth Adriana Duif geb. 3 Sept 1900 overl. 22 Juli 1971
Huwelijk: 23 Aug 1929 Den Haag