Antoine Plate

Geslacht: Man
Vader: Frederic Jean Plate
Moeder: Christina Sophia Justine Juliana Wagenknecht
Geboren: 26 MEI 1845 Rotterdam
Overleden: 23 Dec 1927 Rotterdam
Beroep: scheepvaartman en politicus
Aantekeningen: Antoines grootvader, in 1786 uit het Hannoverse naar Rotterdam gekomen, had daar een bescheiden positie bekleed. Hij ondervond echter veel steun van zijn echtgenote Henriette Brodier, afkomstig uit een Hugenotengeslacht, die met haar talenten een stempel op haar nageslacht drukte. Hun oudste zoon Frederic Jean Plate was lid van de firma Corneille Balguerie geworden, onder meer reders van een dienst op Le Havre. In de toenmalige toch vrij gesloten samenleving had hij het gebracht tot de exclusieve positie van voorzitter van de Kamer van Koophandel & Fabrieken (1865-1873), en was een vooruitstrevend man gebleken. Van 1850 tot 1855 had hij een leidende rol gespeeld bij een poging om een stoomvaartlijn op de Verenigde Staten te stichten, die destijds gestrand was op het ontbreken van de laatst benodigde geldmiddelen. In 1862 had hij geijverd voor de verwezenlijking van de aanleg van de Nieuwe Waterweg als beslissend voor de toekomst van Nederland, waarvoor naar zijn overtuiging nooit een zo gunstig ogenblik zou terugkeren.
Zijn vijfde zoon Antoine belandde reeds op 14-jarige leeftijd op een kantoorkruk, waar hij zich ontwikkelde door zijn werkzaamheid aan het kopieboek en het in opdracht van zijn vader overschrijven van stukken van en voor de Kamer van Koophandel. Rotterdam leefde toen in de sfeer van een 'Gründerzeit' na een vrij slappe periode van ongeveer 50 jaren. De begaafde jongen voelde dit aan en greep de daardoor geboden kans. Zijn Frans gerichte instelling deed hem bewondering koesteren voor De Lesseps die in Rotterdam geen onbekende was en diens optimisme op anderen wist over te brengen. Daarnaast had Plate grote bewondering voor Thorbecke, wiens daadkrachtig liberalisme hem mede tot geestdrift bracht.
Toch bleef het voor de 24-jarige autodidact een opmerkelijke prestatie, dat hij, aanknopend bij het oude ideaal van zijn vader, in 1869 in een gezaghebbend blad als De Economist een artikel geplaatst wist te krijgen over 'Onze Stoomvaart', dat de oprichting van een lijn op Noord-Amerika bepleitte. En op 22 oktober van dat jaar hield hij voor het Rotterdamsch Leeskabinet, in welke nog jonge instelling het intellect van de stad gebundeld was, een lezing over dit onderwerp. Ditmaal kwam het tot verwezenlijking. De daad bij het woord voegend associeerde Plate zich met zijn leeftijdgenoot jhr. Otto Reuchlin. Het Rotterdamse bedrijfsleven vertrouwde deze jongelieden het toen aanzienlijke kapitaal van .900.000. - toe om de onderneming op touw te zetten. Als directeur van de deswege gestichte Holland-Amerikalijn streed hij de moeizame strijd mede om de voltooiing van de Nieuwe Waterweg. In 1880 verliet hij de rederij om firmant te worden van de cargadoorsfirma Wambersie & Zoon, die een werkzaam aandeel in de voorbereiding had genomen en hier ter stede nog ongeveer 70 jaren belast zou blijven met de acquisitie van de lading voor de Holland-Amerikalijn.
In de eerst volgende jaren speelde de in 1877 in de Kamer van Koophandel gekozen Plate een rol bij de reddering van de desastreuse boedel van Lodewijk Pincoffs die door manipulaties zijn ondernemingen zware verliezen had berokkend en in 1879 naar de USA was gevlucht. Hij hielp daarbij de grondslag leggen voor de Gemeentelijke Handelsinrichtingen.
Van 1887 tot 1895 was Plate als liberaal lid van de gemeenteraad, waar hij zich zakelijk opstelde ten aanzien van alle problemen, die het verkeer over Rotterdam betroffen, onder mijding van de politiek. Vooral het spoorwegnet van de haven had zijn belangstelling. In 1893 deed hij mede zijn intrede als Rotterdams afgevaardigde in de Tweede Kamer, waar hij reeds terstond de aandacht trok door zijn bemoeiingen met scheepvaartcontracten.
In 1897 verliet Plate voorlopig de politieke arena om het volgende jaar te worden gekozen tot voorzitter van de Kamer van Koophandel, opnieuw dus in het voetspoor van zijn vader. Tussen twee minder kleurrijke figuren gold zijn tienjarig voorzitterschap als een belangrijke periode in de geschiedenis van dit lichaam. Van hem is getuigd, dat hij alles in het groot aanpakte. Hij toonde in die jaren ook rechtsgeleerde kwaliteiten bij het opstellen van een initiatief-ontwerp voor de Kamer van Koophandel voor vernieuwing van het sterk verouderde zeerecht. Anderzijds was deze kort aangebonden, uiterst zakelijke krachtfiguur ook wel oorzaak van tegenstellingen. Zijn voorkeur ging echter vooral uit naar een verbeten strijd voor de vrijhandel. In vele artikelen in De Economist en in preadviezen streed hij voor dit ideaal, daarbij ook blijk gevende van theoretisch denkvermogen. In de praktijk vocht hij verbeten tegen het wetsontwerp-Harte van Tecklenburg, dat in 1903 onze handelspolitiek in protectionistische zin trachtte om te buigen. De val van het kabinet-Kuyper wendde dit gevaar in 1905 af. In dezelfde geest bestreed hij de dreigende wederinvoering van Rijntollen door Duitsland.
Plate werd in 1905 voor de tweede maal in het parlement gekozen. Hij kwam daar sterk op voor technische verbetering van de Waal als schakel in onbelemmerd goederenverkeer. Bepaald verbitterd was zijn vergeefse verzet tegen de overheidssubsidie aan een Amsterdamse stoomvaartlijn op Zuid-Amerika in 1907. Zelfs trad hij toen af als voorzitter van de Kamer van Koophandel om zich volle vrijheid voor te behouden bij de bestrijding van soortgelijke protectionistische verlangens in de Rotterdamse scheepvaartwereld als dit wetsontwerp zou zijn aangenomen. Evenwel kwam ook aan zijn politieke loopbaan een snel einde. Bij de 'landslide' van 1909 verloor Plate bij de herstemming met ongeveer 45 % van de stemmen zijn zetel aan een niet bepaald vooraanstaande anti-revolutionair. Zijn tegenzin tegen invoering van algemeen kiesrecht speelde daarbij een rol. Van 1908 tot 1912 was hij toen nog slechts lid van de Provinciale Staten. Plate bleef zijn strijd voor vrij handelsverkeer daarna voortzetten in de vereniging Het Vrije Ruilverkeer. Zijn wetenschappelijke verdienste vond in 1914 erkenning, doordat Groningen hem bij het 300-jarig bestaan van de Universiteit een eredoctoraat in de rechtswetenschap verleende.
Plate speelde ook een belangrijke rol bij de arbeidsconflicten in de Rotterdamse haven. De langdurige elevator-staking van 1907 kon zelfs alleen worden beëindigd, doordat hij zijn bemiddeling verleende. De havenarbeiders hebben in deze naar buiten niet licht toegankelijke, van alle uiterlijkheid warse man het gevoelige gemoed gepeild, waarvan hij steeds blijk gaf, als ergens nood viel te lenigen. Het was dan ook opvallend, dat bij de grootse huldiging, welke Rotterdam hem op zijn zeventigste verjaardag bereidde, de vakbonden en hun voormannen allerminst achter bleven.
In de oorlogsjaren bewees hij na zijn terugtreden nog gewaardeerde diensten. Het Koninklijk Nationaal Steuncomité stelde op 10 augustus 1914 een commissie in voor economische belangen van nijverheid en landbouw, welke hem tot haar voorzitter koos. Toen Duitsland zich in 1917 bereid verklaarde om door de duikboten vernietigde Nederlandse schepen door afgifte van eigen schepen te vervangen, werd hij aangewezen om de onderhandelingen daarover van Nederlandse zijde te voeren.
In deze periode laaide nog eenmaal zijn oude strijdlust op in een zeldzaam fel ingezonden stuk in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 28 juni 1916, waarbij hij scherpe kritiek uitte op de houding van het gemeentebestuur (lees: burgemeester Zimmerman) in de strijd tegen de regering over de financiering van verdere verbetering van de Nieuwe Waterweg. In 1917 was hij het, die de Rotterdamse 'handel' bewoog één derde deel van de aan Rotterdam gevraagde bijdrage van één derde van de op .5.000.000, - geraamde kosten aan het Gemeentebestuur aan te bieden.
L: Weekblad gewijd aan de belangen van Rotterdam 1 (1915) 30 (mei) 1-2; M.M Dekking, in Hollandsche Revue 22 (1917) 2 (25 febr.) 93-100; Bekende Rotterdammers. Biografisch maandschrift 1 (1927), (april) 162-164; Gedenkboek [van de] Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam 1803-1928 (Rotterdam, 1928); G.H. Hintzen, in De Economist 77 (1928) 1-4; K.P. van der Mandele, in Bekende Rotterdammers door hun stadgenoten beschreven (Rotterdam, 1951) 19-21; W.F. Lichtenauer, 'De Rotterdamse Hugenoten-familie Brodier', in Rotterdams Jaarboekje 6e reeks 7 (1959) 145-167 en ibidem, 6e reeks 8 (1960) 113.
W.F. Lichtenauer
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 05-09-2003

Gezin 1

Huwelijkspartner: Frederika Wilhelmina Engelbrecht geb. 21 Juni 1851
Huwelijk: 21 Aug 1873 Arnhem
Kinderen:
  Sophie Plate Male geb. 26 Nov 1874 overl. 30 Jan 1923
  Frederic Jean Plate Male geb. 18 Juli 1876 overl. 11 Juni 1896
  Antoine Plate Male geb. 1 Apr 1879 overl. 12 MEI 1879
  Auguste Plate Male geb. 18 Feb 1881 overl. 8 Juni 1953