Catharina Hovens Greve

Geslacht: Vrouw
Vader: Willem Hovens Gréve
Moeder: Baukje Jeannette Wilhelmy Damsté
Geboren: 19 Dec 1888 Doorn
Overleden: 12 Apr 1969 Den Haag
Beroep: huisarts
Aantekeningen: Zij kwam als zesjarige naar Leiden, bezocht er de lagere school en het Gymnasium
en liet zich in 1907 inschrijven als studente in de medicijnen aan de
Leidse Universiteit. Zij behaalde er in 1915 het artsexamen. Achtereenvolgens
was zij werkzaam in het Zeehospitium te Katwijk aan Zee, in het Wilhelminagasthuis
te Amsterdam en gedurende twee en een half jaar als assistente van
prof. dr. W. Nolen, de bekende Leidse internist in die tijd. In april 1919 vestigde
zij zich als huisarts te Leiden om er enkele maanden later te promoveren bij prof.
Nolen tot doctor in de geneeskunde, op een dissertatie ,,Over de verhouding tusschen
den bloeddruk en het suikergehalte van het bloed”. Daarna was zij korte
tijd als assistente verbonden aan de kliniek van prof. dr. W. Storm van Leeuwen
(pharmacodynamie) en - als volontair - aan die van prof. dr. E. Gorter (kindergeneeskunde).
Ondanks haar snel zich uitbreidende praktijk als huisarts gaf zij meer dan
vijf en twintig jaar een cursus ziekenverpleging aan de zusters van het Diaconessenhuis
en ongeveer twintig jaar was zij bestuurslid van de plaatselijke afdeling
van de Zuid-Hollandse Vereniging ,,Het Groene Kruis”; ook was zij bestuurslid
van de Bond voor Ziekenverpleging en van de Leidse Vereniging tot bestrijding
der tuberculose. Vele jaren maakte zij tevens deel uit van de Kerkeraad der
Doopsgezinde gemeente te Leiden.
Van de oprichting af was zij lid van de Leidse Soroptimistclub, voorts o.a.
lid van de Leidse afdeling van de Vereniging van Vrouwen met Academische
Opleiding, van een Damesdebatingclub, een kring van vrouwelijke artsen. Zij
was erelid van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden en lid van
de Universiteitsraad van het Leid& Universiteits-Fonds; ook maakte zij deel uit
van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar onderwijs vóór, tijdens en
na de moeilijke jaren van de tweede wereldoorlog. Bovendien was zij controlerend
arts van de Huishoudschool aan het Rapenburg.
Haar grote verdiensten voor de gemeenschap vonden hun erkenning in de
koninklijke benoeming tot Ridder in de orde van Oranje Nassau en in de begiftiging
met de zilveren eremedaille van de Gemeente Leiden.
Na bovenstaande korte schets van de belangrijkste feiten in haar leven zou ik
gaarne nog aandacht willen vragen voor de belangrijke rol, die zij in het leven
van zeer veel Leidse stadgenoten heeft gespeeld. Treffend kwam de dankbaarheid
van deze grote groep tot uiting, toen men bij honderden daarvan kwam
getuigen tijdens een bijzonder drukke receptie ter gelegenheid van het feit, dat
dr. Hovens Gréve 40 jaar arts was. Een klein comité van collega’s, patiënten en
vrienden en vriendinnen had deze receptie georganiseerd en haar deze min of
meer ,,opgedrongen”, want dr. Hovens Gréve timmerde niet graag aan de weg.
Ik had toen het voorrecht haar te mogen toespreken namens de patiënten en
verheugde mij toen oprecht, dat haar vele patiënten, collega’s en vrienden de
kans kregen op deze wijze openlijk van hun grote dankbaarheid en erkentelijkheid
jegens haar te kunnen getuigen.
Bij het kiezen van een huisdokter stelt men zich primo de vraag: is de dokter
kundig? secundo: zou ik vertrouwen in de dokter hebben? In de praktijk is
overduidelijk gebleken, dat de patiënten van dr. Hovens Gréve op beide vragen
met een volmondig ja hebben kunnen antwoorden. Zij heeft een zeer grote
praktijk uit alle lagen der maatschappij opgebouwd en zij zette zich met haar
gehele persoon voor al haar patiënten in. Zoals een reeds lang overleden bekend
Leids medicus mij eens zeide: ik heb haar nog nimmer een foute diagnose horen
stellen.
Wanneer men zich afvraagt: wat hebben de patiënten het meest in haar gewaardeerd,
dan zou ik willen zeggen:
1. dat zij hun het gevoel gaf tijd voor hen te hebben en dat zij met intense
belangstelling naar hun klachten luisterde, hetgeen een telkens zich geheel omschakelen
met zich meebrengt. Zo herinner ik mij de vele malen, dat er voor
haar opgebeld werd tijdens een vergadering of interessante lezing en hoe zij dan
resoluut de bekende handtas met luisterapparaat en receptenboek oppakte, omdat
het, zoals zij in het voorbijgaan zei, ,,toch wel een spoedgeval zal zijn waar
ik na het telefoongesprek op af moet, of het betreft mensen, die anders niet
rustig de nacht durven ingaan”.
2. dat dr. Hovens Gréve zulk een goed huisdokter was, dat wil zeggen niet alleen
iemand die de patiënt tracht te genezen, maar hem of haar raad geeft in de
moeilijke situatie waarin hij of zij verzeild is geraakt. Oudere mensen b.v. worden
ziek en hebben onvoldoende hulp; mensen aarzelen soms of zij vervroegd
pensioen zullen aanvragen, enz. Hoe vlug wist dr. Hovens Gréve dan niet te
pijlen waar de schoen hem wrong; hoe vlug overzag zij niet de algehele situatie:
het bed moest verzet naar een andere kamer met zon; de ene zieke moest geremd
in zijn activiteit, een ander moest juist van zijn ziekte worden afgeleid en actief
gemaakt; wat verzon zij al niet voor hartpatiënten die geen zware dingen mochten
dragen; ik herinner mij een geval waarbij zij zelfs het sleutelmandje van de
patiënte controleerde om te voelen of herhaaldelijk oppakken door de huisvrouw
niet te zwaar was.
3. dat dr. Hovens Gréve zulk een opgeruimd karakter had, waar iets verkwikkends
en opbeurends voor haar patiënten van uit ging. Slechts een heel enkele
maal verliet deze opgewektheid haar, wanneer zij na een zware inspannende dag
van haar praktijk ‘s avonds zich nog naar een vergadering spoedde en daar lang
gediscussieerd werd over - vergeleken bij haar dagtaak - totaal onbelangrijke
zaken.
4. dat zij er ruim-denkend tegenover stond, wanneer patiënten op een zeker
ogenblik van hun ziekte toch nog een specialist wilden raadplegen; vaak adviseerde
zij zelf een specialist te consulteren; wanneer de patiënt daar dan
tegenover stelde dat dr. Hovens Gréve zulk een geval ook zelf zou kunnen behandelen,
antwoordde zij: in een stad als Leiden, waar zulke uitstekende specialisten
zijn, wil ik tegenover mijn patiënten toch op de mogelijkheid wijzen.
Wanneer men zich afvraagt: hoe zag dr. Hovens Gréve zelf haar beroep als
huisarts, dan kan ik U hierop met haar eigen woorden antwoorden: ,,Het werk
als huisarts biedt aan een ongetrouwde vrouw een heerlijk arbeidsveld (of moet
ik zeggen: bood?!), mits men met een redelijk goede gezondheid gezegend is en
belangstelling heeft voor zijn medemens. Mijn Leidse tijd heeft in mijn herinnering
alléén maar geluk opgeleverd, en voor dit leven als huisarts ben ik altijd
bijzonder dankbaar geweest!” (uit een brief van januari 1969 als dankbetuiging
voor de vele attenties, die zij mocht ontvangen ter gelegenheid van haar tachtigste
verjaardag).
Onder de vrouwen, waarmede dr. Hovens Gréve in verschillende verenigingen
zat, had zij vele echte goede vrienden. Deze vrouwen stelden haar helder
verstandig oordeel zeer op prijs; zij waren vol bewondering dat dr. Hovens Gréve
in 1907 de durf en de doorzetting heeft gehad om als meisje medicijnen te gaan
studeren en dat zij in deze verenigingen steeds opkwam voor de rechten en de
positie van de vrouw in de maatschappij, terwijl zij de jongeren voortdurend
opwekte hiervoor te blijven strijden. In verschillende besturen was zij een uitstekend
presidente.
Dr. Hovens Gréve had ongetwijfeld niet zo veel werk kunnen verzetten wanneer
zij thuis niet zo goed verzorgd zou zijn geweest, eerst door haar moeder,
waarmede zij geruime tijd samenwoonde, later ruim 32 jaar door haar trouwe
hulp, mejuffrouw Aagje van Leeuwen, die steeds opkwam voor de belangen van
,,haar” dokter en haar in de oorlog vaak ‘s avonds door de pikdonkere straten te
voet vergezelde naar haar patiënten en de boodschappen steeds feilloos overbracht.
Toen zij de laatste jaren door ziekte haar praktijk niet meer kon uitoefenen,
viel haar dat zwaar, hetgeen van zulk een actieve figuur te begrijpen valt. Zij was
echter al aardig bezig ingeburgerd te geraken in het rusthuis Oldeslo in den
Haag, waar zij voor vele bewoners en bewoonsters ook weer een steun was geworden,
toen zij toch nog vrij plotseling is overleden na een zeer welbesteed leven
in dienst van de mensheid.
M. E. Blok
LEIDS JAARBOEKJE 1970