Marie Elise Loke

Geslacht: Vrouw
Vader: Pieter Loke
Moeder: Geertruida Wilhelmina Henriette Margaretha Telders
Geboren: 7 Apr 1870 Hoorn
Overleden: 2 Feb 1916 Groningen
Beroep: lerares, vertaalster, romaniste en eerste vrouwelijke lector van Nederland
Aantekeningen: Marie Loke werd geboren als vijfde van de zes kinderen in het gezin Loke, dat door het beroep van de vader geregeld verhuisde. In 1881 kwam het gezin via Haarlem naar Zwolle, waar Marie de lagere school afmaakte. Van 1886 tot 1889 volgde zij als interne leerling de Arnhemse Kweekschool van Onderwijzeressen, in 1891 behaalde zij de Lager Onderwijsakte Engels en in 1894 die voor Frans. Met deze aktes op zak kreeg zij in 1895 – het jaar dat haar vader overleed – een betrekking als lerares aan de Openbare Dagschool voor Meisjes (een mulo) in Zwolle, met een salaris van 900 gulden per jaar. Voortaan studeerde ze vooral in de avonden en weekends. Zo haalde ze in 1897 haar mo-akte A Frans en in 1900 haar mo- akte B Frans. Ter voorbereiding van dat laatste examen had ze verlof van school genomen en zelfs enkele maanden haar intrek genomen in een pension van Leiden, om daar privélessen te volgen bij dr.J.J. Salverda de Grave, privaatdocent aan de universiteit aldaar. Haar contact met hem zou later voor haar loopbaan van grote betekenis zijn. In 1901 maakte zij enkele studiereizen naar Frankrijk, waar zij zich bekwaamde in de voordrachtskunst en dictieles nam bij de Comédie Française. Het tekent haar onafhankelijkheid en doorzettingsvermogen.
In januari 1902 kreeg Marie Loke een aanstelling voor een half jaar aan het Stedelijk Gymnasium in Kampen. Heftige discussies in de gemeenteraad van Kampen waren aan haar benoeming voorafgegaan. In september van datzelfde jaar kreeg ze een betrekking aan de meisjes-hbs in Den Haag volgde, waar ze vijf jaar zou blijven. Het waren vruchtbare jaren: ze had zitting in de commissies voor de mo-examens en begon te publiceren. Loke schreef over Sainte-Beuve en de Engelse romanschrijfster Edith Rickert en vertaalde Le roman de Tristan et Iseut (1903), waarvan zes herdrukken verschenen – de laatste in 1979. In deze tijd vatte ze het plan op om te promoveren. Haar mo-aktes gaven haar echter geen toegang tot de promotie. Haar leermeester Salverda de Grave introduceerde haar daarom bij de mediëvist Alfred Jeanroy van de universiteit van Toulouse. In april 1906 nam Loke voor enkele maanden verlof op en vertrok naar Toulouse, waar ze na een aanvullend examen moderne Franse letterkunde op 23 juni 1906 met de hoogste graad (‘mention très honorable’) promoveerde op Les versions néerlandaises de Renaud de Montauban. Etudiées dans leurs rapports avec le poème français. Zij was de eerste Nederlander die in het buitenland de doctorstitel in een moderne taal behaalde en de eerste promovenda in de Letterenfaculteit van Toulouse. Snel daarop werd ze uitgenodigd lid te worden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. ‘Een eervolle benoeming’, vond zijzelf.
Lector
In 1907 werd Marie Loke de eerste vrouwelijke docent van een Nederlandse universiteit. Salverda was dat jaar hoogleraar geworden in Groningen en zag zijn begaafde leerlinge graag benoemd in een ook dat jaar opengevallen vacature. Na aanvankelijke aarzelingen bij het College van Curatoren werd ze bij KB van 28 oktober 1907 benoemd tot lector Nieuw Frans, voor 2000 gulden per jaar, hetzelfde salaris als zij aan de Haagse meisjes-hbs verdiende. Bovendien werd bij haar aanstelling bepaald dat zij moest afzien van neveninkomsten.
Loke aanvaardde op 15 januari 1908 het lectoraat met een rede over ‘Le débuts du roman personnel en France: Mme de Charrière et son oeuvre’, waarin zij onder meer sprak over de briefwisseling tussen de op dat moment in Nederland nog vrij onbekende Belle van Zuylen en Constant d’Hermenches. Ze schonk veel aandacht aan de voorbereiding van haar colleges, met het gevolg dat ze weinig toekwam aan publiceren. Zelfs haar inaugurele rede verscheen niet in druk. Wel besteedde zij veel tijd aan het regisseren van studententoneel. In 1909 kwam zij in contact met toneelleider en -acteur Willem Royaards, op wiens verzoek zij Le barbier de Séville (1775) van Beaumarchais vertaalde, dat in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag in première ging. In Groningen verzorgde zij in 1910 een opvoering van Les femmes savantes (1672) van Molière, een opmerkelijke keuze omdat Molière in zijn stuk de ‘geleerde vrouwen’ niet erg serieus nam.
Maatschappelijk betrokken
Marie Loke meende dat zij het aan haar pioniersfunctie verplicht was ook in de vrouwenbeweging actief te zijn. In 1910 werd zij presidente van Groningse afdeling van de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht nadat ze aanvankelijk lid was geweest van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Samen met onder anderen Carry van Bruggen was ze lid van de subcommissie voor Letterkunde en Toneel van de Tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’, die van mei tot oktober 1913 in Amsterdam werd gehouden. Zij maakten een expositie van werken en foto’s van vrouwelijke letterkundigen en actrices en organiseerden voordrachten en toneelvoorstellingen.
Al tijdens haar bezoek aan Parijs was Marie Loke in aanraking gekomen met esoterische groeperingen. In 1910 werd ze lid van de Nederlandse afdeling van de Theosofische Vereeniging, in juni 1911 trad ze toe tot de Blavatsky loge in Den Haag en werd zij medewerkster van Urania, een aan de Theosofische Vereeniging gelieerd tijdschrift. Zoals veel theosofen had Marie Loke banden met de vrijmetselarij en de vredesbeweging. In 1911 sloot zij zich aan bij de Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij en werd ze lid van de gemengde loge Washington in Amsterdam. Tijdens de Eerste Wereldoorlog behoorde ze tot de 75 intellectuelen en schrijvers die in augustus 1915 een open brief ondertekenden ‘To the great nations at war. An appeal to their common sense and their conscience’. In het cursusjaar 1913-1914 openbaarden zich de eerste verschijnselen van kanker, waar ze op 2 februari 1916 aan overleed, in haar huis aan het Eemskanaal ZZ 4. Marie Loke werd op 5 februari begraven op het Nieuwe Kerkhof in Zwolle in het familiegraf, naast haar ouders en haar jong gestorven broer Constant. De Rector Magnificus prees haar als een ‘sympathieke hoogontwikkelde vrouw’, wier naam aan de universiteit ‘in ere zal blijven’.
Archivalia
Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familiearchief Loke.
Universiteitsbibliotheek Groningen: brief van M.E. Loke aan L.A. Baehler 18-11-1911; onderzoeksarchief I. de Wilde betr. M.E. Loke.
Universiteitsmuseum Groningen: briefkaart van M.E. Loke aan A. Joustra 24-10-1910.
Publicaties
Behalve genoemde publicaties: artikelen over Franse en Duitse literatuur in Museum. Maandblad voor Philologie en Geschiedenis (1905-1907), over prof.dr. A.G. van Hamel, De Nederlandsche Spectator (mei 1907) en over ‘De Annales van Jean-Jacques Rousseau 1905-1910’, De Gids (januari 1913).
Literatuur
Behalve enkele korte artikelen, o.a. ‘Universiteitsnieuws’, De Nieuwe Groninger Courant (16 januari 1908) en ‘Dr M.E. Loke’, De Prins der Geïllustreerde Bladen (15 april 1911) en necrologieën, o.a. van S. van der Aa in De Ploeger. Correspondentieblad van den Nederlandschen Bond voor Vrouwenkiesrecht (maart 1916) en van B. in Almanak 1917 der Vrouwelijke Studentenclub Groningen.
Annie L. Oppenheim, ‘Marie Loke’, De Nieuwe Gids. Maandschrift voor Letteren, Kunst, Wetenschap en Wijsbegeerte (juni 1916) 805-828.
Inge de Wilde, Een beminnelijke romaniste. Marie Elise Loke (1870-1916), de eerste vrouwelijke lector in Nederland (Groningen 1993).
Inge de Wilde, Nieuwe deelgenoten in de wetenschap. Vrouwelijke studenten en docenten aan de Rijksuniversiteit Groningen 1871-1919 (Assen 1998) 134-160.
Auteur: Inge de Wilde
laatst gewijzigd: 16/03/2015
Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland