Gerrit Jacobus van der Flier

Geslacht: Man
Vader: Albertus van der Flier
Moeder: Petronella Jacoba de Hoest
Geboren: 27 Dec 1841 Nijkerk
Overleden: 25 Dec 1909 Den Haag
Beroep: predikant
Aantekeningen: FLIER, GERRIT JACOBUS VAN DER, *
Nijkerk 27 dec. 1841, f 's-Gravenhage 25 dec. 1909. Zn. van Albertus van der Flier, tabaksplanter en koopman, en Petronella Jacoba de Hoest. Stud. theol. Utrecht 1859; dr. theol. 1866 (promotor: B. ter Haar). Herv. pred. Eemnes-Binnen 1867, Heemstede 1870, Delft 1873, 's-Gravenhage 1878. Hofjpred. 1894-1909. Hij huwde te Utrecht 3 jan. 1867 met Maria ten Bosch (1846-1929).
Van der F.s dissertatie was een bestrijding van de argumenten van moderne theologen die de echtheid van Rom. 15 en 16 ontkenden. Zijn voornaamste stelling was dat de gemeente te Rome voornamelijk uit heiden-christenen bestond. Vanwege dominante joden-christenen te Rome zou Paulus Rom. met een apologetisch-irenisch (i.p.v. een polemisch) doel geschreven hebben; de laatste hoofdstukken vormen derhalve een integrerend deel van Rom. De moderne theoloog W.C. van Manen schreef in zijn recensie, dat Van der F. zich van zwakke bewijzen bediende en zijn stof gebrekkig behandelde, waarom hij juist van de onechtheid van Rom. 15 en 16 bijna geheel was overtuigd (GB, XLII(1867), 141-166). In kerkelijk opzicht nam Van der F. een middenpositie in tussen de confessionelen en de modernen. Hij voelde zich het meest verwant met de ethischen. Van een strak handhaven van de belijdenis wilde hij niet weten, omdat daarmee 't verstand dualistisch buiten werking werd gesteld". Liever zag hij dat de Apostolische Geloofsbelijdenis als grondslag der Kerk werd gebruikt. Anderzijds koos hij partij tegen het modernisme en wenste hij om der consciëntie-wil", dat geen enkele examinator een modern proponent zou toelaten tot de evangeliebediening.
Pas het derde beroep naar de herv. gemeente van 's-Gravenhage nam Van der F. aan. Het viel hem moeilijk zijn Delftse gemeente achter te laten. Bij zijn 25-jarig jubileum memoreerde hij dat het hem aanvankelijk scheen, alsof hij van het zonnige Zuiden naar het ijskoude Poolland was overgebracht". Van der F. bezat buitengewone gaven voor de prediking. J.H.Gunning J.Hzn. schreef ervan dat zijn preken hartstochtelijk-oratorisch waren en dat Van der F. lange tijd de" man van Den Haag was; zijn diensten waren altijd druk bezet.
Als predikant van de Haagse gemeente sprak Van der F. een feestrede uit t.g.v. de 70e verjaardag van koning Willem III in 1887. Hij verwoordde daarin de algemene verontrusting over de toekomst van het Oranjehuis omdat het niet onwaarschijnlijk leek dat er voor Koning Willem Hl -de laatste mannelijke telg van het grootste en edelste en roemruchtigste vorstenhuis van Oranje" - geen directe opvolging was.
Van der F. volgde in 1894 C E . van Koetsveld op als hofprediker. Als zodanig heeft hij koningin Wilhelmina catechisatie gegeven en haar tot lidmaat der Herv. Kerk aangenomen en bevestigd; ook heeft hij haar huwelijk ingezegend. De doop van prinses Juliana moest hij om gezondheidsredenen overlaten aan J.H. Gerretsen.
In zijn studie Het socialisme en de inwendige zending (1886) bestreed Van der F. scherp de ideeen van het socialisme en noemde die antichristelijk. Hij toonde een open oog voor de sociale nood in zijn dagen, maar volgens hem kon alleen het Evangelie de volle oplossing aandragen in de sociale kwestie; het was de taak van de inwendige zending om de evang. beginselen aan te tonen en te verbreiden. Ondanks zijn idealistisch standpunt pleitte Van der F. ervoor dat inkomsten van werklozen, zieken en ouderen onder controle van de regering kwamen.
Van der F. had zitting in verschillende kerkelijke besturen. Van 1881-1887 en vanaf 1892 was hij lid van de algemene synode en van 1900-1909 haar voorzitter. Als synodelid kwam hij in conflict met J.H. Gunning jr. op het punt van de kerkreorganisatie. Van der F. was een voorstander van de handhaving van het Algemeen Reglement, terwijl Gunning aandrong op reorganisatie. Het middel tot eenheid binnen de Herv. Kerk lag volgens Gunning in een herstel van de belijdenis; deze diende echter niet van bovenaf opgelegd te worden aan het geheel, maar moest opkomen uit de zelfstandige gemeenten. In een brief aan Gunning (1884) merkte Van der F. op dat deze de Kerk als instituut miskende. Bij diens voorstel zou de ene gemeente heel anders worden dan de andere. Gunning legde z.i. eenzijdig nadruk op de persoonlijkheid en offerde er de gemeenschap voor op. Volgens Van der F. ging echter de gemeenschap voor de delen. Van der F. wilde aan de synode het geestelijk bestuur laten, al moest ze wel uitdrukking van de belijdenis der gemeente zijn. Als president van de synode stond hij Gunning ondanks diens schriftelijk verzoek (1901) niet toe om zijn plannen tot reorganisatie op de synode zelf te komen verdedigen. De voorstellen van Gunning c.s. waren volgens Van der F. geen ernst, maar partijzaak, omdat zij onvermijdelijk tot uitbanning van andersdenkenden zouden leiden.
Ook veroordeelde Van der F. heel deze beweging als ongeloof: Niet deze mannen, niet bestuurs verandering, maar Gods Geest moet en zal verbetering van het verkeerde brengen". Van der F. was secretaris van de Commissie tot de zaken der Prot. Kerk in Indië. In 1894 werd hij president van het prov. kerkbestuur van Z.-Holland. In 1898 woonde hij als vertegenwoordiger van de Herv. Kerk de opening van de evang. Erlöserkirche te Jeruzalem bij.
G e s c h r. : Historisch-kritisch onderzoek naar de echtheid van Romeinen XVen XVI, Utr. 1866 (diss.). - Vóór of tegen. Leerrede naar aanleiding van Luc. 2:34, Amst.1872. - De laatste bede. Afscheidsrede, naar aanleiding van I Cor. 16:32. Uitgesproken te Heemstede, den 20 Juli 1873, Amst. 1873. - Christus in het hart. Afscheidsrede naar aanleiding van Efeze 3:17, uitgesproken in de Oude Kerk te Delft, op den 4en Aug. 1878, Dordr. 1878. - De zekerheid des Evangelies. Intreerede naar aanleiding van Luc. 1:1b uitgesproken in de Groote Kerk te 's-Gravenhage, op den 14den Aug. 1878, Dordr. 1878. - Het darbisme geschetst en beoordeeld door de Heilige Schrift en de geschiedenis, Dordr. 1878; herz. dr. o.d.t.: Het darbisme geoordeeld door de Heilige Schrift en de geschiedenis, 's-Grav. 1879. - Brief aan J.H.Gunning jr. naar aanleiding van zijn voorstel tol kerkreorganisatie, 's-Grav. 1884. - Een getrouw woord. Opwekkende rede, voor het Bijbelgenootschap gehouden in de Prinsekerk te Rotterdam, Roa. 1884. - Feestrede bij gelegenheid van 's Konings zeventigsten verjaardag uitgesproken in de Groote Kerk te 's-Gravenhage 19 Februari 1887, ['s-Grav. 1887]. - Toespraak bij de bevestiging van H.M. de Koningin, 's-Grav. 18%. - Twee toespraken, gehouden in de Groote Kerk te 's-Gravenhage, bij gelegenheid van den 18den verjaardag van H.M. de Koningin (31 Augustus) en van de Kerkelijke Plechtigheid" (9 september), le en 2e dr., 's-Grav. 1898. - Toespraak over Psalm 4:7b, bij de huwelijksinzegening van Z.K.H. Hendrik, hertog van Mecklenburg en H.M. Wilhelmina, 's-Grav. 1901. - Na vijf en twintig jaar. Gedachteniswoord, uitgesproken in de Groote Kerkte 's-Gravenhage, 's-Grav. 1903. - Gods weldaden herdacht. Toespraak bij de herdenking van het 25-jarig verblijf van H. M. de Koningin-Moeder in Nederland, leen2edr., 's-Grav. 1904. - Mei J.H.Gunning J.Hzn. (e.a.). Gewijde kunst. Honderd platen naar schilderijen van bekende meesters, met bijschriften, Rott. 1905. - Trouw aan het vaandel en Het vaandel omhoog. Toespraken bij de vaandeluitreikingen door H.M. de Koningin in 1904 en 1905, 's-Grav. (z.j.). - Ter gedachtenis. Stichtelijke opstellen, 's-Grav.- 1910 [selectie van stukjes in Overdenkingen, Na arbeid en strijd en de 's-Gravenhaagsche kerkbode]. - Openbare godsdienstoefening, (z.p. enj.).
Het socialisme en de inwendige zending. In: Bouwsteenen, jg. 1866, 1-18.
Hij werkte mee aan de prekenserie Overdenkingen.
L i t. : A. van der Flier, Album bij de herdenking van zijn [G.J.van der F.sJ 25-jarig verblijf in Den Haag, [1903]. - Gunning. Leven en werken, III, 630, 643, 648. - Posthumus Meyjes, Herv. 's-Gravenhage 19e eeuw, reg.in v. - J.H.Semmelink, J.H. Gunning, zijn ontwikkelingsgang en zijne beginselen, Zeist 1926, 240. - M. van Rhijn, Gemeenschap en vereenzaming. Een studie over J.J. van Oosterzee, Amst. 1940, 135. - A.J.Onstenk, Ik behoor bij mezelf. C. E. van Koetsveld, Assen 1973, 136, 195. - Noordmans, Verzamelde werken,\, 478, 482. - W.J.Ouwenecl, Het Nederlands reveil en het zogenaamd darbisme. In: Aspecten van het reveil, o.r.v. J. van den Berg en P.L.Schram, Kampen 1980. 191. - J.H.Gunning J.Hzn., Herinneringen uit mijn leven, 2e dr., Amst. (z.j.). 36. - NNBW, VIII. - BWPGN.
C.J.J. CLEMENTS
Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme
Deel 4, 1998

Gezin 1

Huwelijkspartner: Maria ten Bosch geb. 1847 overl. 5 OKT 1929
Huwelijk: 3 Jan 1867 Utrecht
Kinderen:
  Abraham van der Flier Male geb. 19 Juni 1869 overl. 21 MRT 1947
  Gerrit Jacobus van der Flier Male geb. 2 Apr 1878 overl. 21 Juni 1928
  Marius Jacobus van der Flier Male geb. 24 Aug 1880 overl. 6 Jan 1972