Hendricus Johannes Prakke

Geslacht: Man
Vader: Hubertus Hendricus Prakke
Moeder: Maartje van Abshoven
Geboren: 26 Apr 1900 Alphen
Overleden: 14 Dec 1992 Roden
Beroep: uitgever, drukker bij Van Gorcum
Aantekeningen: Hend(e)ricus1 Johannes (Henk) Prakke was begunstiger van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Deze eretitel valt slechts weinigen ten deel. Prakke was - om een hem typerende uitdrukking te gebruiken - er wijs mee, bewerkstelligde dat anderen met succes als lid werden voorgedragen en voorzag de bibliotheek van de Maatschappij door de jaren heen royaal van boeken, voornamelijk uit het fonds van Koninklijke Van Gorcum & Comp. Aan deze drukkerij en uitgeverij in Assen gaf hij tussen 1925 en 1970 leiding en had hij een wetenschappelijk fonds toegevoegd.
Tot op hoge leeftijd zag Prakke het als een ereplicht, levensberichten te schrijven van achtereenvolgens de afgestorven medeleden D. Verèl (1972-1973, p. 222), B. van Eysselsteijn (1974-1975, p. 38) en L. Buning (1980-1981, p. 116). Ze waren hem allen dierbaar geweest, maar speciaal met Ben van Eysselsteijn had een hechte vriendschap hem verbonden. Het belang dat Prakke hechtte aan een postume biografische schets - in de traditie van de Maatschappij - stelt de schrijver van Prakkes levensbericht voor een verantwoordelijke taak, die eens te zwaar weegt omdat Prakke tijdens zijn leven zeer vele en zeer uiteenlopende activiteiten ondernam. De herdenking van de honderdste geboortedag in 2000 bood alsnog een goede aanleiding om een indruk te geven van het leven en werken van een markant lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, wiens wetenschappelijke verdiensten de laatste jaren door een jonge generatie wetenschappers in Duitsland worden herontdekt.
Van 14 tot 16 april 2000 werd op Haus Welbergen een symposium gehouden, getiteld: Zur Entgrenzung der Publizistikwissenschaft. Erinnerungsfeier für den Publizistikwissenschaftler, Sozialhistoriker und Verleger Henk Prakke (1900-1992). Tijd en plaats waren bewust gekozen: rond de verjaardag van Prakke, op het kleine ‘Wasserschloss’ van de Bertha Jordaan-Van Heek Stichting, iets over de Nederlandse grens in Münsterland gelegen. Hij was er regelmatig te gast met zijn promovendi uit Münster, ter afsluiting van een collegereeks of uitsluitend in gezelschap van zijn echtgenote om er in rust te kunnen schrijven. Prakke heeft zich nooit onbetuigd gelaten om in woord en geschrift te beklemtonen, hoeveel goeds de ‘Ruf’ vanuit Münster hem in het zicht van en tijdens de pensioengerechtigde leeftijd had gebracht.
De schrijfwijze ‘Hendericus’ berust waarschijnlijk niet op een fout van de ambtenaar van de burgerlijke stand, want de vader van Prakke heette Hubertus Hendericus. Prakke zelf schreef echter altijd ‘Hendricus’. Zijn vroegste publicaties ondertekende hij, behalve met ‘Henk Prakke’, ook wel met ‘H.J. Prakke HHzn.’. In familieboekjes van de Stichting 't Prakke-Verbond bracht hij op z'n Amerikaans de generatie waartoe hij behoorde tot uitdrukking door het Romeinse cijfer iv aan zijn naam toe te voegen.
De dertig deelnemers aan de herdenkingsbijeenkomst in het voorjaar van 2000 waren ofwel oud-leerling van de hoogleraar Prakke ofwel jongere beoefenaren van de communicatiewetenschap die zich verdiepen in zijn betekenis voor de ontwikkeling van deze discipline. Eén deelneemster van deze laatste categorie was Petra Klein ma; zij promoveert in 2001 aan de universiteit Leipzig op een proefschrift met als werktitel: Die Entgrenzung einer Wissenschaft. Henk Prakke und die Ausweitung der Publizistik- zur Kommunikationswissenschaft in den 1960er Jahren in der BRD. Het boek met de referaten van het symposium, aangevuld met een zo volledig mogelijke bibliografie van het werk van Prakke en publicaties over hem, verscheen eind 2000 bij Koninklijke Van Gorcum in Assen.2
Prakke groeide tezamen met zijn oudere zus Cor(rie) en jongere zus Adri (Aad) op in ‘een geestelijk zéer lévend milieu, dat sterk openstond voor het ‘nieuwe’, en in allerlei besturen vervulde mijn vader een leidende rol’, zoals hij in 1949 schreef.3 Over zijn in Veenendaal doorgebrachte jeugdjaren merkte hij toen op: ‘We waren met z'n drieën thuis, en verschilden niet zoveel in leeftijd, terwijl er altijd wel 'n enkel vrindje mee over de vloer was. Trouw volgden we de kinderkranten van het ‘[Algemeen] Handelsblad’ en het ‘[Het] Nieuws van den Dag’; - vooral de laatste, met die prachtbrieven van het ‘Nichtje uit Somaliland’ van David Tomkins; correspondeerden ijverig met zekere ‘Tante Lize’, die dan gedrukt antwoordde in een van die dikke tijdschriften uit de Leesportefeuille van het ‘Onderling Leesgezelschap’, waarvan mijn vader ‘directeur’ was. Maar nu wilden we dan zelf ook zo iets bedoen!’
De wens om zèlf iets het licht te doen zien leidde tot het verschijnen op 1 juli 1910 van het eerste nummer van Voor Jong en Oud, in een oplage van elf exemplaren en geschreven op blaadjes uit een schrift. De inkomsten en uitgaven werden bijgehouden in een bewaard gebleven kasboek, ‘een afleggertje van papa’. Het tweede nummer werd al gehectografeerd met behulp van de klei-hectograaf die vader Prakke in verband met zijn verenigingswerk gebruikte. Prakke vertelde later met een twinkeling in zijn ogen dat hij als tienjarige al drukinkt aan de vingers had. Met ingang van het tweede nummer, dat in januari 1911 verscheen, werd Voor Jong en Oud namelijk gedrukt op het degelpersje van de eerste drukker die zich in Veenendaal had gevestigd. Deze kon ook op opdrachten van Prakke senior rekenen. Bij de opheffing in 1913 telde het kinderkrantje 250 abonnees en bedroeg het batig slot f 5,54. Later zou Prakke heel wat boeken en tijdschriften laten verschijnen, ‘maar het wonder van ons vak heb ik het allerzuiverst beleefd aan onze papieren eersteling: ‘Voor Jong en Oud’!’, zo bekent hij in de terugblik uit 1949.
Het huiswerk én het H.B.S. Blad, de schoolkrant van de Hogere Burgerschool in Amersfoort, vroegen op de middelbare school alle aandacht. In het eerste nummer van het H.B.S. Blad dat na zijn aantreden als voorzitter van de redactie verscheen, schreef ‘Henk’ over ‘Nachtbrakers’. Op pad met zijn zus en haar vriendin was hij in de verkeerde trein gestapt, zodat het drietal na een fietsavontuur in de nachtelijke Gelderse Vallei 's nachts om drie uur thuiskwam. Het is een typisch vroeg-Prakkiaans verhaal, met picturale aandacht voor ‘door karre-sporen diep-ingevoorde landwegen zonder boerenkarren met hun eeuwig rookende geleiders, de kale akkers waar niemand werkte, de vaal-bruingetinte gras-zoom langs den weg zonder grazende koeien of geiten... niets!’, maar wel steeds ‘de eeuwig-grijnzenden maan-kop’ aan de nachtelijke hemel. Het relaas verscheen in het nummer van maart 1916.4
Prakke heeft een uitzonderlijke loopbaan mogen beleven, er hard voor gewerkt en er tegelijkertijd intens van genoten. Voor hemzelf vertoonde de ontwikkelingsgang van zijn werkzame leven een bepaalde samenhang. Daarbij dacht hij per se niet aan een carrière die in opgaande lijn verloopt. Belangrijk in zijn beleving was het feit dat hij zich op veel gebieden had kunnen bewegen en steeds voor nieuwe uitdagingen was komen te staan. Zo lang ik hem kende voegde hij er onmiddellijk aan toe, dat hij zijn werk en studie slechts had kunnen combineren dankzij zijn vrouw, Frederica (Frederiek of - voor intimi - Fred) Prakke-Cruiger (28 januari 1900 - 13 maart 1989). Zij was het ook die, vanaf 1 maart 1952 tezamen met adoptief-zoon Gerard (H.M.G. Prakke), in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw - de decennia van Prakkes privaatdocentschap in Groningen en het hoogleraarschap in Münster - taken in de uitgeverij en drukkerij overnam. Beiden werden in 1956 directeur van de naamloze vennootschap, de zoon op dat moment alleen nog in naam. De benoeming van mevrouw Prakke was een bevestiging van haar inzet voor het familiebedrijf.
Om een indruk te krijgen hoe Prakke de samenhang in zijn veelzijdige beroepsleven heeft ervaren, kan men een blik werpen op zijn ex-libris. Het is gemaakt door de schilder Wobbe Alkema, maar dat blijkt niet uit een vermelding bij de voorstelling. Aan de hand daarvan heeft Prakke mij eens het Leitmotiv van zijn verschillende bezigheden verklaard. Op het ex-libris van 6,5 bij 6 centimeter ziet men twee personen aan weerszijden van een tafel staan. Het is een toonbank in een winkel. Een kastje met boekbanden rechts bovenaan maakt duidelijk dat het om een boekhandel gaat. De man achter de toonbank pakt met de ene hand een boek van een stapeltje op een krukje achter hem en geeft met de andere hand een exemplaar aan een man met jas en hoed, die vóór de toonbank staat.
De boekverkoper en zijn klant worden beschenen door het licht van een lamp die boven de toonbank hangt. Die lichtbron symboliseerde voor Prakke de betekenisvolle samenhang in zijn werk op zoveel verschillende terreinen: het verspreiden van kennis. Dat deed hij in allerlei dubbelrollen: als beginnend boekverkoper, als uitgever en als drukker, maar ook steeds meer als auteur, als spreker en als docent en hoogleraar. Overigens is het in rode inkt op grijs papier gedrukte kleinood inmiddels een veel gezocht verzamelobject geworden in kringen van bibliofielen en verzamelaars van ex-librissen. Het onderaan met de naam H.J. Prakke afgesloten ex-libris is dan ook afgedrukt in een publicatie met een selectie van een veertigtal topstukken van Nederlandse professoren uit de twintigste eeuw. Dat van Prakke spant volgens Tom van Deel in een boekbespreking de kroon.5
Het is niet toevallig dat het ex-libris van Prakke de verkoop en aankoop van een boek uitbeeldt. Hij begon in 1917 immers in de boek- en kunsthandel van zijn artistieke oom, Herman Prakke in Nijmegen. Bij het eindexamen, aan de h.b.s. te Zierikzee afgelegd, had hij een lijst met de hoogste cijfers van Zeeland uitgereikt gekregen. Liever was hij dan ook gaan studeren, maar voor een universitaire studie was geen geld. Oom Herman gaf zijn neef de kans zich te ontplooien in de zaak. In zijn Nijmeegse periode overleefde de jeugdige boekverkoper een ernstige ziekte. Het ging om de als ‘Spaans’ aangeduide griep die zich in 1918 razendsnel verspreidde, ofwel om tuberculose. Hoe de diagnose ook mag zijn geweest: uitsluitend zijn moeder had hem er, door een perfecte verzorging, weer bovenop gebracht, daarvan was haar zoon overtuigd.
Mede onder invloed van zijn oom ontwikkelde Prakke een uitgesproken voorkeur voor de uitgeverij en voor fraai uitgegeven boeken. Hij zette zijn loopbaan in het boekenvak voort in Groningen, bij J.B. Wolters' Uitgeversmaatschappij. Op 2 januari 1919 begon hij daar aan ‘de besteltafel’ met zes facturisten. Het vele schrijven met de hand verveelde de nieuwe medewerker al gauw, zodat hij zich een niet gebruikte typemachine toe-eigende. Prakke heeft in 1970 gedetailleerd beschreven, hoe hij door zijn typewerk promotie maakte en opklom tot secretaris van de directie. ‘Ik zat, waar ik had willen wezen: midden in de uitgeverij, met een kijk vanaf de brug op het gehele bedrijf’, aldus zijn openhartige conclusie in een schets met de titel ‘Klein beginnen’.6 Twee jaar later zou hij met zijn toewijding en acribie al procuratiehouder worden.
In zijn vrije tijd ondernam de jonge Prakke allerlei activiteiten in het jeugd- en jongerenwerk. Nog maar negentien jaar oud riep Prakke in Groningen de leden van de Jongelieden Geheel-Onthouders-Bond (jgob)7 op, ‘een grootse Kerst-Aksie’ te organiseren. Als lid van het Bondsbestuur heeft hij de rondzendbrief van 27 oktober 1919 niet alleen ondertekend, maar ook geschreven.8 Prakke kon zich in Groningen uitleven als organisator, propagandist en bedenker van educatieve activiteiten. Maar hij heeft er ook schrijvend en sprekend strijd gevoerd tegen de ‘nieuwe richting’ in de jongerendrankbestrijdingsbeweging, die sinds het ‘revolutiejaar’ 1918 op politisering van de jgob aanstuurde.
Op 31 maart 1923 trouwde Prakke in het stadhuis van Groningen met Frederica Cruiger, die hij in de jeugdbeweging had leren kennen. Deze leerschool in het leven, zoals Prakke de Groningse jaren van vóór het huwelijk later noemde, lieten beiden over aan (nog) jongeren en ‘hemelbestormers 1ste klasse’. Pasen 1923 ging het echtpaar in Eelderwolde, in een mooi huis met de naam Den Enck, wonen. Daar werden voor de in boek en kunst geïnteresseerde ‘artistieke vriendenkring’ de Groningse bijeenkomsten op zondagavond voortgezet. Wat zich dan afspeelde, drukte Prakke later zo uit: ‘Voordracht, vooral van eigen werk, in poëzie en proza: Hendrik de Vries, Johan Theunisz, Johan van der Woude. Beeldende kunst: Wobbe Alkema, Johan Faber, Jan van der Zee, met ‘De Ploeg’ op de achtergrond.’ Er heerste op die zondagavonden ten huize van Prakke een heel andere sfeer dan tijdens de avondbijeenkomsten van De Ploeg aan de zogenoemde ‘genieëntafel’ in de Bodega van Dik, en de kunstenaars voelden er zich meer thuis. Een hoogtepunt van de activiteiten was in 1923 de uitgave in zeer kleine oplage door hun Bibliofielen-Liga van Het open veld. De vaak intensieve gesprekken met deze en andere creatieve geesten van naam hebben Prakke diepgaand beïnvloed, ook al zou er binnen drie jaar een einde komen aan de jaren op Den Enck. Na Prakkes vertrek naar uitgeverij Van Gorcum in Assen in 1925, zette een der leden van deze artistieke kring, Dirk Verèl - leraar, letterkundige en beeldend kunstenaar - de traditie voort met zijn literaire salon ‘Op 't Nippertje’, waaraan in het begin van de jaren dertig naast Hendrik de Vries als de lieden Geheelonthoudersbond van oprichting tot opheffing (1912-1950). Z.p. [1962].
De geschiedenis van de jeugdbeweging waarin Prakke actief was, wordt - mede aan de hand van door hem beschikbaar gesteld bronnenmateriaal - behandeld in het proefschrift van Ger Harmsen, Blauwe en rode jeugd. Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandse jeugdbeweging tussen 1854 en 1940. Assen 1961. In zijn column ‘Drenten over Drenthe’ in het Nieuwsblad van het Noorden van 14 juli 1988 blikte Prakke nog eens terug op zijn jeugdbewegingstijd.

Gezin 1

Huwelijkspartner: Frederika Kruiger geb. 1900
Huwelijk: 31 MRT 1923 Groningen