Freerk Boerema

Geslacht: Man
Vader: Siemon Boerema
Moeder: Jantje de Vries
Geboren: 21 Apr 1915 Groningen
Overleden: 2007
Religie: geen
Beroep: rijwielhersteller
Aantekeningen: Groningen. Vrij socialist. Dienstweigeraar. Lijst van links-extremistische personen (1939).
Fré Boerema werd geboren op 21 april 1915 in de stad Groningen, hij was het tweede kind en de oudste zoon in dit arbeidersgezin. Zijn vader Simon Boerema en zijn moeder Jantje de Vries, zij was een schippersdochter, kregen vijf kinderen. Vader werkte eerst als sigarenmaker en verkocht deze ook zelf op straat. Later was hij leverancier van bakkersbenodigdheden die hij met een grote handkar bezorgde.
Fré groeide op in een vrij-socialistische omgeving. Zijn ouders waren aanhangers van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de man die het socialisme in Nederland tot een grote beweging deed uitgroeien. Deze vrije socialisten ook wel anarchisten genoemd,deden niet aan partijpolitiek. Zij meenden dat een sociale revolutie de onrechtvaardige samenleving moest veranderen. Daartoe moesten vrije persoonlijkheden gevormd worden. Vader Simon was lid van de Vrij-Socialistische Vereniging in de stad.
De vrij-socialistische beweging was in Groningen behoorlijk van omvang. Fré speelde toneel bij de kinderclub van de vrijdenkersvereniging De Dageraad. Dat waren atheïsten die mensen aanmoedigden uit de kerk te treden. Toneelspelen leerde hij van Wolter Wolters, een vooraanstaande vrije socialist in de stad.
Het liefst wilde Fré naar de toneelschool, maar dat zagen ze thuis niet zitten. Een arbeider kon maar beter een vak leren dus moest hij naar de ambachtsschool. Met grote tegenzin deed hij dat dan maar.
Fré werd lid van de Jongelieden Geheelonthouders Bond, de JGOB, want denkende arbeiders dronken niet, zo had Domela Nieuwenhuis gesteld. Behalve drankbestrijding hielden deze jongeren zich ook met politiek bezig. Door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog weigerden veel jongens uit deze kring de militaire dienstplicht.
Ook Fré weigerde zijn dienstplicht te vervullen. In die tijd betekende dit dat je je niet aanmeldde voor de dienstplicht. Dat leverde tien dagen celstraf op. Vervolgens weigerde je ook om je te laten keuren. Opnieuw mocht je dan tien dagen brommen. Dan moest je daarna nog 10 maanden zitten vanwege de dienstplicht zelf. Midden jaren dertig was dit opgelopen naar 15 maanden.
Fré moest zelfs nog wat langer want hij was brutaal geweest tegen de rechter. Want hij liet zich namelijk niet vernederen en beschikte toen al over een grote dosis humor. En was bepaald niet op zijn mondje gevallen.
Hoewel dienstweigeren in vrij-socialistische gezinnen gebruikelijk was, de ouders van Fré hadden het er maar moeilijk mee. Want hij kon nu een rijksbetrekking wel vergeten. Maar daar had Fré maling aan.
Hij zat zijn straf deels uit in Veenhuizen. Eind jaren negentig besteedde het Nieuwsblad van het Noorden een flink artikel aan de opmerking van Fré dat het gevangenismuseum van Veenhuizen geen aandacht beteed aan dienstweigeraars.
Na zijn vrijlating midden jaren dertig begint hij een bestaan als rijwielhersteller. De fiets is een populair vervoermiddel in progressieve kringen. Jongeren maken vaak lange tochten, het is ‘in’ om er op uit te trekken. Aan klanten heeft Fré geen gebrek, hij is een graag geziene gast met zijn grappen en grollen. Dat hij naam maakt als amateur toneelspeler in de stad draagt daaraan ook bij. Weldra heeft hij twee zaken, één aan de Nieuwe Weg en een werkplaats aan het Van Sijzenplaats. In 1950 zou hij dit inruilen voor een winkel aan de Sophiaweg.
Fré trekt er zelf ook graag op uit. Eén van zijn favoriete bestemmingen is Appelscha. Daar ligt sinds 1933 het anarchistisch kampeerterrein ‘tot Vrijheidsbezinning’ waar alle noordelijke vrije socialisten regelmatig vertoeven. Fré heeft al snel zijn hart verpand aan het terrein dat met veel inspanningen in stand wordt gehouden.
Zijn grote liefde was echter het toneel. Hij maakte deel uit van de vrij-socialistische tobneelvereniging ‘Nut en Genoegen’. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had hij een eigen amateur revuegezelschap, het Grono-Cabaret genaamd. De groep bracht een combinatie van humor, zang, dans en muziek. Hun eerste programma ging in februari '41 in première.
Het heette provocerend "Ik hou van Holland". Het bevatte ondermeer een gewaagde grap van Fré waarin hij de bedoelingen van de Duitsers flink hekelde. De grap was een daverend succes maar het publiek hield zijn hart vast voor zijn arrestatie. Er zaten namelijk ook Duitse militairen in de zaal. Maar Fré werd niet aangehouden. Wel dook hij voor een tijdje onder, aangezien de Duitsers naar hem op zoek waren.
In de oorlog kreeg Fré contact met een Duitse soldaat die bij hem in de winkel kwam. Het was een jonge jongen van 18 jaar die wilde deserteren. Fré probeerde dit uit zijn hoofd te praten maar heeft hem wel gehopen onder te duiken. Later bleek dat de soldaat was doodgeschoten vanwege zijn desertie. De Duitsers kwamen bij Fré in de winkel met een foto van de soldaat. Ze vroegen of Fré hem geholpen had. Die ontkende dat natuurlijk. De dood van deze jongen heeft Fré in de rest van zijn leven behoorlijk aangegrepen.
Toen de Duitsers in 1943 de Arbeitseinsatz invoerden om in Duitsland te gaan werken doken 100.000 mannen in ons land onder. Ook Fré deed dit. Eerst bij familie zoals bij zijn schoonouders die achter het beruchte Scholtenshuis woonden waar de SD martelde. Fré beleefde hachelijke momenten toen de Duitsers aan de deur kwamen, maar ze kwamen gelukkig niet voor hem.
Later vluchtte hij met een vriend naar Amersfoort. Daar zaten ze bij een ‘goede’ Duitser.
Desondanks trouwde Fré in april 1944 in het Stadhuis in Groningen met Dienie Busscher. Het was bepaald geen onopvallende trouwerij. Het was er eentje in stijl met bijvoorbeeld koetsen erbij. Typisch een staaltje van Fré dat hij dit kennelijk voor elkaar kreeg zonder opgepakt te worden.
Het echtpaar kreeg twee kinderen. Simon in 1945 en Gerrie in 1948.
In 1953 emigreerde het gezin naar Australië. Mooie verhalen van een zwager vormden hiervoor de aanleiding. Daar bleek echter niets van waar te zijn. Veel emigranten leefden er in bittere armoede.
Fré had er aanvankelijk verschillende baantjes. Hij polijstte er meubels met chromen onderdelen. Hij werkte bij de gemeente. Hij importeerde er autopetten, maar op deze kindersteppen moesten te veel invoerrechten betaald worden om er een succes van te kunnen maken.
Succes had Fré wel met zijn baan in een keramiek of porseleinfabriek. Sowieso had hij een goed contact met de Duitse eigenaar. Die sprak namelijk geen Engels maar Fré wel.
Zijn kostje was gekocht toen hij een methode ontwikkelde waardoor het glazuur op het porselein niet meer barstte.
Ook in Australië was Fré zeer actief met het amateurtoneel, waar hij in de kringen van Nederlandse emigranten veel succes mee oogstte.
In 1963 komt het gezin in Nederland terug voor een vakantie. Uiteindelijk wordt het retourticket naar Australië verkocht en blijven ze in Nederland. Wat de doorslag heeft gegeven om te blijven, zijn waarschijnlijk de ouders van het echtpaar die op leeftijd raken. De moeder van Fré is inmiddels overleden. Hij heeft daarvan niets mee kunnen krijgen omdat hij in Australië zat.
Zelf verkondigde Fré wel het verhaal dat zijn zoons mochten kiezen tussen óf terug naar Australië óf een brommer hier in Nederland.
Om de kost te verdienen had hij verschillende baantjes. Het zware werk in een steenfabriek was niks voor hem. Hij werkte enige tijd bij een boekbinderij waar hij soms het loon moest voorschieten maar ook op een slappe dag met de baas ging vissen.
Uiteindelijk werd hij chauffeur/bezorger want hij had al op jonge leeftijd zijn rijbewijs gehaald. Zijn laatste baan was bij de winkel van Mees die potten en pannen verkocht. Fré bezorgde deze dan bij de mensen thuis.
Fré was blij dat hij terug was in Groningen. Hij zag zijn vrienden en bekenden weer, speelde als vanouds amateurtoneel bij Nut en Genoegen waar hij diverse hoofdrollen vervulde. En hij raakte weer betrokken bij het anarchistisch kampeerterrein in Appelscha.
Het gezin had er een staanplaats en Fré was zeer betrokken bij de jaarlijkse Pinksterlanddagen. Met Pinksteren kwamen er honderden mensen naar het kampeerterrein voor politieke discussies, lezingen en het culturele programma.
Fré speelde er jaarlijks tot het einde van de jaren zestig hoofdrollen in toneelstukken waaronder in werken van Mutatuli. Bekend werd hij ook met zijn klassieke poppenkast van Jan Klaasen en Katrijn. Dat deed hij voor de kinderen tot eind jaren tachtig.
In de jaren zeventig verdiende hij flink bij met zijn poppenkastoptredens. Zijn zoon Simon ging dan met hem op pad.
Fré kon prachtig declameren. De teksten die hij voordroeg kende hij tot het laatst toe allemaal uit het hoofd. Hij declameerde teksten van bekende socialistische dichters als Adama van Scheltema maar schreef ook eigen teksten. Nog in 2004 deed hij dit met de Pinksterlanddagen in Appelscha.
Ook is Fré in de jaren negentig een aantal jaren voorzitter geweest van het stichtingsbestuur van het terrein in Appelscha.
Zijn leven lang is hij betrokken geweest bij het anarchistisch terrein in Appelscha, waar ik hem eind jaren tachtig leerde kennen. In deze periode overleed zijn vrouw Dienie waar Fré het moeilijk mee had.
We zagen hem op het terrein in Appelscha wat minder dan voorheen. Dat veranderde toen hij verkering kreeg met Matty Scheltens. Zij was een vriendin uit zijn jeugd en verloor haar man. Beide hebben gelukkige jaren gekend. In Appelscha vervulden ze de rol van beheerder en woonden ze in het huisje op het terrein.
Het was er altijd gezellig. Fré nodigde je altijd uit op de koffie maar die moest Matty dan wel zetten want zelf stak hij geen poot uit. Meneer moest wel bediend worden. Nee, Fré was wat dat betreft geen toonbeeld van een geëmancipeerde man.
Ondanks dit hernieuwde geluk kenden Matty en Fré regelmatig ernstige gezondheidsklachten. Fré vertoefde de laatste 5 jaar zes maal in het ziekenhuis, maar dat wilde hij eigenlijk niet horen. Dat hij hartklachten had, wuifde hij weg.
Nadat Matty in juni 2005 overleed, was de lol er voor Fré eigenlijk wel af. Die zomer zagen we hem in Appelscha nog wel regelmatig, want tot het laatst toe had hij een rijbewijs en een auto.
Een nieuw maatje vond hij niet. In het bejaardenhuis waar hij in een aanleunwoning vlakbij woonde, zaten alleen maar oude mensen. Daar had hij niks mee, vertelde hij me eens.
Afgelopen winter verbaasde hij mij dat hij uren achter elkaar kon praten over de oude anarchistische beweging. Hij deed toen zijn verhaal voor de camera in verband met een documentaire.
Met de Pinksterlanddagen kwam hij met zoon Gerrie nog even langs. Na een uurtje had hij het wel weer gezien, hij was vermoeid maar wel als altijd zeer monter. Inmiddels was hij zo slecht ter been dat hij niet meer zoals gebruikelijk het terrein op ging om overal even een praatje te maken.
Hij was inderdaad aan het einde van zijn krachten. Vergeetachtig ook, maar geestelijk heel goed bij als het ging om zaken waar hij belangstelling voor had.
Fré is ons plotseling ontvallen, op het moment dat hij soep wilde opwarmen. Zo maar. Lijden is hem gelukkig bespaard gebleven. Want zoals hij wel vertelde, doodgaan vond hij niet erg maar de overgang er naar toe was zo beroerd.
Fré, je was een hartelijke en trouwe kameraad. We zullen je missen maar je leeft voort in onze herinnering!
09/30/2007: "Bij het afscheid van Fré Boerema"
www.devrije.nl

Gezin 1

Huwelijkspartner: Dienie Busscher
Huwelijk: 1944 Groningen