Frederik Onslow van Gennep

Geslacht: Man
Vader: Robert Onslow van Gennep
Moeder: Frédérique Daniélla Vigelius
Geboren: 22 Nov 1926 Alkmaar
Overleden: 9 Jan 1990 Leiden
Aantekeningen: GENNEP, FREDERIK ONSLOW VAN, *
Alkmaar 22 nov. 1926, t Leiden 9 jan. 1990.
Zn. van Robert Onslow van Gennep, directeur technische handelsmaatschappij in vliegtuigonderdelen 'Hollinda', en Frédérique Daniëlla Vigelius. Stud. theol. Leiden 1946, Amsterdam 1950; dr. theol. 1962 (promotor: E.L. Smelik).
Herv. hulppred. (jeugdwerk) 's-Gravenhage 1951. Wetenschappelijk medewerker in deeltijd (bijbelse theologie) Amsterdam 1955-1968.
Leraar godsdienst Herv. Lyceum Amsterdam 1958, Openbare Kweekschool Amsterdam 1959-1962. Voorganger Herv. Evangelisatie Maarssen 1958-1961. Herv. pred. Leidschendam-Veur 1962-1969. Rector theol. seminarium 'Hydepark' Doorn 1969-1979. Hoogl. vanwege de Ned. Herv. Kerk Leiden (praktische theologie en kerkrecht) 1979. Hij huwde op 11 juli 1958 te Amsterdam met Gerardine Antonia Maria Verhaaren (* 1924).
Van G. groeide op in Den Haag, waar zijn ouders zich niet helemaal thuisvoelden.
Vanwege de regelmatig terugkerende ziekte van zijn moeder en de vele zakenreizen van zijn vader was hij van 1935-1941 in huis bij een echtpaar in Oosterbeek, de rem. pred. H. Cramer en de schrijfster D.A. Cramer-Schaap. Het verblijf daar vormde hem sterk. Het kinderloze echtpaar besteedde veel aandacht aan hun pleegkind, dat van hen leerde om Schiller en Vondel uit het hoofd te reciteren. In Arnhem bezocht Van G. het Stedelijk Gymnasium. In Den Haag, tijdens de hongerwinter, volgde hij bij de rem. pred. J.C.A. Fetter een soort privé-catechisatie die van beslissende invloed was op zijn keuze om theologie te gaan studeren.
Tijdens zijn studie te Leiden vond Van G. het klimaat te intellectualistisch en te weinig maatschappelijk betrokken. Ook de kerkelijke opleiding trok hem niet aan. Na het kandidaatsexamen verliet hij Leiden voor doctoraalstudie in
Amsterdam met godsdienstwijsbegeerte als hoofdvak en als bijvak praktische theologie bij E.L. Smelik. Bij deze vond hij een inspiratie vergelijkbaar als bij Fetter, t.w. de openheid
voor, en het zoeken van het gesprek met de cultuur.
In deze opvatting van praktische theologie, zo schreef hij later, gaat het om literatuur en beeldende kunst, om psychologie en sociologie, om cultuurgeschiedenis en uiteraard ook, maar dan in tweede instantie, om dogmatische reflectie.
De praktisch theoloog is geen specialist op deze terreinen, maar is in staat om onvermoede verbindingen te leggen. In zijn werk peilt Van G. vanuit een theol. optiek de cultuur en de plaats van het individu in de moderne samenleving;
de praktisch theoloog is een "slenteraar in de stad van de mens". Als onderwerp voor zijn promotieonderzoek koos Van G. het denken van Camus om dit te confronteren met de theol. ethiek, waartoe hij geruime tijd in Parijs verbleef.
Tijdens dit onderzoek had Van G. een aantal kleinere wetenschappelijke aanstellingen.
Te Leidschendam kon Van G. zich als homileet en pastor ontplooien. Hij zocht er naar nieuwe wegen van communicatie, getuige zijn in deze periode geschreven De brief in het pastoraat (1965). Hij genoot van de pluriformiteit van de gemeente, ook in multicultureel en sociaal opzicht.
Samen met M.G.J. van der Velden werd Van G. in 1969 benoemd tot rector aan het herv. seminarie 'Hydepark' in Doorn als opvolger van J.M. de Jong. De beginjaren verliepen stroef.
Bij studenten en beginnende predikanten was er veel weerstand tegen een nieuwe structuur van het leervicariaat, zoals die kort voor beider aanstelling onder E.J. Beker tot stand was gekomen en uiteindelijk na de aanvang van hun werkzaamheden door de synode was aanvaard. Het tot dan toe bestaande viermaandenseminarie werd opgesplitst in een gedeelte van vier weken tijdens de opleiding en een gedeelte van zeven weken verdeeld over de eerste twee jaren van het predikantschap, de z.g. 'terugkomweken'.
Al experimenterend wisten de nieuwe rectores onzekerheden te overwinnen, daarbij dankbaar gebruikmakend van de inzichten en de methoden van het groepswerk van de klinisch pastorale vorming. De nadruk kwam in het seminarie minder te liggen op de ontmoeting van kerk en wereld en meer op training en toerusting tot het ambt. Ook de nascholing verkreeg een nieuwe opzet, waarbij gekozen werd voor korte, intensieve en op één onderwerp gerichte weken.
Zijn hoogleraarschap in de praktische theologie in Leiden gaf Van G. een soortgelijke invulling als zijn werk op 'Hydepark'. Hij zag het als zijn taak om studenten zelfvertrouwen te geven en bij hen liefde voor de gewone, plaatselijke, gemeente op te wekken. Hij voelde zich meer pastor dan theoreticus. Na een aantal voorstudies die hij schreef tijdens het rectoraat, waaronder een bijbels-theol. verhandeling over het koningschap en de betekenis daarvan voor het geven van leiding (School voor koningen, 1976), vatte hij bij zijn komst naar Leiden het plan op voor een studie over vaderschap en macht. Maar vanwege de talrijke discussies binnen het feminisme
en uit vrees voor de kritiek van deskundigen op het terrein van de ideologieën richtte hij zich op een nieuw onderwerp: waarheid en methode binnen de praktische theologie. Bovendien wilde hij zijn visie op de kerk en dan m.n. de betekenis van de notie 'katholiciteit' uitwerken in een boek o.d.t. "De wind en het huis". Maar vanaf 1985 hervatte Van G. zijn oorspronkelijke plan.
wat leidde tot de publicatie van een breed opgezet boek, een theol. essay over vaderschap en macht in cultuur en christendom onder de titel De terugkeer van de verloren Vader, verschenen in het najaar van 1989. vlak voor zijn overlijden na een korte ziekte.
In datzelfde jaar 1989 veroorzaakte een artikel van Van G.s hand over de lichamelijke opstanding van Christus heftige reacties binnen de kerken. In een artikel in IDW beschreef Van G. zijn ervaringen en observaties, toen hij voor het eerst sinds jaren weer op Pasen preekte en stelde dat het omwille van de communicatie van het evangelie van groot belang was om de opstanding uit de "quasi-objectieve" sfeer te halen. De resultaten van de exegese moeten z.i. in het gesprek over de lichamelijkheid van de opstanding en over het 'lege graf worden ingebracht. De moeite die hij met de lichamelijkheid van de opstanding had, kwam voort uit zijn stellige overtuiging, dat God niet fysiek ingrijpt in de wereld en de geschiedenis. Hij kon, zo schreef hij, "na Auschwitz" niet meer in die God geloven.
Zijn hermeneutische, exegetische en theol. bezwaren brachten hem in conflict met het meer behoudende deel van de kerk en met door K. Barth beïnvloede theologen. Een aantal cl. vergaderingen eiste maatregelen. Van G. wist de gemoederen tot bedaren te brengen door diverse classes te bezoeken. Eind 1989 verscheen het boekje Waarlijk opgestaan, waarin de discussie werd beschreven.
Voortdurend zag Van G. zich gesteld voor een hermeneutisch dilemma, dat een apostolair en apologetisch motief in zijn werk vormt.
Enerzijds was hij overtuigd van de relevantie van het evangelie en zette hij zich in voor de communicatie van het evangelie in een volstrekt geseculariseerde cultuur. Z . i . was het voor de kerk van belang dat deze cultuur diepgaand verkend en "geëxegetiseerd" wordt. Anderzijds besefte hij dat de communicatie van het evangelie in de moderne cultuur niet probleemloos is, omdat de bijbelse grondwoorden voor buitenstaanders niet onmiddellijk toegankelijk zijn en alleen worden verstaan door degenen, die binnen de gemeenschap met God staan. Het richtinggevende perspectief voor het alledaagse leven, de ethische strekking van de grondwoorden, is slechts verstaanbaar binnen de lichtkring van de openbaring.
De theoloog staat derhalve voor de taak om de betekenis van de grondwoorden uit te werken en zich zo in het gesprek te begeven, zoals dat binnen de cultuur gaande is. Zo heeft Van G. aan het einde van de jaren '60 - binnen een in opdracht van de synode ingestelde commissie - de ethische draagwijdte van het verbond uitgewerkt ten behoeve van het maatschappelijk gesprek over seksualiteit en samenlevingsvormen en de in die tijd opkomende nieuwe moraal.
Zijn studie, waarvan het resultaat in rapportvorm door de synode in juni 1972 vanwege te vergaande tolerantie werd afgewezen, verscheen later dat jaar o.d.t. Mensen hebben mensen nodig. Hij laat daarin zien hoe betekenisvol de spanning tussen geborgenheid en openheid is binnen het verbond, dat primair door de belofte van trouw wordt bepaald.
Niet alleen in de discussies over Van G.s uitleg van de lichamelijke opstanding van Christus, maar ook in de grondstructuur en de inhoud van De terugkeer van de verloren Vader speelde de kwestie van de verstaanbaarheid van de verkondiging een grote rol. Omwille van de communicatie zocht Van G. het methodisch uitgangspunt in culturele begrippen die het hermeneutisch kader kunnen vormen, waarbinnen de specifieke betekenis van de bijbelse woorden en de verkondiging kan worden verstaan. Daarbij ging het hem om begrippen, waarvan de actuele betekenis op hun beurt door de 'Wirkungsgeschichte' van de bijbelse woorden is gevormd. Op deze manier wilde Van G . een gesprek over "de idealen van de Verlichting" in gang zetten. Binnen dit hermeneutische procédé gaf hij eveneens de analyse van de specifieke betekenis van de macht en het gezag van God in relatie tot menselijke machtsaanspraken een plaats. Fetter had hem laten delen in het inzicht van Dostojewski, dat de mens die God en zijn gezag afzweert ertoe geneigd is om zichzelf te overschatten en de kennis van goed en kwaad in eigen beheer te nemen.
Als de mens niet langer de eigen grenzen in God leert kennen, vergoddelijkt hij zichzelf en gedraagt hij zich met behulp van ideologie en technologie autoritair over de naaste. Het is door het gezag van God, dat de menselijke machtsaanspraken in politiek en religie, in gezin en in individuele zelfontplooiing worden begrensd.
Het thema van de "verloren vader" (ontleend aan Fr. Schillers drama Die Rauber) bood Van G. een hermeneutisch paradigma om zowel de cultuur beter te kunnen verstaan als de boodschap van de Schrift aangaande Gods vaderschap te vertolken. Het bood hem tevens een gelijkenis om te pleiten voor "de terugkeer" naar de "verloren Vader": in deze gelijkenis komt ons een geheel andere werkelijkheid tegemoet, waarvan het geheim alleen in "besloten kring" is te verstaan.
De verkondiging zelf, aldus Van G . , blijft werk van de Heilige Geest. Het motief en de werkwijze van Van G. kan derhalve als apostolair worden gekenschetst. Apostolaat is, als voorbereiding op en ondersteuning van de verkondiging,
slechts mensenwerk. Het hangt van de Geest af of het tot verkondiging en tot een hermeneutisch engagement van de hoorder komt. Maar daartoe moet wel het "gans andere" communiceerbaar worden gemaakt.
Van G. heeft grote invloed gehad, niet alleen op zijn studenten maar ook op de vele predikanten die bij hem in de groep kwamen met het oog op de evaluatie van het leervicariaat. Zijn magnum opus De terugkeer van de verloren Vader beleefde vele drukken.
G e s c h r. : Albert Camus. Een studie van zijn ethisch denken. Amst. (1962) (diss.); 2e dr.. 1966 (Athenaeum paperback). - De brief in het pastoraal. Een fenomenologische studie als bijdrage tol de praktische theologie. Amst. (1965). - Mensen hebben mensen nodig. Een studie over seksualiteit en nieuwe moraal, Baarn (1972) (Oekumene. jg. IV, nr. 2); 4e dr.. 1979. - School voor koningen. Uitleg van een bijbelboek.
Baarn (1976). - Katholiciteit en pluraliteit. Leiden (1980) (inaug. rede). - De terugkeer van de verloren Vader. Een theologisch essay over vaderschap en macht in cultuur en christendom. Baarn (1989); 6e dr., (1993). - Gemengde
gevoelens, Baarn (1990). - Naam geven wat ik zoek. Preken. uitg. door I. Visser-Schroot, Baarn (1991).
Modern levensbesef en toekomstverwachting. In: Hedendaags levensgevoel. Verslag van de Conferentie van de Centrale Bond voor Inw. Zending en Chr. Maatsch. Werk te Oosterbeek, Amst. (1965), 44-52. - Ongevraagde ouverture.
en Het radicalisme in de ethiek. In: Ethiek als waagstuk. Opstellen aangeboden aan E.L. Smelik (...), Nijkerk 1969, 7-II resp. 51-74. - De mens op zoek naar zichzelf. In: H . Berkhof (e.a.). Geloven in God. Studies op instigatie van de Raad voor de zaken van Kerk en Theologie van de Nederlandse Hervormde Kerk. 's-Grav. (1970), 15-54. - Enige stellingen over diakonia met wat hors d'oeuvre. In: Sociaal aktief. Utr.
1970. 5-16. - Zeggen wat Hij doet is doen wal Hij zegt. Een studie over de ethiek in de verkondiging. In: Postille, X X V (1973-1974), 's-Grav. (1973). 7-18. - Macht en gezag in bijbels perspectief. In: Macht over macht. Veranderende opvattingen over gezag en macht, Bilthoven (1975) (Annalen van het Thijmgenootschap, jg. LXIII, afl. 3). 90-131. - Over trouw en ontrouw in de maatschappij. In: As je mekaar niet meer vertrouwen kan, waar blijf je dan! Interkerkelijke Gezinsweek Commissie Driebergen (1976), 37-54. - Sexual Ethics in Protestant Churches. In: Handbook of Sexuology, o.r.v. J. Money en H . Musaph, Amst. (1977), 1333-1338. -
Hedendaagse relaties in bijbels perspectief. In: Het veranderende beeld van huwelijk, relaties en scheiding.
Maatschappelijke en godsdienstige aspecten. Delft (1983), 27-42. - Anders dan anderen. In: Veranderende samenleving* vormen, 's-Grav. 1983 (Kernvraag. 83), 77-83. - Na vijftien jaar. In: Ontginningswerk. Bijdragen voor W. Zijlstra,
Kampen 1985. 180-186. - Prediking en De briefen de telefoon in het pastoraat. In: Werkboek voor predikanten, 's-Grav. (1986) . 3.4 1-13 resp. 4.4 1-9. - Kan televisie verkondigen?
Enige gedachten ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de IKON. In: Soms gebeurt het zomaar. Over de mogelijkheid van geloofsverkondiging door een kerkelijke omroep. Baarn (1987) , 9-45. - De verborgen macht van God. In: Nogmaals waarom? Artikelen en reakties op het gelijknamige boek van A. van de Beek: Waarom? over lijden, schuld en God, Nijkerk 1986 (Leidse lezingen), 53-63. - Korte geschiedenis van het feminisme. In: Theologie van en voor vrouwen. Brochure Toerusting, 6 aug. 1987. 11-20. - Het is beslist. In: Waarlijk opgestaan! Een discussie over de opstanding van Jezus Christus, Baarn (1989), 9-23. - De betekenis van mesostructuren mesostructuren voor de ethiek. In: De pantomime van het heil. Beelden van de ethiek van Albert Schweizer. Kampen (1989). 26-42.
Hij werkte mee aan de uitgave van: H . Berkhof, Bruggen en bruggehoofden. Een keuze uit de artikelen en voordrachten (...), Nijkerk (1981). Vertaling: Hal ilu sudah diputuskan. In: Terayata Ia sudah bangkit. Jakarta ( 1993), 1-19.
Albert Camus. Solitaire en solidaire. In: W. XV/1 (apr. 1960). 14-24. Tevens opgenomen in: Naar de wereld van morgen.
Amst. (1961), 147-157. - Camus' weg naar de mens. In: W, XVI/3 (mei 1961). 172-179. - Albert Camus en het existentialisme. In: Wijsgerig perspectief. IV/2 (okt. 1963). 82-%. - Camus en Merleau-Pontv over revolutie en geweld. In: Te elfder ure, XIV/10-11 (nov. 1967), 394-405. - Het ambtelijk engagement in de ontmoeting met de ander. In: Tijdschrift voor maatschappelijk werk, XXII/4 (1968), 80-86.
- Voorechtelijk geslachtsverkeer. In: Federatiecontact (Maandblad YWCA), nr. 4 (1968). - Naar een normloze maatschappij. In: Diakonia, XXV/3 (1968). 81-85. - De dood in het existentialisme. In: Ministerium, IV/11 (1970). 190-193. - Briefwisseling met W. Zijlstra naar aanleiding van diens dissertatie
'Klinische pastorale vorming'. In: Tijdschrift voor pastorale psychologie, 1/4 (1969), 12-26. en: II/3 (1970). 72-79. - De godsdienstige vorming in schoolverband, in: Federatiecontact (Maandblad YWCA). nr. 3 (1970). - Albert Camus en het pastoraat. In: Ministerium. V/2 (1971), 1-5. - In: Bulletin. Tijdschrift voor documentatie \an en bezinning op het christelijk onderwijs: Christelijk onderwijs: apologie of apostolaat?. III (1975). 2-5; Waar ligt de grens?, VIII (1979).
1 vlg. - De rijken in de wereld van de armen. In: W, XXXV/10 (dec. 1980). 587-589. - De weg van het kruis. In: Solannaal. Uitgave van "Sola Scriptura". dispuut der CSFR Utrecht (1982). - Media en pastoraat, in: Rondom het Woord,
(1986), 66-69. - Voorts recensies en artikelen in: De Brief (Maandblad Algemene Maatschappij voor Jongeren), WDt.
NedTT. Henormd Nederland, Voorlopig, Open Deur en, vanaf 1978 zeer frequent, in IDW.
Preekschetsen in Poslille. XVIII (1966-1967), 83-93; XXXIII (1981-1982). 82-91; XXXVII (1985-1986). 58-66.
L i t . : G.G. de Kruijf. Interview met dr. F.O. \an G In: WDt, jg. XXVIII/15 (1979), 246. - R. Brico. Werken als zin van ons bestaan. In: Elsevier magazine. 22 mrt. 1980. - Dez.,
Grenzen aan de solidariteit. Theologische controverse over Israël. In: Elsevier magazine. 16 aug. 1986. - T. Klijn, De kerk zal er altijd wel zijn. in: Voorbij de vanzelfsprekendheid.
Zes gesprekken over kerk en secularisatie. Kampen (1986).
28-42. - G. de Haas. Inteniew met Van G. in: Het is niet goed, dat de mens alleen is. Kampen (1986). 81-91. - H P . de Roest, Schermutselingen rondom hel Woord. De theologische hermeneutiek van F.O. van G. In: IDW. X X (1991), nr. 6. 12-21, nr.7, 10-18. - De gelijkenis van de verloren Vader.
Beschouwingen over Van G.s boek De terugkeer van de verloren Vader. Nijkerk (1991 ) (Leidse lezingen) (met foto). - K . E . Biezeveld, Spreken over God als vader. Hoe kan het anders?. Baarn 1996. reg. in v. - Voorts recensies en discussiebijdragen o.a. in: Hervormd Nederland. Kontekstueel. Trouw, KT. IDW.
H.P. DE ROEST
Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme
Deel 5, 2001

Gezin 1

Huwelijkspartner: Gerardine Antonia Maria Verhaaren geb. 16 Feb 1924 overl. 25 Sept 2004
Huwelijk: 11 Juli 1958 Amsterdam