Marinus Post

Geslacht: Man
Vader: Jan Post
Moeder: Trijntje Tempen
Geboren: 3 Aug 1902 Hollandscheveld, Hoogeveen
Overleden: 17 Nov 1944 Alkmaar
Beroep: vervener, veehouder
Aantekeningen: ?
Verzet en verraad
De Drentse verzetsheld: Johannes Post Verzetsheld Johannes Post stamt uit een geslacht van kleine Drentse landbouwers. Na de lagere school bezoekt hij gedurende één jaar de MULO, waarna hij werkzaam is op het bedrijf van zijn vader. Behorend tot de gereformeerde kerk wordt Post op zestienjarige leeftijd lid van de ‘Jongelingsvereeniging’ op Gereformeerde Grondslag in de afdeling van Hollandscheveld, waarvan hij in 1926 voorzitter wordt. In 1929, het jaar van zijn huwelijk, vestigt Post zich als landbouwer in Nieuwlande. Hij houdt zich eveneens bezig met de handel in pluimvee, eieren en paarden. Ook zet hij een vrachtdienst op voor de pluimveehouders uit zijn streek. Hij treedt toe tot de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en wordt in 1935 raadslid en wethouder van de gemeente Oosterhesselen. Hij laat zich kennen als een hardwerkende, intelligente, non-conformistische en zeer principiële persoonlijkheid, die het avontuur niet schuwt. Hoewel geschokt door de Duitse inval op 10 mei 1940 en zeer anti-nationaalsocialistisch ingesteld raakt Post pas medio 1942 direct bij het verzet betrokken. Een door de Sicherheitspolizei gezochte onderduiker vindt een veilig onderkomen in zijn boerderij. In de winter van dat jaar gaat Post op pad om onderduikadressen voor Joden te zoeken. Hij doet dat samen met zijn broer Marinus, die al langer Joden verbergt op zijn boerderij te Kampen. Door zijn betrokkenheid bij de ARP onderhoudt Post nauwe contacten met de leiders van die partij en met de verzetsgroep rond het illegale blad Trouw. De grote verzetsperiode van Post begint in de zomer van 1943, na de april-meistakingen van dat jaar. Deze zijn een reactie op het voornemen van de bezetter de leden van de voormalige Nederlandse krijgsmacht als krijgsgevangenen naar Duitsland af te voeren, met de bedoeling hen in het kader van de Arbeitseinsatz in Duitsland te werk te stellen. De plaatselijke registratiekantoren worden al spoedig doelwit van overvallen door gewapende verzetsgroepen, aangeduid als knokploegen. Naarmate het aantal onderduikers toeneemt, groeit de behoefte aan distributiebonnen en andere bescheiden, dat leidt tot het ontstaan van nieuwe knokploegen voor het plegen van overvallen. Johannes Post gebruikt de schuilnamen Hemke van der Zwaag en Johannes van Setten. Tot zijn naaste medewerkers behoren onder meer Jan Wildschut, een gewezen sergeant-vlieger uit Brabant, die bij Post kwam onderduiken, de Jodenhelper Arnold en ook de latere provinciaal KP-leider Hemke van der Zwaag, bekend als Arie. (Op voorspraak van Johannes Post benoemt prins Bernhard Van der Zwaag in het laatste oorlogsjaar tot leider van de Drentse knokploegen.) Zij vormden ook het team dat een brutale strooptocht per fiets houdt langs vijf administratiekantoren. Hun eerste gewapende daad is op 23 juni 1943 met vier overvallen op één dag (!) op registratiekantoren in Sleen, Zweeloo, Oosterhesselen en Nieuweroord. Zijn verzetsgroep werkt voornamelijk voor de Trouw -groep. Als de grond te heet onder de voeten wordt, duikt Post onder. Niettemin wordt op 16 juli 1943 te Ugchelen op de Veluwe door de Sicherheitspolizei gearresteerd en opgesloten in het politiebureau van Apeldoorn, waar hij de volgende dag een vergeefse poging doet te ontsnappen. Op 18 juli haalt een agent van de verkeerspolitie hem uit zijn cel en brengt hem veilig naar buiten. Post vindt een veilige toevlucht in Rijnsburg bij Leiden, waar zijn broer Henk gereformeerd predikant is. Zijn hele gezin duikt onder. In Rijnsburg vormt hij een nieuwe groep: KP-Johannes (KP staat voor ‘knokploeg’). Ook deze groep voert overvallen uit om identiteitsbewijzen te stelen, bijvoorbeeld uit gemeentehuizen. Samen met zijn broer Marinus en Wildschut voert Post tal van acties uit. In het najaar van 1943 trekt hij het land door en legt zo binnen het verzet veel contacten. Vervolgens vestigt hij zich in januari 1944 in Breda, van waaruit hij overvallen pleegt in West-Brabant en Zuid-Holland. Een van Post de opmerkelijkste wapenfeiten is de overval die op 19 februari 1944 op het politiebureau in de Archimedesstraat in Den Haag. De buit bestaat uit een zestigtal pistolen, patroonhouders en scherpe munitie. Vorming landelijke organisatie In augustus 1943 worden de verschillende knokploegen samengebracht in één organisatie: de Landelijke Knokploegen (LKP). Het is deze LKP die de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers onder meer van distributiebonnen voorziet. Hoewel Post zich vooral betrokken voelt bij de Trouw -groep, worden zijn banden met de LKP zo hecht dat hij medio maart 1944 wordt opgenomen in de top van deze organisatie, met als taak leiding te geven in de noordelijke provincies. In april 1944 reist hij naar het noorden om de samenwerking tussen de knokploegen van Friesland, Groningen en Drenthe tot stand te brengen. In mei/juni 1944 krijgt de LKP zware slagen te verduren door de arrestatie van enkele leiders. Voor Post is dit een van de redenen om in de laatste week van mei naar Amsterdam te gaan voor nader overleg. Begin juni arresteert de Sicherheitspolizei een aantal leden van de knokploegen in Groningen en Drenthe, waardoor een terugkeer naar het noorden voor Post te gevaarlijk wordt. Zijn aanwezigheid in het westen is trouwens meer dan noodzakelijk, omdat door de arrestaties in de leiding van de LKP een vacuüm ontstaat. Hoewel de verdeling van taken en competenties de nodige problemen oplevert, krijgt hij in zekere zin de supervisie over de LKP in westelijk Nederland. Hij vestigt zijn hoofdkwartier in Amsterdam. Juist in juni 1944 wordt Post betrokken bij de coördinatie van het verzet in Nederland. In februari van dat jaar vormen namelijk verschillende verzetsorganisaties de 'Kern', een overlegorgaan om te komen tot een betere technische afstemming van de verschillende verzetsactiviteiten. Ook neemt Post namens de LKP deel aan de 'donderdagmiddagbesprekingen', waarin onder meer de chef-staf van de Orde Dienst (OD), jhr. P.J. Six en Gerben Wagenaar van de Raad van Verzet als representanten van het gewapende verzet overleg plegen. Juist door dit contact ontstaat bij Post waardering voor Six en de OD, die hem door de LKP'ers niet in dank wordt afgenomen. Een zware slag voor Post is de mislukte overval op 23 juni 1944 op het distributiekantoor in Haarlem, waarbij Wildschut gevangen wordt genomen. Onder grote druk treft Post voorbereidingen om zijn vriend uit het huis van bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam te bevrijden. Een Nederlandse SS-bewaker, die voorgaf de zijde van het verzet te kiezen, zou zijn medewerking verlenen, maar verraadt het plan aan de Sicherheitspolizei. Als in de nacht van 14 op 15 juli 1944 een knokploeg de gevangenis binnendringt, valt deze in een hinderlaag. Na een vuurgevecht worden zes overvallers gevangengenomen. De volgende dag wordt onder meer Post, die volgens plan zelf niet aan de overval deelnam,, gearresteerd en op 16 juli, samen met twaalf anderen, gefusilleerd in de duinen bij Overveen. Na de bevrijding is het stoffelijk overschot van Post herbegraven op de Erebegraafplaats Overveen te Bloemendaal. (Op in totaal 45 locaties in de duinen zijn 422 slachtoffers gevonden. Van hen zijn 347 herbegraven op de Erebegraafplaats Bloemendaal; de overige zijn bijgezet in een familiegraf, of zijn herbegraven in de gemeente van herkomst. ) Marinus Post Vanaf de zomer van 1942 verleent Marinus hulp aan tientallen Joodse landgenoten. Hij haalt hen over onder te duiken, geeft hun onderdak in zijn woning en zorgt voor andere adressen, vooral bij boeren op het Kampereiland. In de nacht van 26 op 27 juli 1943 wordt de boerderij overvallen door de Kampense politie onder leiding van NSB-korpschef J. Boesveld. Tijdens een schietpartij weet Post – in zijn onderbeen geraakt – te ontsnappen. Marinus Post zijn echtgenote Annechien en 17-jarige zoon Jan worden gearresteerd en verblijven tot de bevrijding in Vught, Ravensbrück en Dachau. De Joodse onderduikers worden ontdekt in een schuilhut achter de boerderij en weggevoerd. Vijf dagen later brandt de boerderij af. In de muur van basisschool Het Stroomdal wordt in 2007 een gedenksteen geplaatst. Marinus Post, schuilnaam ‘Evert’, duikt onder in Barendrecht, maar is vooral in Leiden. Van eind 1943 tot medio 1944 is hij, eerst in de KP van zijn broer Johannes, vanaf januari 1944 als hoofd van zijn eigen KP betrokken bij meer dan tien overvallen op distributiekantoren en gemeentehuizen in Zuid-Holland, Gelderland en Overijssel. Een deel van de buitgemaakte bonkaarten wordt ter beschikking gesteld van de Trouw-organisatie. In oktober 1944 – vlak voor de geplande liquidatie van de Tsjechisch-Joodse Sipo-agent Rudi Pollak – wordt een gewapende Post in Amsterdam gearresteerd en op 17 november 1944 in Alkmaar gefusilleerd. Na de oorlog wordt hij herbegraven naast zijn broer in Overveen. (Na de oorlog gaan er verschillende geruchten over Marinus Post, bijvoorbeeld dat hij wel erg gemakkelijk tot liquidaties overging. Dit wordt door verschillende historici, zoals Lou de Jong, overgenomen. Om de aandacht tussen de gebroeders Post eerlijker te verdelen en om deze geruchten te ontkrachten heeft Atie Visser in 1999 een boek over Marinus Post geschreven.)
drentheindeoorlog.nl/

Gezin 1

Huwelijkspartner: Hannegien Salomons geb. 1 Dec 1901
Huwelijk: 19 MEI 1925 Borger