Cornelis Veenhof

Geslacht: Man
Vader: Jan Veenhof
Moeder: Johanna Kraan
Geboren: 2 MRT 1902 Doorn
Overleden: 7 Feb 1983 Oudemirdum
Beroep: onderwijzer, predikant
Aantekeningen: VEENHOF, CORNELIS (Kees), * Doorn 2 maart 1902, ? Oudemirdum (Friesland) 7 februari 1983. Zoon van Jan Veenhof, bakker, en Johanna Kraan.
Onderwijzer en leraar in Spakenburg 1920-1926. Student theologie in Kampen 1926. Gereformeerd predikant te Harkstede 1933, te Haarlem 1936, te Utrecht 1941-1946 (vanaf 17 augustus 1945 vrijgemaakt, na geschorst te zijn).
Hoogleraar Theologische Hogeschool der Geref. Kerken (Vrijgemaakt) te Kampen 1946-1968 (homiletiek, catechetiek, poimeniek, diaconiek, evangelistiek, liturgiek en filosofie).
In 1969 buiten het verband van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) geraakt, als gevolg van de buiten verband-plaatsing van de later zo geheten Nederlands Gereformeerde Kerk te Kampen waarvan hij lid was.
Hij huwde 11 mei 1933 met predikantsdochter Marretje Maria Bakker (1899-1979). Zoon Jan Veenhof (* 1934) volgde G.C. Berkouwer op als hoogleraar dogmatiek aan de Vrije Universiteit; zoon Klaas Roelof Veenhof (* 1935) werd hoogleraar assyriologie aan de VU, later te Leiden. Veenhof woonde zijn laatste levensjaren in bij dochter Margriet Naber-Veenhof (* 1938).
Veenhofs leven was nauw verweven met de voorgeschiedenis van de vrijmaking (1944) en met de spanningen in de vrijgemaakte kerken, die leidden tot het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde Kerken (aanvankelijk: Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt buiten verband) (1968).
Met de wens predikant te worden, behaalde Veenhof vanuit Spakenburg via avondstudie in 1926 het diploma gymnasium-alfa. In Kampen raakte hij geboeid door de herbezinning binnen de Gereformeerde Kerken op de erfenis van Abraham Kuyper en Herman Bavinck, onder leiding van de latere hoogleraar K. Schilder, A. Janse, hoofdonderwijzer in Biggekerke, en D.H.Th. Vollenhoven en H. Dooyeweerd, grondleggers van de wijsbegeerte der wetsidee.
Met hen ontstonden intensieve contacten, in het bijzonder met Schilder.
Aan de kerkelijk-theologische en wijsgerige vernieuwingsbeweging die zij op gang brachten ? door Veenhof in een gelijknamig geschrift (1949) als ?voortgaande reformatie? getypeerd ? nam Veenhof actief deel. Aan de Calvinistische (voorheen: Gereformeerde) Studenten Beweging, in 1930 onder zijn voorzitterschap opgericht, gaf Veenhof nieuwe impulsen, onder meer door er de calvinistische wijsbegeerte te propageren (waaraan hij levenslang trouw is gebleven).
Zijn aanvankelijke bewondering voor Kuyper kwam onder andere tot uitdrukking in publicaties die gewijd waren aan diens invloed op de calvinistische wijsbegeerte (In Kuypers lijn, 1939) en aan diens gedachten over de souvereiniteit in eigen kring en de prediking (Souvereiniteit in eigen kring, 1939; Predik het Woord, 1942). Van de bevriende en vereerde Schilder gaf Veenhof verzamelde preken, lezingen, artikelen en schriftoverdenkingen uit. In zijn reserve tegenover Schilders Godsleer werkte invloed van de antispeculatieve Vollenhoven door. Veenhof trachtte Schilder in nauwer contact met Vollenhoven en Janse te brengen.
Met de laatste wees Veenhof op het concrete spreken van de Schrift over het verbond, tegenover scholastiek en subjectivistische vroomheid (onder andere in Der Rechtsstreit des HERRN mit Israel ?ber die Herrlichkeit und Best?ndigkeit seines Bundes, 1935).
In Utrecht, waar het gezin Veenhof tijdens de oorlog een joods meisje in huis had, was Veenhof als predikant van de roepende kerk adviseur van de synodes van (1939-)1943 en 1943-1945 (waarvan de laatste werd voorgezeten door G.C. Berkouwer). Met collega M. de Goede maakte Veenhof bezwaar tegen het bindend verklaren van de leeruitspraken uit 1905 inzake Kuypers leer van de veronderstelde wedergeboorte.
In zijn lijn nam de kerkenraad in de hongerwinter een ?Godsvrede? in acht. Veenhof kritiseerde intussen Schilders radicalisme, wilde de vrijmakingsvergadering in Den Haag (11 augustus 1944) niet bijwonen en ondertekende de Acte van Vrijmaking of Wederkeer niet. Tot Schilders teleurstelling maakte hij zich pas een jaar later vrij, toen een na de bevrijding door Veenhof en andere Utrechtse bezwaarden ter synode ingediende nadere verklaring over de strijdpunten niet de gezochte opening bood.
Tijdelijk groeide afstand tot Janse, die in de Duitse bezetting Gods straffende hand zag, en tot Vollenhoven en Dooyeweerd, die niet met de vrijmaking meegingen.
Veenhof maakte indruk door zijn prediking en preekcolleges. Waar hij voorging, moesten dikwijls velen met een staanplaats genoegen nemen. Via zijn preekcolleges drukte Veenhof zijn stempel op de verkondiging binnen eigen kring.
Veel van Veenhofs publicaties vonden hun aanleiding in de kerkelijke conflicten van zijn dagen. Zo verscheen in 1944 een historische schets over de synodebesluiten van 1905, Rondom ?1905?, met een ?Woord vooraf? van Vollenhoven. Veenhof en zijn medeauteurs R.J. Dam en B. Holwerda beoogden ermee, de oorspronkelijke bedoeling van de leeruitspraken (in hun ogen: pacificatie-formules) alsook de herinterpretatie ervan via Praeadvies en Toelichting van 1942 in het licht te stellen. Veenhof was ervan overtuigd, dat uitvoerig gedocumenteerde, contemporaine historiografie een vertekening van het verleden ter zelflegitimatie kon voorkomen. Zijn beschrijving van de voorgeschiedenis van de vrijmaking in Om de ?Unica Catholica?.
Een beschouwing over de positie van de bezwaarden onder en over de synodocratie (1949) moest verhoeden ?wat met de uitspraken van 1905 is geschied?: ?We hebben het immers beleefd, dat, na nog geen veertig jaar, door de groote massa van de werkelijke betekenis en bedoeling der toen geformuleerde leeruitspraken niets meer werd verstaan?. Zijn historische belangstelling verschoof intussen van Kuyper naar G. Groen van Prinsterer, Willem van den Bergh, de afscheiding van 1834 en de reformatie van de zestiende eeuw (zie Prediking en Uitverkiezing, 1959, over de plaats van de uitverkiezingsleer in de prediking in de Christelijke Afgescheiden Gereformeerde Kerk, 1850-1870). In Om kerk te blijven (1966) kapittelde Veenhof de zijns inziens onhistorische visie die inmiddels in eigen kring over de vrijmaking was gegroeid ? als een door God geschonken reformatie ? ter legitimatie van de eigen, ware kerk. Met een publicatie over Bavincks kerkbeschouwing (1969) hoopte hij, onder de vlag van Bavincks gezag en orthodoxie, de confessionaliteit van zijn kerkvisie kracht bij te zetten. Na de breuk in de vrijgemaakte kerken beschreef hij in de informatieboekjes voor de Nederlands Gereformeerde Kerken van 1974 en 1975 de voorgeschiedenis, het ontstaan en de eerste ontwikkeling van deze nieuwe kerkengroep.
In Kerkgemeenschap en Kerkorde (1974) presenteerde hij de strijd in de afgescheiden kerken tussen 1836 en 1840 over kerkgemeenschap en kerkenorde als een waarschuwend voorbeeld voor deze over de functie van confessie en kerkorde verdeelde Nederlands Gereformeerde Kerken.
Van Veenhofs kerkelijke verbondenheid en invloed getuigen onder andere de meer dan 2000 bijdragen van zijn hand in de door hem (mede) geredigeerde bladen De Reformatie (1934-1956, redacteur 1952-1956), Opbouw (redacteur 1957-1983, opgericht in 1957, nadat Veenhof in 1956 de redactie van De Reformatie had moeten verlaten omdat hij het niet tot haar taak rekende, in de geest van de ?doorgaande reformatie? leiding aan het kerkelijke leven te geven) en Dienst (redacteur 1947-1968). Veenhofs maatschappelijke engagement kwam tot uiting in lezingen en publicaties over sociale en juridische vragen en in het bijzonder over de Algemene Bijstandswet (waarvan hij een verklaard tegenstander was: Christelijke diakonie en ABW, 1966), en in de vervulling van adviseurs- en bestuursfuncties ten behoeve van de Gereformeerde Kinderbescherming, de Centrale diaconale conferentie, de Reformatorische bijbelschool en het Sanatorium Sonnevanck.
Na eervol ontslag in 1968 werden Veenhof door de synode van Hoogeveen (1969) wegens het ?verlenen van doortocht aan dwaling? het lidmaatschap van de academische senaat en zijn emeritaatsrechten ontnomen.
Veenhof stond steeds kerkelijke vereniging met de Christelijke Gereformeerde Kerken voor. Als emeritus publiceerde hij in toenemende mate over de gevaren van het leninistisch marxisme.
Geschriften
Zie Veenhofs bibliografie in: D. Smits, Inventaris van het archief van C. Veenhof (1902-1983), Amsterdam 1996, 82-84 en 101-164 (Historisch Documentatiecentrum, Vrije Universiteit Amsterdam [afgekort als: HDC]; Koninklijke Bibliotheek).
Handschriften
Brieven, preken, colleges, toespraken, lezingen en niet uitgegeven manuscripten (HDC: archief-C. Veenhof); brieven (HDC: archieven-F.W. Grosheide, B. Holwerda, IJ. Jacobs, G. van Roon, J. Stellingwerff en D.H.Th. Vollenhoven; Archief- en Documentatiecentrum Kampen: archieven-S. Greijdanus en K. Schilder; Landelijk Archief Nederlands Gereformeerde Kerken Vlaardingen: verzameling-C. Veenhof; Rijksarchief Utrecht: archief-Deputaatschap voor hulpverlening aan gescheurde kerken 1947-1965; archief-A. Janse, momenteel in familie-beheer, daarna: HDC).
Literatuur
Zie Smits, a.w., 15 (nr. 67), 21 vlg. (nrs. 147-150: herdenkingsartike-len); 165 vlg. (publicaties van derden). - G. Janssen, De feitelijke toedracht, Groningen 1948, 189-194, 200-202. - G. Puchinger, Is de gereformeerde wereld veranderd?, Delft 1966, 195-228. - P. Groen, Opheldering inzake het redactiebeleid in de jaren 1952-1956 van De Reformatie, Leiden 1969. - R. van Reest, De Braambos, I, Goes 1969, passim. - R. Valkenburg, interview met Prof. C. Veenhof. In: Koers II/30 en 31 (22 mei en 5 juni 1971). - Dez., Kerkelijke smaakmakers, Kampen 1974, 184-198. - W.G. de Vries, Calvinisten op de tweesprong, Groningen 1974, 233 vlg., 276-278, 282.Dez., K. Schilder als gevangene en onderduiker, Groningen 1977, 31, 114, 183 vlg., 187. - Boekery Prof. Veenhof, 1980 [uitgegeven door Die Teologiese Skool van die Gereformeerde Kerk, Noordbrug, Zuid-Afrika]. - J. Stellingwerff, De V.U. na Kuyper, Kampen 1987, reg. in v. - Dez., D.H.Th. Vollenhoven (1892-1978), Baarn 1992, reg. in v. - G.C. Berkouwer, Zoeken en vinden, Kampen 1989, reg. in v. - Geen duimbreed!, onder red. v. J. de Bruijn en G. Harinck, Baarn 1990, reg. in v. - J.J.C. Dee, K. Schilder: zijn leven en werk, I, Goes 1990, reg. in v. - Dez., K. Schilder ? Oecumenicus, Goes 1995, reg. in v.G. van den Brink en H.J. van der Kwast, Een kerk ging stuk, Amsterdam 1992, m.n. 172-179, 188-197. - O. Mooiweer, C. Veenhof ? Zijn persoon, zijn leven, zijn werk (lezing voor de Theologische Studiebegeleiding van de Ned. Geref. Kerken op 15 februari 1992, Studiemap Theologische Studiebegeleiding H-7, Landelijk Archief Nederlands Gereformeerde Kerken Vlaardingen).Eender en anders. Correspondentie tussen K. Schilder en D.H.Th. Vollenhoven, onder red. v. W.G. de Vries en H. Vollenhoven, Kampen 1992, reg. in v. - G. Harinck, De Reforma-tie (...) 1920-1940, Baarn 1993, reg. in v.Dez., De betekenis van het archief-C. Veenhof voor het kerkhistorisch onderzoek.
In: Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis, I/1 (1998), 10-13. - J. Ridderbos, Strijd op twee fronten, 2 dln., Kampen 1994, reg. in v. - Vrijmaking ? Wederkeer, onder red. v. D. Deddens en M. te Velde, Barneveld 1994, reg. in v. - Vuur en vlam, onder red. v. R. Kuiper en W. Bouwman, I, Amsterdam [1994], 32 vlg., 38, 72 vlg., 84, 151-179, 214-253; II, Amsterdam 1998, reg. in v. - A. Schilder en J. Veenhof, Van vrijmaking tot bevrijding, Baarn 1994, m.n. 36-41, 116-158. - Herdenking vrijmaking in Utrecht 1945-1995, onder red. v. Kerkenraad Gereformeerde Kerk Utrecht-C. e.a., [Utrecht 1995], 12, 16-18, 24. 26-28. - W. Smit, Kleine Utrechtse kerkgeschiedenis, Altneuland 1995, 5, 19, 22-25, 34, 38 vlg., 44 vlg., 49, 51-54, 56-61, 67-69, 71, 86, 91, 97 vlg. - K.R. Veenhof, Het archief van Prof. C. Veenhof. In: Opbouw, XLI(1997), 370-372. - Het Amersfoorts congres van 1948, onder red. v. G. Harinck en R. Janssens, Barneveld 1998, reg. in v. 1) C. Houtman, J. van Sluis e.a., red., Biografisch Lexikon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, deel 5, Kampen: Kok, 2001, 521-523: ?Veenhof, Cornelis?. ISBN 90 435 0384 3; NLG 97,50. Overneming geschiedt met toestemming van betrokkenen.
Veenhof werd na een jeugd in een piƫtistisch milieu van de late Afscheiding op de Utrechtse Heuvelrug diep geraakt door het culturele klimaat van het absolute van de jaren twintig en dertig. Daarbij speelden zijn relaties met invloedrijke theologen als A. Janse van Biggekerke, K. Schilder en D.H.Th. Vollenhoven een wezenlijke rol, hoewel deze niet tot zijn directe leermeesters aan de Theologische School in Kampen behoorden. Toch deinsde Veenhof met zijn sensitieve karakter, hij was erg gesteld op harmonie in intermenselijke relaties, al gauw terug voor de consequenties van dit absolutisme. Dit ging echter niet zover dat hij niet meeging met de Vrijmaking van 1944, toen ongeveer 10 procent van de leden van de Gereformeerde Kerken in Nederland buiten die kerk kwamen te staan vanwege theologische geschillen.
Wel kreeg hij gaandeweg steeds meer moeite met de groeiende dominantie van de beweging van de doorgaande reformatie binnen de vrijgemaakt-gereformeerde kerken. Hij bleek vooral een man van de reformatie van het hart, terwijl in de vrijgemaakt-gereformeerde kerken de nadruk werd gelegd op de institutionele reformatie. De kaders van de ware kerk moesten voor de leiders van de doorgaande reformatie de bedding vormen voor de persoonlijke vroomheid. Uiteindelijk werd Veenhof aan het eind van zijn hoogleraarschap in Kampen afgerekend op zijn positiekeuze.
Ab van Langevelde - In het klimaat van het absolute. C. Veenhof (1902-1983). Leven en werk. ADChartasreeks 27, De Vuurbaak (2015)

Gezin 1

Huwelijkspartner: Marretje Maria Bakker geb. 31 MEI 1899 overl. 15 MEI 1979
Huwelijk: 11 MEI 1933 Doorn