Adrianus van Biemen

Geslacht: Man
Vader: Pieter van Biemen
Moeder: Sara Delfos
Geboren: 16 Juli 1914 Leiden
Overleden: 27 MEI 1984 Bentveld
Beroep: predikant
Aantekeningen: B I E M E N , A D R I A N U S V A N , * Leiden 16 juli 1914, t Bentveld (Zandvoort) 27 mei 1984. Zn. van Pieter van Biemen, behanger en stoffeerder, en Sara Delfos. Stud. theol. Leiden 1932; dr. theol. 1950. Herv. pred. Barsingerhorn, Kolhorn en Haringhuizen 1939. Voorganger Vereniging van Vrijz. Hervormden Haarlem (pred. in bijzondere dienst van de herv. gemeente Haarlem) 1944. Directeur van de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers Bentveld 1946-1973, adjunct-directeur en studieadviseur 1973-1979. Buitengewoon hoogl. UvA (kennis van de samenleving en haar problemen in relatie tot kerk en godsdienst) 1969. Hij huwde op 28 febr. 1939 met Hitje Bruining (1913-1987).
Van B. groeide op in een arbeidersgezin, dat door de crisis in de jaren '30 getroffen werd. Met financiële steun en door les te geven kon hij studeren. Van huis uit rechtzinnig geraakte Van B. al spoedig onder invloed van vrijz.-herv. tendensen in de theol. faculteit. W . Banning werd zijn grote inspirator en leermeester. Hij leerde hem in 1932 kennen op een conferentie in het centrum van de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers te Bentveld. Van B. werd overtuigd rel.-socialist. Hij assisteerde Banning regelmatig bij diens werk op Bentveld. Door Banning leerde hij ook het denken van M . Buber kennen. Dit leidde tot een levenslange aandacht voor het jodendom. Tevens wekte Banning zijn belangstelling voor de sociologie. Met speciale toestemming kon Van B. in 1939 met dit vak als tweede hoofdvak onder begeleiding van Banning afstuderen, naast het hoofdvak godsdienstwijsbegeerte bij L . J . van Holk.
Tijdens de oorlog was Van B . actief in het verzet. Zijn oproep in een preek tot steun aan de februaristaking in 1941 leidde tot een kortstondige gevangenschap.
In 1946 volgde hij Banning op als directeur van de Arbeidersgemeenschap. De eerste jaren waren jaren van opbouw: in de leeg geplunderde accommodatie moest Van B. het rel.-socialistische vormingswerk opzetten onder financieel moeilijke omstandigheden, waarbij een extra moeilijkheid was dat hij vergeleken werd met zijn grote voorganger. O m zijn salaris aan te vullen moest Van B . , tot 1952 de enige cursusleider, ook godsdienstles geven op de Rijkskweekschool in Haarlem en Hebreeuws op het gymnasium. Toch zag hij kans om in 1950 als eerste promovendus bij Banning te promoveren op het proefschrift De zedelijke waardering van de arbeid in het industrialisme. Doordat vanaf 1952 de overheid het vormingswerk van de Arbeidersgemeenschap subsidieerde, kwam er meer financiële zekerheid.
Van B. gaf het vormingswerk een eigen profiel. Vormingswerk kon niet zonder geestelijke grondslagen en een normatieve visie op mens en samenleving. Het ging Van B. om geestelijke groei van mensen in vrijheid en verantwoordelijkheid onder het kritisch en heilbrengend licht van het Evangelie. Veel aandacht kreeg de verhouding tussen religie, politiek en cultuur. Doordat Van B. een goede relatie met het Ned. Verbond van Vakverenigingen wist op te bouwen, kon Bentveld bekendheid verwerven vanwege zijn cursussen voor het vakbondskader. Zelf werd Van B. docent op de kaderschool van het N V V . Verder richtte het werk van de Arbeidersgemeenschap zich op beroepsgroepen, ondernemingsraden, scholieren en studenten en politieke partijen (met name cursussen voor PvdA-kaderleden). Op Bentveld groeiden initiatieven als Nieuw Links en de Maatschappijkritische Vakbeweging. Ook buiten Bentveld hield Van B. veel inleidingen voor geledingen uit het bedrijfsleven.
Hoogtepunten voor Van B. waren de muziekcursussen. Hijzelf was zeer muzikaal, speelde goed piano en orgel, had tijdens zijn studie ook colleges kunstgeschiedenis en muziekwetenschappen gevolgd en beschikte over een grote muzikale kennis. In periodieken van het Nut recenseerde hij grammofoonplaten met grote deskundigheid.
Ook internationaal legde Van B . contacten, vooral in West- en Oost-Duitsland, in het bijzonder met de Evangelische Akademie West-Berlin. Van 1965 tot 1971 was Van B. voorzitter van de Leiterkreis der Evangelischen Akademien und Laieninstitute in Europa.
In de jaren '60 en '70 onderging het vormingswerk ook in Bentveld een sterke uitbreiding om daarna in een fase van bezuinigingen te komen. Dat leidde tot een verdergaande institutionalisering en professionalisering van het werk. Van B. bleef in diverse commissies m.b.t. het overheidsbeleid opkomen voor een uitdrukkelijke aandacht voor de mensbeelden en geestelijke grondslagen van het vormingswerk. Naar zijn mening werden allerlei Amerikaanse methoden overgenomen zonder kritische reflectie hierop. Ook stond Van B . kritisch tegenover eenzijdig politiek gericht vormingswerk, vooral als dit een doctrinair marxistische inslag had. In Bentveld zelf leidde dit tot spanningen en conflicten met een nieuwe generatie vormingswerkers, die wel affiniteit met het socialisme had, maar niet met de door de Arbeidersgemeenschap voorgestane rel. component.
Vanaf 1958 gaf Van B . incidenteel colleges "inleiding in de sociale wetenschappen" aan de theol. faculteit van de U v A . In 1965 ontving hij een tijdelijke leeropdracht in de pastorale sociologie, die in 1969 werd omgezet in een buitengewoon hoogleraarschap. In deze tijd van universitaire hervorming steunde hij van harte het streven naar democratisering van de faculteit.
Naast werkzaamheden in het kader van zijn beroep vervulde Van B . bestuurlijke functies en maakte hij deel uit van werkgroepen en commissies van de Ned. Herv. Kerk, de Oecumenische Raad van Kerken, de Wereldraad van Kerken, de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en andere educatieve organisaties, de vakbeweging en instellingen voor kunstzinnige en muzikale vorming (o.a. de Eduard van Beinum Stichting). Politieke functies ambieerde hij niet: hij was meer gericht op de geestelijke fundering en verdieping van het socialisme dan op de politieke praktijk van alledag. Wel maakte hij van 1965 tot 1968 deel uit van het landelijk bestuur van de PvdA, waar hij echter niet echt tot zijn recht kwam. Voorts was hij van 1952 tot 1960 secretaris en van 1961 tot 1983 voorzitter van de Internationaler Bund religiöser Sozialisten/International League of Religious Socialists.
G e s c h r. .De zedelijke waardering van de arbeid in het industrialisme. Assen 1950 (diss.). - Met H.J. Wilzen. Samen op weg. Vijftig jaar ontmoeting tussen christendom en socialisme in 'De Blijde Wereld' en 'Tijd en Taak'. Amst. 1953. - Alledaags leven en bijbelse boodschap. Haarlem 1969 (inaug.).
De realisatie van ethische normen. In: E. Bloembergen (e.a.). Personeelsbeleid als onderdeel van hel bedrijfsbeleid. 's-Grav. (1955). 26-36. - Perspectieven voor het vormingswerk. In: De maatschappij van nu en morgen. Amst. 1958. 145-155. - Aspecten van het vormingswerk. In: Vorming. Handboek voor sociaal cultureel vormingswerk met volwassenen, o.r.v. T . T . ten Have. Gron. 1959. 123-142. - Banning en de volksopvoeding. In: W. Banning (e.a). Terugblik en perspectief Willem Banning 1888-1971. Baarn 1972. 73-84. - Mensbeelden in het vormingswerk. In: Nieuwe religieuze bewegingen: een leerschool voor volwassenen.' Opstellen ter nagedachtenis aan Ad van Biemen. o.r.v. R. Ligtenberg (e.a.). Kampen 1985. 11-19.
Artikelen in: Tijd en Taak. Algemene Nederlandse Systematisch ingerichte Encyclopedie (ANSIE) (redactielid 1954-1956; hoofdredactie deel II. 1955). Volksopvoeding. Belgisch-Nederlandsch tijdschrift voor sociaal-cultureel
groepswerk. W. Weekblad van de Nederlandse Protestanten Bond. Kommunität. Vierteljahreshefte der evangelischen Akademie Berlin. Gewerkschaftliche Monatshefte. Maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid. Theologie en praktijk. De Vakbeweging. Ruim Zicht. Bouw. Wij Vrouwen (Vrouwenbond van de PvdA). NVT (ledenblad van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen).
Hij bezorgde: W. Banning. Moderne maatschappijproblemen. 7e herziene dr.. Haarlem 1971. - Dez.. Typen van zedeleer. Grepen uit de geschiedenis der niet in godsdienstig geloof gefundeerde ethiek. 5e herziene dr.. Haarlem 1972.
H s s. : Correspondentie, lezingen etc. [IISG; zie: B. Hijma. Inventaris van de archieven van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers 1919-1997 en van A. van B. (1914-1984) 1926-1981 (...). Amst. 1998].
L i t. : J. Lindeboom. Geschiedenis van de Barchem-beweging MCMV11I-MCMLVIII. 1958 (z.p.). 260-279. - W. Banning. Terugblik. In: W. Banning (e.a.), Terugblik en perspectief. W. Banning 1888-1971. Baarn 1972, 67 vlg. - Socialisme en religie. Aangeboden aan A. van B. ter gelegenheid van zijn afscheid van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers, Kampen 1979. Artikelen: L H . Ruitenberg, in: Trouw. 30 mei 1984; L H . Ruitenberg. D. Houwaart, B. Barends, in: Tijd en taak. LXXXII/11 (9 juni 1984). - R. Ligtenberg (e.a.). Nieuwe religieuze bewegingen: een leerschool voor volwassenen ? Opstellen ter nagedachtenis aan A. van B.. Kampen 1985. - C . Huijsen. Socialisme als opdracht. De religieus-socialistische Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers en de PvdA: de geschiedenis van een relatie. Baarn 1986. reg. in v. - J. Frieswijk. J.D. Gardenier, Vijftig jaar Kortehemmen. Een halve eeuw Woodbrookerswerk. Konehemmen 1987 . 97. 104, 111. 112. 130, 131, 140-148, 170 vlg. - H . van Wirdum-Banning. Willem Banning 1888-1971. Leven en werken van een religieus socialist.
Amersfoort-Leuven 1988. reg. in v. - G. Mulder. P. Koedijk. H.M. van Randwijk. Een biografie. Amst. 1988, 726. - A. Engelsman. J. Wijne. Herinneringen aan 70 jaar AG. Zeewolde 1989, 19 vlg. - G . Harmsen, Herfsttijloos (Colchicum aulumnale). Een levensverhaal. Nijmegen 1993. 729. - J . M . van der Linde. Werkelijk, ik kan alles. Werkers in kerkelijke arbeid in de Nederlandse Hervormde Kerk 1945-1966. 's Grav. 1995. 166. - H. Noordegraaf (e.a.). Pionieren tussen werk en kerk. Verhalen rond de opkomst van het industriepastoraat. Gorinchem 1999. 18.
H. NOORDEGRAAF

Gezin 1

Huwelijkspartner: Hitje Bruining geb. 11 Sept 1913 overl. 17 OKT 1987
Huwelijk: 28 Feb 1939 Wijnaldum