Jehuda Lion Palache

Geslacht: Man
Vader: Isaac Palache
Moeder: Judith Spinoza Catella Jussurum
Geboren: 26 OKT 1886 Amsterdam
Overleden: 18 OKT 1944 Auschwitz
Beroep: leraar in de Hebreeuwse taal
Aantekeningen: Op 15 oktober 1924 werd hij hoogleraar ‘taal- en letterkunde der Semietische Volken, de Israëlitische Oudheden en de uitlegging van het Oude Testament’ aan de Universiteit van Amsterdam. De leerstoel was verdeeld over twee faculteiten: de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte en de faculteit der Godgeleerdheid. Aanvankelijk werd er bezwaar ingebracht tegen een aanstelling van deze joodse man, die een functie zou gaan hebben in de opleiding van protestantse predikanten. Ook al onderschreven de burgemeester en de wethouders de bezwaren van de theologische faculteit tegen een joodse hoogleraar: de bezwaren bleken ongegrond en Palache bekleedde zijn leerstoel tot 1941. Aan de faculteit der Godgeleerdheid gaf hij Hebreeuwse literatuurgeschiedenis en exegese van het Oude Testament. In 1941 werd hij ontslagen vanwege de anti-joodse verordeningen die opgelegd waren door de Duitse bezetter. In 1944 werd Palache met zijn vrouw naar Theresienstadt gedeporteerd. Samen werden ze op 18 oktober 1944 in het Poolse Auschwitz vermoord.
De Bijbel uit het hoofd
Palache was buitengewoon goed thuis in de geschriften van het Jodendom. Zijn opvolger professor M.A. Beek memoreert in zijn artikel ‘Verzadigingspunten en onvoltooide lijnen in het onderzoek van de oudtestamentische literatuur’:
“Voor Buber en Rosenzweig was het horen een vanzelfsprekende zaak, zo goed als voor mijn voorganger in Amsterdam, de joodse geleerde Palache, die de gehele Biblia Hebraica uit zijn hoofd kende.”
Daarnaast was hij gespecialiseerd in de semitische literatuur (met name het Arabisch), en dat bracht hem ertoe een bijzondere visie op de oudtestamentische vertelkunst te bepleiten in zijn inaugurele rede uit 1925, ‘Het karakter van het oud-testamentische verhaal’.
De Bijbel als verhaal
In zijn inaugurele rede zet hij drie belangrijke stappen voorwaarts in de studie naar het Oude Testament:
Palache las de Bijbelverhalen als oud-oosterse verhalen van een bepaald genre (denk hierbij aan Hermann Gunkel), en vergeleek die met parallellen in andere oud-oosterse literatuurbronnen. Hij kwam tot de conclusie dat het verhaal een geliefde vorm was in het oude Oosten om gedachten over te brengen (26; cf. Rosenzweigs ‘erzählende Philosophie’!). Hiermee kiest Palache voor een literaire benadering en zet hij de historische benadering op het tweede plan. Alles in de oude verhalen is dienstbaar aan de verhaalintentie: ‘Dus niet wordt het verhaal verteld omdat het gebeurd is, maar omgekeerd, doordat het verteld wordt, wordt het tot een realiteit.’ (30)
In de jaren twintig van de vorige eeuw was het gangbaar om het Oude Testament historisch-kritisch te benaderen tot in het extreme. Palache schrijft: ‘Het kan natuurlijk wel eens van groot belang zijn, vast te stellen, dat vers Xa? in de achtste en vers Xa? in de zevende eeuw geschreven moet zijn, of dat een bepaald zinsdeel een glosse uit een latere periode is. Maar daargelaten het subjectieve, dat daar vaak in ligt, vraagt men zich dikwijls af, of zulke tot in het extreme doorgevoerde critiek ons werkelijk zoveel nader brengt tot een diep inzicht in de ziel van het verhaal, dat, afgezien van zijn ontstaans-geschiedenis, toch ook een belangwekkende bestaans-geschiedenis heeft.’ (18) Palache schetst een lijn van (1) een verhaal dat (2) wordt opgenomen in een verteltraditie en dán pas (3) werkelijkheid wordt voor de lezer (31-32).
Palache veronderstelt dat de Bijbelschrijvers of -redacteuren de hun aangereikte teksten niet klakkeloos hebben overgeschreven. Ze hebben een behoorlijke zelfstandigheid gehad in het vormgeven van de teksten en de teksten ook omgevormd ‘vanuit het gezichtspunt van een bepaald idee’. Daarmee komt een belangrijke premisse van historisch-kritisch onderzoek onder vuur te liggen: de overlevering van de teksten is zélf is creatief en geeft niet zo getrouw mogelijk de teksten van het voorgeslacht door aan volgende generaties. (20-21) Onevenwichtigheden, doubletten etc. in een tekst blijven staan, omdat de redacteurs nooit het doel hebben gehad om een systeem te ontwerpen, maar om een verhaalintentie over te dragen aan een nieuwe generatie.
Palache en de Amsterdamse School
In één oogopslag is duidelijk dat deze drie punten grote gelijkenis vertonen met de uitgangspunten van de Amsterdamse School. De focus ligt niet zozeer op de voorgeschiedenis van een tekst, maar op de tekst zelf. Nauwkeurige bestudering van deze teksten maakt vervolgens duidelijk dat de teksten met een bepaalde doelstelling zijn geschreven. Breukelman zou zeggen: ze zijn vormgegeven met het oog op de verkondiging. Alle elementen in de vertelling zijn dienstbaar aan de doelstelling of de intentie van die tekst. De bekende en bestreden Amsterdamse uitspraak dat iets ‘niet echt gebeurd, maar wel wáár’ is (Ter Linden), ligt in het verlengde van het programmatische geschrift van Palache.
Toch zou het programma van Palache pas onder het professoraat van M.A. Beek (1909-1987) echt uitwerking krijgen. Beek was de opvolger van Palaches opvolger, ds A.W. Groenman, die er niet voor terug had gedeinsd om op 5 januari 1942 de vrijgekomen leerstoel van Palache tot 1945 te bezetten.
Werken
J.L. Palache, Het heiligdom in de voorstelling der Semietische volken : academisch proefschrift … Rijksuniversiteit te Leiden … 19 januari 1920 (Leiden: Brill, 1920)
J.L. Palache, Inleiding in den Talmoed (19803, 19542 [1922])
J.L. Palache, Het karakter van het oud-testamentische verhaal. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het hoogleraarambt aan de Universiteit van Amsterdam (Amsterdam: Hertzberger, 1925)
later opgenomen in Sinai en Paran (1959)
J.L. Palache, De sabbath-idee buiten het Jodendom. Voordracht gehouden in de vierde jaarvergadering van het Genootschap voor de Joodsche Wetenschap in Nederland (Joodsche volksbibliotheek 2; Amsterdam: Hertzberger, 1925)
J.L. Palache, Kalenderhervorming (Amsterdam: Hertzberger, 1930)
J.L. Palache, De hebreeuwsche litteratuur van den na-talmoedischen tijd tot op onze dagen in schetsen en vertalingen (Amsterdam: Hertzberger, 1935)
J.L. Palache, Over beteekenisverandering der woorden in het Hebreeuws (Semietisch) en andere talen. Een vergelijkende studie (Amsterdam: Hertzberger, 1939)
M. Reizel (red.), Sinai en Paran. Opera minora van wijlen Dr. J.L. Palache (Leiden: Brill, 1959)
J.L. Palache, Semantic notes on the Hebrew lexicon (Leiden: Brill, 1959)
volgens een nagelaten handschrift uitgegeven en vertaald
Literatuur
M.A. Beek, ‘Levensbericht over de auteur’, in: J.L. Palache, Inleiding tot de Talmoed (19803, 19542 [1922]), IX-XIV
M. Reizel, ‘Inleiding’, in: M. Reizel (red.), Sinai en Paran. Opera minora van wijlen Dr. J.L. Palache (Leiden: Brill, 1959), 9-12
C. Houtman, Inleiding in de Pentateuch. Een beschrijving van de geschiedenis van het onderzoek naar het ontstaan en de compositie van de eerste vijf boeken van het Oude Testament met een terugblik en een evaluatie (Kampen: Kok, 1980), 162-163
A. Dicou, ‘Het propaedeutisch onderwijs in het bijbels Hebreeuws aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam’, in: K.A. Deurloo & F.J. Hoogewoud (red.), Beginnen bij de letter Beth. Opstellen over het Bijbels Hebreeuws en de Hebreeuwse bijbel voor Dr. Aleida G. van Daalen (Kampen: Kok, 1985), 17-26
H.J. Franken, ‘J.L. Palache (1886-1944), hoogleraar in de Semitische talen’, in: J. de Roos, A. Schppers & J.W. Wesselius (red.), Driehonderd jaar oosterse talen in Amsterdam. Een verzameling opstellen (Amsterdam: UvA, 1986), 86-90
K.A.D. Smelik, ‘Vertellingen in de Hebreeuwse Bijbel. De benadering van het bijbelse verhaal door Palache, Beek en diens leerlingen’, in: K.A. Deurloo, B.P.M. Hemelsoet, et al. (red.), Cahier 9 (Amsterdamse Cahiers voor exegese en Bijbelse theologie 9; Kampen: Kok, 1988), 8-21
U.W.F. Bauer, ?? ?????? ???? – All diese Worte: Impulse zur Schriftauslegung aus Amsterdam. Expliziert an der Schilfmeererzählung in Exodus 13,17-14,31 (Europäische Hochschulschriften XXIII (Theologie) 442; Frankfurt am Main [etc.]: Lang, 1991), 105-110
C. Houtman, Der Pentateuch: die Geschichte seiner Erforschung neben einer Auswertung (Contributions to Biblical exegesis & theology 9; Kampen: Kok Pharos, 1994), 271-272
M. Kessler, Voices from Amsterdam: a Modern Tradition of Reading Biblical Narrative (Atlanta: Scholars Press, 1994), IX-XXIV
I.E. Zwiep, ‘Tussen Godgeleerdheid en Letteren. Joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam’, in: P.J. Knegtmans & P. van Rooden (red.), Theologen in ondertal. Godgeleerdheid, godsdienstwetenschap, het Athenaeum Illustre en de Universiteit van Amsterdam (Zoetermeer: Meinema, 2003), 109-122, 113-117
J.C. Siebert-Hommes, ‘De ‘Amsterdamse School’’, in: P.J. Knegtmans & P. van Rooden (red.), Theologen in ondertal. Godgeleerdheid, godsdienstwetenschap, het Athenaeum Illustre en de Universiteit van Amsterdam (Zoetermeer: Meinema, 2003), 177-196, 177-179
A.W. Zwiep, Tussen tekst en lezer. Deel II: van moderniteit naar postmoderniteit. Een historische inleiding in de bijbelse hermeneutiek (Amsterdam: VU University Press, 2013), 112
‘Palache, Jehuda Lion (Juda) 1886-1944‘, op Joden in Nederland in de twintigste eeuw (laatst bezocht 2014-10-15)
Anon., ‘Prof. dr. J.L. Palache, 1886-1944‘, op albumacademicum.uva.nl, laatst bezocht 2014-10-22

Gezin 1

Huwelijkspartner: Sophia Wilhelmina de Pinto geb. 31 Aug 1897 overl. 18 OKT 1944
Huwelijk: 1 Aug 1917 Den Haag