Barend Willem Zijfers

Geslacht: Man
Vader: Barend Willem Zijfers
Moeder: Johanna Paulina Sweers
Geboren: 11 Dec 1895 Amsterdam
Overleden: 11 Juni 1975 Driebergen
Beroep: commies in effecten, boekhandelaar
Aantekeningen: De op 11 december 1895 geboren Barend Willem Zijfers was een nationaalsocialist van het eerste uur; hij had zich al in een vroeg stadium bij de nsb aangemeld. Hij was op dat moment commissionair in effecten in Amsterdam, maar hij woonde niet in de hoofdstad. Hij bezat een riante villa in Hilversum. De datum van zijn toetreden tot de nsb, 1 april 1932, had tot gevolg dat hij een tamelijk laag stamboeknummer had (het nummer waaronder een nsb-lid werd ingeschreven). Zo'n laag stamboeknummer werd binnen de Beweging als een onderscheiding beschouwd omdat men daardoor behoorde tot de eerste leden. Zeker na de inval van de Duitsers telde dat zwaar, omdat toen een stroom nieuwe leden de nsb binnenkwam. Het ging daarbij deels om opportunisten, deels om ambtenaren die daarvóór op straffe van ontslag zich niet openlijk tot de nsb mochten bekennen. Deze nieuwe leden werden door de oude leden ‘Meikevers’ genoemd.
De leden met een laag stamboeknummer hadden het privilege dat ze gemakkelijk toegang hadden tot Mussert.
In 1935 zocht Zijfers een uitbreiding van zijn activiteiten en hij liet daarbij zijn oog vallen op het boekverkopersvak.
Hoe hij daartoe kwam? Dat is nooit echt duidelijk geworden. In de verhoren die hij na de oorlog moest ondergaan door rechercheurs van de Politieke Opsporings Dienst kwam dat punt niet aan de orde. In ieder geval weten we dat hij in 1935 het pand Kalverstraat 71 kocht. Zijn broer had enkele huizen verderop een meubelinrichting en stoffeerdersbedrijf. Aan hem vroeg hij het pand Kalverstraat 71 in te richten en hij noemde zijn boekhandel De Driehoek. Hij liet trouwens duidelijk blijken dat het hier om een nationaal-socialistische boekhandel ging, want de etalage lag vol met allerlei brochures, emblemen en vlaggetjes van de nsb, naast allerlei prullaria die de nsb liet maken om daarmee propaganda voor het nationaal-socialisme te maken.
De zaak werd op 10 januari 1936 geopend en, zoals gebruikelijk in die dagen van toenemende polarisatie tussen nationaal-socialisten en anti-nationaal-socialisten, ging deze opening met veel tumult gepaard.
In het Algemeen Handelsblad lezen we over het Wilhelmus-zingende nsb-ers en in De Telegraaf over demonstranten die de doorgang in de Kalverstraat zo stremden dat er politie te paard aan te pas moest komen om ervoor te zorgen dat de passanten ongehinderd hun weg konden vervolgen. Het socialistische Het Volk wist ook nog het volgende te melden: ‘Ook in de avonduren dromden de Amsterdamsche fascisten voor en in de winkel bijeen. Zes agenten hadden de handen vol om voor het verkeer een weg vrij te houden.’
Het Volk en Vaderland was een weekblad, dus moesten de nationaal-socialisten een week tandenknarsend wachten voordat men commentaar kon leveren op de gebeurtenissen. Maar toen bleek dat het voor de krant zo duidelijk was als wat: de politieleiding had ervoor gezorgd dat er rellen waren ontstaan door ruw tegen belangstellenden op te treden.
Bedrijfsleider van de boekwinkel werd Theo Buitenhuis. De administratie mocht niet te veel kosten dus die had Zijfers ondergebracht in zijn eigen effectenkantoor, waar het personeel door de toenemende crisis toch minder te doen had dan daarvoor.
Enkele maanden later ontstond een nieuwe rel rond De Driehoek. De boekwinkel verkocht het antisemitische Duitse blad Der Stürmer, de schepping van Julius Streicher. Die verkoop gaf aanleiding tot vragen in de Tweede Kamer.
Het liberale kamerlid mr. G.A. Boon vroeg de minister van Justitie Van Schaik of het de minister bekend was ‘dat in het perceel Kalverstraat no. 7 te Amsterdam, waar sinds begin Januari 1936 gevestigd is de sigarenwinkel “Het Nederlandsche Sigarenbedrijf De Driehoek” naast n.s.b.-materiaal en uitgaven van de Duitsche Moed-beweging ook verkrijgbaar is het Duitsche weekblad Der Stürmer van Julius Streicher te Nürnberg, dat daar wekelijks in talrijke exemplaren aanwezig is en voor de somma van 15 cents aan het publiek geleverd wordt in een achter den winkel gelegen vertrek?’
Boon wees in zijn vragen daarnaast op het sterk antisemitische karakter van het blad en gaf daar ook een voorbeeld van:
Durch die Jahrtausende hinfort
Häufte der Jude Mord auf Mord
Der Jude läszt vom Morden nicht
Bis ihn erreicht das Weltgericht.
Maar veel belangrijker in zijn betoog was: Boon klaagde niet alleen het antisemitisme van Der Stürmer aan, want dat was wel bekend; hij legde ook duidelijk een verband tussen De Driehoek en de nsb en door dat te doen plaatste hij de nsb, die begin 1936 pas aarzelend voor haar antisemitisme uitkwam eveneens in de hoek van Der Stürmer.
In ieder geval ging dat Van Schaik te ver want in zijn antwoord was hij heel duidelijk:
‘Er bestaan geen aanwijzingen dat de verkoop met medeweten van de leiding der n.s.b. heeft plaats gehad.’
Boon zal met dit antwoord niet tevreden zijn geweest, maar in die tijd was het niet bon ton een minister zo duidelijk tegen te spreken. Hij koos voor de buitenparlementaire actie. In het centrum van Amsterdam verspreidde de liberaal pamfletten waarin hij opriep tot een grote protestmeeting op 4 maart in Bellevue en ook nu weer legde hij, het antwoord van de minister van Justitie ten spijt, een band tussen De Driehoek en de nsb:
‘Diep gezonken is een politieke partij die haar hulp niet alleen moet vinden in het buitenland maar zelfs bij een persoon als Julius Streicher! Menschonteerende publicaties, weerzinwekkende platen, afgrijselijke moordophitsingen zijn de propagandamiddelen van “Der Stürme”.
Nederlanders, Uw voorvaderen, waarmede de n.s.b. zoo gaarne te koop loopt, hebben tachtig jaar gevochten voor gewetens- en geloofsvrijheid. Gij zult niet dulden, dat een Julius Streicher daar een einde aan maakt.’
Bedrijfsleider Buitenhuis reageerde snel op de acties van Boon, zowel binnen als buiten de Kamer. Hij stond De Telegraaf een interview toe en schoof in dat interview heel handig in ieder geval de nsb buiten de brandhaard:
‘Noch ir. A.A. Mussert, noch het Hoofdkwartier der n.s.b. te Utrecht, noch eenige instantie der “Beweging” te Amsterdam, heeft er eenige officiëele relatie mee, evenmin financiëele betrekkingen. Het is dus naar mijn meening een particuliere propaganda-zaak van een particulier, die met de n.s.b. sympathiseert. Hij en ik vervullen geen enkele functie in de n.s.b.’
En Der Stürmer? Want daar was het toch allemaal om begonnen? Buitenhuis vertelde de lezers van De Telegraaf dat het blad uit de verkoop was genomen. Dat klonk fraai, maar Het Volk onthulde dat de waarheid wel enigszins anders lag. Inderdaad: Der Stürmer was in de winkel zelf niet te krijgen, maar toen de verslaggever bleef aandringen, werd hij naar een achterkamertje gebracht en daar kon hij voor vijftien cent wel een exemplaar krijgen.
Overigens: Zijfers kon welke band dan ook met de nsb ontkennen, toen puntje bij paaltje kwam, gaf hij die band wel toe. Hij werd op last van de officier van Justitie verhoord en in het proces-verbaal kunnen we lezen:
‘Hoofddoel van deze zaak was propaganda te maken voor de n.s.b.’
Bij dat verhoor bleek dat Zijfers behalve leugenachtig ook nog laf was, want hij kronkelde als een paling toen Der Stürmer ter sprake kwam:
‘Kende de strekking van het blad niet en heb van niemand dan ook gehoord, dat de inhoud anti-semitisch was.’
En om de gotspe zo groot mogelijk te maken vond Mussert het ook nog nodig om Zijfers via een officieel schrijven voor een week als lid te schorsen. Dit om in de publiciteit heel duidelijk te maken dat De Driehoek en de nsb werkelijk niets met elkaar te maken hadden en dat de nsb zich hooguit aangesproken voelde omdat de particulier Zijfers lid van de Beweging was. Daarom stond er in deze brief te lezen:
‘De n.s.b. zal niet dulden dat haar beginselprogramma, haar brochures enz. worden verkocht naast een blad als “Der Stürmer” waaruit een geest spreekt, welke in lijnrechte tegenstelling is met die van het Nederlandsche volk en de n.s.b. zelve, terwijl bovendien in dat blad herhaaldelijk de n.s.b. en de persoon van haar Algemeen Leider op infame wijze werden beledigd, op grond van het feit, dat de n.s.b. Joodsche leden heeft en Mussert geen anti-semiet is.’
Ach, het kan verkeren. Niet lang daarna gooide Mussert zijn joodse leden eruit en verklaarde hij zich, zij het met enig voorbehoud, antisemiet.
Het beleid van De Driehoek was een wankelmoedig beleid. In 1937, ogenschijnlijk niet aangetast door de rellen van het eerste jaar, stuurde Zijfers een memo aan de inmiddels drie filialen, die aantoonden dat hij van geen wijken wist. Hij gaf zijn filiaalchef Buitenhuis opdracht in duidelijke termen op te schrijven wat men in de komende tijd moest onthouden:
Kameraden,
successievelijk ontvangt U van ons platen met marxistische uitwassen; ziehier de eerste. U gelieve deze opvallend voor Uw raam in den winkel te hangen. Over eenige dagen volgt wat anders, enz. Op bevel van een politieagent niets te verwijderen, doch ons opbellen!
Met nat. soc. groet, Hou Zee.
Dat klonk ferm, maar toch was men bij De Driehoek geschrokken, want een half jaar later kwam er weer een nota, en nu niet via Buitenhuis, maar van Zijfers zelf:
‘Gelijk aan ons filiaal te Amsterdam reeds mondeling werd medegedeeld, verzoeken wij U er nota van te willen nemen dat voorloopig de buitenlandsche boeken (vooral de Duitsche en Italiaansche) in de eerste plaats niet meer in de etalage geplaatst worden en ten tweede weinig of niet zichtbaar zijn in Uw boekenzaal. In die boekenzaal deze boeken zooveel mogelijk onder op de planken achter gordijnen, en de Nederlandsche en Vlaamsche boeken in grooten getale zichtbaar. Komen er klanten die buitenlandsche boeken wenschen te koopen, dan gaarne! Echter dient ernstig vermeden te worden dat men ten onzen opzichte kan spreken van “Duitsch Hitler-filiaal”, import, enz.
Tevens de brochures van al te strijdvaardigen aard op dezelfde wijze behandelen: “Sluipend gif”, “Einde der Democratie”, “Onthullingen Wessels” weglaten, dit aan Uw voorzichtig beleid overlaten.’
Dit alles had te maken met een onderzoek dat medio 1937 door de procureurgeneraal was gelast naar de oirbaarheid van de brochure Einde der democratie. Verder dan een onderzoek is het toen overigens niet gekomen: de procureur-generaal besloot niet tot vervolging over te gaan, al zou Zijfers in november nog schrijven dat ‘de Heer Procureur Generaal nog altijd over onze onschuldige brochure zit te zuchten. Een en ander is wel het bewijs dat de klap van “Einde der Democratie” raak is geweest.’
Hij schreef deze regels aan J.J. Granpré Molière, die een boekwinkel had in Benkoelen, Zuid-Sumatra. Hij schreef in deze brief verder:
‘Wij maakten er 2 pakjes van om te zorgen, dat de censor er onverhoopt in mocht kijken en e.d.d. in beslag nemen, U de rest krijgt. Curiositeitshalve deelen wij U nog mede, dat de jodenkop welke op de e.d.d.-brochure staat een door ons gemaakte origineele opname is van een Duitschen jodenemigrant in de Wieringerpolder, die door de regeering Colijn tot boer gebombardeerd is.’
Om een idee te krijgen welk soort boeken Zijfers bij zijn kromme briefje stuurde en welke de boeken dus waren die door De Driehoek werden uitgegeven - de sigarenwinkel was niet alleen boekwinkel geworden, maar ook uitgever van voornamelijk voddige brochures, een lijstje: De Duitsche kerkstrijd, Dietsche verbondenheid, Het volksche element, Ras en cultuur, Daer slaet gheluck toe, De legende van Willem van Oranje, De helden van Alcazar en Zelfmoord van het kapitalisme. Het overgrote deel van de brochures kostte een kwartje.
Een jaar later werd de rechtsvorm van De Driehoek veranderd. Op 11 maart 1937 werd de nv-vorm omgezet in een stichting, met als belangrijkste oogmerk:
‘De Stichting heeft ten doel de verbreiding van de nationaal-socialistische gedachte in Nederland.’
Zoals eerder gemeld: De Driehoek kende nu drie filialen. De belangrijkste bleef die in de Amsterdamse Kalverstraat, maar daarnaast werden er winkels geopend op de Kruiskade 5 in Rotterdam en aan de Wegenstraat 47 in Den Haag. De boekenverkoop in deze filialen werd overigens steeds belangrijker en dat had tot gevolg dat het rookwarenassortiment steeds meer inkromp, maar het verdween niet, De Driehoek had immers als sigarenwinkel een vestigingsvergunning gekregen.
Dat zat Zijfers overigens flink dwars. Hij wilde geen sigarenwinkelier zijn, hij wilde het boekenvak in en hij wilde daartoe officieel erkend worden, maar steeds opnieuw kreeg hij van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels (voortaan de Vereeniging te noemen) formele briefjes als:
‘Tot onze spijt moeten wij U mededeelen, dat wij in onze laatstgehouden vergadering tot de conclusie zijn gekomen dat het niet mogelijk is U als boekhandelaar te erkennen, daar U niet, zooals het Reglement voorschrijft, gedurende ten minste twee jaar als bediende of volontair bij een of meer erkende boekhandelaren zijt werkzaam geweest.’
Dus kreeg hij van de Vereeniging geen vergunning en dus, en dat was nog het vervelendste voor Zijfers, mochten erkende uitgeverijen ook niet aan hem leveren. De Driehoek was dus wel gedwongen om teneinde rendabel te blijven de rookwaren er niet helemaal uit te gooien, nee, sterker nog, de verkoop ervan professioneel aan te pakken, zoals mag blijken uit een nota van Buitenhuis:
‘Vestigen wij nogmaals Uw bijzondere aandacht op kyriazi-sigaretten. Na de laatste wijziging van den verkoopprijs door de groote fabrieken wordt op 80% der sigaretten vrijwel nihil verdiend. Op kyriazi hebben wij een extra vrij belangrijke korting weten te bedingen; deze korting kan alleen gehandhaafd blijven indien er behoorlijke hoeveelheden worden afgenomen. Wij kunnen er van hieruit niets aan doen, U dient de rest te bewerkstelligen. Het gaat om de merken: derik, finas, apis, no. 1, imperator chelmis. Als een klant een doosje sigaretten vraagt van een kwartje dan legt U hem een doos Derik onder den neus en als hij wat anders verlangt dan geeft U Chelmis.’
Zijfers bleef hopen, maar keer op keer stootte hij bij de Vereeniging zijn neus zodat hij wanhopig geworden, eind 1939 aan alle Nederlandse uitgevers een brief stuurde waarin hij onder meer meedeelde dat hij van de Deutsche Börsenverein wel een erkenning had gekregen.
‘Het gevolg daarvan is natuurlijk geweest dat het publiek in onze zaken tallooze Duitsche werken heeft gekocht,’ vervolgde Zijfers. ‘Het lijdt geen twijfel of datzelfde publiek zal een even groote belangstelling aan den dag leggen voor de Nederlandsche uitgaven die wij thans nog moeten ontberen.’
Hij eindigde zijn brief met een dramatische oproep aan de uitgevers om te bemiddelen. Het mocht hem niet baten; het zou nog tot 1941 duren voordat de uitgevers, als ze al wilden, hun boeken naar hem toe konden sturen.
Het werd eigenlijk steeds erger voor Zijfers; in 1939 moet hij het gevoel hebben gekregen dat zowat iedereen tegen hem samenspande.
In 's-Graveland bestond een uitgeverij die ook de naam De Driehoek voerde en deze uitgeverij eiste nu naamsverandering van haar naamgenoot in Amsterdam. Een tamelijk late reactie, gezien de publiciteit die De Driehoek jaren eerder al in de landelijke pers had genoten. Zijfers weigerde dan ook, waarop De Driehoek de zaak voor de rechter bracht en 's-Graveland de zaak won. Dit bracht een van de medewerkers van Zijfers, H. Schuhmacher tot het volgende mismoedige schrijven:
‘Iedere vrijheidslievende democraat kreeg bij zijn traditionele Zaterdagavondtocht door de Kalverstraat koude rillingen over zijn rug als hij daar De Driehoek zag staan. Iedere Jood stak zich steeds weer aan die vervloekte scherpe punten, die deze driehoek had, als Volk en Vaderland, Het Nationale Dagblad en andere Nationaal-Socialistische lectuur en die De Driehoek vrijelijk toonde temidden van de belangrijkste jodenzaken in het Jeruzalem van het Noorden. “That thaar nhou nehiks aan the thoen his.” Zoo dacht menig zoon van het oude volk en ja hoor, eindelijk werd er een rechter, natuurlijk een Polak, bereid gevonden De Driehoek te verbieden, als is het dan alleen maar de naam.’
De firma moest nu op zoek naar een nieuwe naam. Die werd al snel gevonden.
Men schreef een prijsvraag uit om een nieuwe naam te vinden. De Kameraden moesten maar beslissen hoe de zaak voortaan zou heten en dat verzoek was niet aan dovemansoren gericht: de inzendingen stroomden binnen.
‘Ik ben zoo brutaal om twee namen in te sturen daar ik gezien heb dat hieromtrent geen bepalingen bestaan,’ schreef H.F. van der Tak uit Amsterdam41. ‘Voor de “Driehoek” had ik éen der volgende benamingen wel toepasselijk gedacht: “De Voorpost” of “De Wachter”.’
W.F. Visser uit Amsterdam had zelfs drie namen ingestuurd: ‘Zonnerad’, ‘Stormbal’ en ‘De Leeuwen, voorheen de Driehoek’.
M.S. Jansens uit Portengen probeerde het ook, maar hij kwam met een naam ‘waarvan denkelijk ik niet de enigste zal zijn’, schreef hij erbij.
Dat was hij met zijn ‘De Germaansche Winkel’ overigens wel, zoals G.J. Zuurders uit Den Haag de enige was met ‘Groot Nederland’.
Jhr. A.H. Gevers pepte zijn inzending op met een opgewekte tekst:
‘Kameraad Zijfers,
Schande over de belagers van Uw firmanaam! Doch geen nood, we bouwen verder! Uw nieuwe naam ontleenen we aan het “boek der boeken” van onzen Leider, waarop iedere nationaal-socialist in tijden van nood teruggrijpt.
Uw firmanaam zij “De Driebron”.’
Ook jhr. Gevers won de prijsvraag niet. Zijfers hield de prijs (een bedrag van vijftig gulden) liever binnen de eigen gelederen: het personeelslid J.C. van der Meulen was de winnaar met zijn vondst Het Bolwerk.
Overigens was Van der Meulen niet de enige die deze naam had verzonnen, maar in het archief van Het Bolwerk heb ik geen protestbrief gevonden van mevrouw A. Kan-de Boer uit Koog aan de Zaan. Daar was ze waarschijnlijk te timide voor; toch had ze geschreven:
‘Zou, in plaats van “De Driehoek” de naam “Het Bolwerk” misschien in aanmerking kunnen komen?’ Het moge duidelijk zijn: voor een zelfbewuste nationaal-socialist was haar toon te aarzelend.
En als Het Bolwerk zou de firma tot 1945 blijven bestaan. Als boekhandel, als sigarenhandel en als uitgeverij.
We hebben al gezien hoe Zijfers zijn best had gedaan om erkenning als boekhandelaar te krijgen. Erkenning als uitgever was een andere zaak. De eerste stappen daartoe had hij al in 1938 gezet. Zijfers probeerde toen de vertaalrechten in handen te krijgen van wat met recht de bijbel der nationaal-socialisten genoemd mag worden, Mein Kampf van Adolf Hitler. Verder wilde hij de Nederlandse vertaling uitbrengen van Durchbruch der sozialen Ehe van Robert Ley en van dezelfde auteur ook nog Deutschland ist schöner geworden. Zijfers nam voor deze plannen contact op met de Duitse agent Erich von der Mehden en deze ging voor hem aan het werk. Maar het bleek zowel Zijfers als Von der Mehden
Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 4 Uitgevers en boekhandelaren. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam 1992