Pieter Sipma

Geslacht: Man
Vader: Johannes Sytzes Sipma
Moeder: Klaaske Jans de Zwart
Geboren: 26 Feb 1872 Dronrijp, gemeente Menaldumadeel
Overleden: 3 OKT 1961 Leeuwarden
Beroep: onderwijzer
Aantekeningen: Pieter Sipma was het kind van eenvoudige ouders en volgde de vrijwel enige weg, die voor dezulken toen openstond: via de opleiding aan een normaalschool (Franeker) onderwijzer worden. Hij was achtereenvolgens onderwijzer aan de O.L.S. te Ruinerwold (1981-'95), Sneek (1895), aan de 2e jongensschool (die voorbereidde voor middelbaar en gymnasiaal onderwijs) te Groningen (1895-1909); daarnaast leraar in het Nederlands aan de Rijksnormaallessen te Assen (1903-'07), leraar in het Nederlands aan de Gemeentel. Kweekschool voor Onderwijzeressen te Groningen (1905-'06) en aan de Cursus voor de Hoofdacte te Groningen (1906-'11). Ondertussen was hij door Dr. J. Bergsma opgeleid voor de Acte Ned. M.O. en werd hij leraar aan de R.H.B.S. 3j.c. te Warffum (1909-'11), vervolgens aan het Gymn. en de H.B.S. 5j.c. te Sneek (1911-'22) en aan de H.B.S. 5j.c. te Leeuwarden (1922-'30). In het laatste jaar werd hij benoemd tot lector in de Friese taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen (-'42), waar hij sedert 1917 als privaatdocent werkzaam was geweest. Voegt men hier aan toe zijn lessen aan de Opleidingsleergangen voor middelbare acten te Leeuwarden en zijn talloze lezingen voor een zeer uiteenlopend publiek, dan geeft dit reeds een indruk van de veelzijdige werkzaamheid van Sipma als docent. Velen zullen zich hem herinneren als een brilliant lesgever: hij stelde zich een doel en bakende zich de wegen daarheen af, maar durfde ook, als de omstandigheden daar aanleiding toe gaven, ineens buiten de gewone paden te gaan; zijn lessen waren helder en getuigden van humor, hij riep belangstelling wakker, spoorde tot zelfwerkzaamheid aan en wist altijd een waarderend woord te vinden voor de producten van aarzelende beginners.
De voortreffelijke didacticus vindt men ook terug in tal van publicaties van zijn hand, dikwijls uit zijn onderwijs ontstaan. Ik noem hier zowel zijn ‘Phonology and Grammar of modern West-Frisian, with phonetic texts and glossary’ (Oxford 1913) als zijn veel later in het Fries geschreven grammatica ‘Ta it Frysk’ (3 dln. 1948-'49); zijn inleiding tot de studie van het Oudfries ‘Fon alra Fresena fridome’ (1947), waarbij hij een zeer persoonlijke methode volgt en zijn inleidende studie tot de persoons- en familienamen (Fryske Nammekunde I. Foaren Skaeinammen. 1952). Dl. II over de toponymie heeft hij slechts gedeeltelijk kunnen schrijven, maar ook die torso verdient te worden uitgegeven.
Sipma beheerste het gehele veld der frisistiek, al ging zijn voorkeur duidelijk uit naar de taalkunde in al haar facetten. Belangrijk zijn zijn tekstuitgaven; hoezeer hij zich rekenschap had gegeven van de methodiek blijkt uit de uitvoerige inleiding op de ‘Eerste Emsinger Codex’ (1943). Voor de studie van het Oudfries zijn de drie delen ‘Oudfriesche Oorkonden’ (1927-'41) van onschatbare betekenis. Maar ook het Middelfries (waarmee bedoeld wordt het Fries van ± 1550-1800) had zijn belangstelling, zoals blijkt uit een aantal tekstuitgaven. Niet minder geldt dit voor de dialectologie: als onderwijzer verzamelde hij al veel materiaal en hij heeft in menig tijdschriftartikel het resultaat van zijn onderzoekingen op dit gebied neergelegd. En ongetwijfeld had hij een voorkeur voor namenstudie; naast de algemene publicaties zoëven al genoemd staan weer een aantal tijdschriftartikelen over speciale kwesties. Sipma, die tot op hoge ouderdom over een benijdenswaardige physieke en geestelijke kracht en frisheid beschikte, heeft zich ook intensief bezig gehouden met de, door hem betwijfelde, invloed van de angelsaksische invasie en met de friese runen. Merkwaardig was ook zijn grote openheid voor nieuwe taalkundige opvattingen; hij mocht een zekere scepsis bewaren ten opzichte van de structurele taalkunde, hij nam er wel degelijk kennis van en men ziet duidelijk de overgang van de phonetische opvattingen in zijn ‘Phonology’ van 1913 naar de phonologische in ‘Ta it Frysk’ (1948-'49).
Naast zijn werkzaamheid als docent en man van wetenschap moet zijn arbeid als bestuurder en organisator worden genoemd: hij nam zeer actief deel aan de opbouw van de leeszaal in Sneek, hij was voorzitter van ‘De Jongfryske Mienskip’, die een merkwaardige vernieuwing in de Friese beweging tot stand bracht, hij was hoofdredacteur van tijdschriften als ‘De Weitsrop’ (een onderwijs-tijdschrift) en ‘It Heitelân’ (weekblad van 1919-'26, daarna maandblad), hij was de organisator en eerste voorzitter van ‘De Fryske Akademy’ (sedert 1938). Overal was hij een stuwende kracht, een man van initiatief, die met zijn aanstekelijk optimisme ook anderen tot activiteit wist aan te sporen.
Sipma was allerminst een schrijftafelgeleerde, hoeveel voortreffelijks ook uit zijn pen gekomen is. Hij nam volop deel aan het maatschappelijk leven. Ook zijn hobbies (muziek, schilderen, eierenzoeken en zeilen) bewijzen zijn veelzijdigheid. Hij was een markante en tegelijk charmante persoonlijkheid met een eerder Franse dan Friese zwierigheid. En toch op en top een Fries. Met zijn overlijden is in de Friese gemeenschap, en niet alleen op het terrein der wetenschap, een leegte ontstaan; niemand van zijn leerlingen kan tenvolle zijn plaats innemen.
J.H. BROUWER
Lijst van geschriften
Zie: J.J. Kalma, Bibliografy Dr. P. Sipma (It Beaken XIV, 1952, 93), in het nummer dat geheel aan hem gewijd was. Een aanvulling op deze bibliographie is in bewerking.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1963

Gezin 1

Huwelijkspartner: Hylkje Hoekstra geb. 4 Aug 1858 overl. 9 Sept 1943
Huwelijk: 9 Juni 1895 Sneek