Cecile Wilhelmina Elisabeth Jeanne Petronella de Jong van Beek en Donk

Geslacht: Vrouw
Vader: Johan Jan Francois de Jong van Beek en Donk
Moeder: Anna Cecile Wilhelmina Jeanette Jacqueline Nahuijs
Geboren: 19 MEI 1866 Alkmaar
Overleden: 15 Juni 1944 Méréville, Frankrijk
Aantekeningen: De eerste twaalf jaar van haar leven groeide Cécile de Jong van Beek en Donk, middelste van drie kinderen in een voornaam gezin, op in Alkmaar. Toen haar vader, een verlicht liberale jonkheer met sociale en culturele belangstelling, in 1878 procureur-generaal in Den Bosch werd, verhuisde het gezin naar Vught en vandaar naar Hintham bij Rosmalen. Met haar jongere zuster Elisabeth kreeg freule Cécie aan huis les van gouvernantes. In 1890, kort na de dood van haar vader, trouwde ze met de welgestelde Haagse jurist Paul Goekoop, die in de jaren daarvoor al meermaals om haar hand had gevraagd. Het paar reisde veel. Toen Cécile Goekoop-de Jong in 1893 in de Verenigde Staten had gezien hoe daar struisvogels werden afgemaakt voor hun veren, werd ze een actief dierenbeschermster. Met haar moeder en zuster streed ze in hun Bond ter Bestrijding eener Gruwelmode tegen het gebruik van struisveren als versiering van hoeden en jurken. Hiermee deed ze haar eerste ervaringen op als organisatrice, netwerkster en activiste.
Feminisme
Tussen 1895 en 1898 werden feministische activiteiten steeds belangrijker in het leven van Goekoop-de Jong. Zo werd ze in mei 1896 medeoprichter, bestuurslid, notulist en vanaf 1897 plaatsvervangend presidente van de Vereeniging ‘Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid’, die ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 een nationale vrouwententoonstelling wilde organiseren. Haar man droeg hieraan bij door om niet een van zijn Haagse landerijen als tentoonstellingsterrein ter beschikking te stellen en zich garant te stellen voor eventuele exploitatietekorten.
Intussen werkte Goekoop-de Jong ook aan een roman. In 1897 debuteerde ze met Hilda van Suylenburg, het belangrijkste literaire product van de eerste feministische golf in Nederland. In deze tendensroman beschrijft ze een jonge vrouw die door een vrouwelijke arts wordt gewezen op maatschappelijke misstanden en hierdoor gestimuleerd rechten gaat studeren. Als advocate weet Hilda haar loopbaan te combineren met een gelukkig huwelijksleven. Het boek sloeg in als een bom: in 1898 beleefde het drie herdrukken, maar gaf ook aanleiding tot een brochurestrijd. Er verschenen talrijke tijdschriftartikelen en een twintigtal brochures waarin zowel het literaire gehalte als de emancipatoire boodschap van de roman werden bekritiseerd.
De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid was een hoogtepunt en tegelijkertijd een breekpunt in het leven van Goekoop-de Jong. Ze ging volledig op in de organisatie en vervreemdde van haar man. Na de – overigens zeer geslaagde – tentoonstelling zocht ze rust in Rome. Haar man bezocht haar, maar het huwelijk bleek niet te redden. In oktober 1899 was de scheiding een feit. Omdat haar zuster Elisabeth, inmiddels gehuwd met de componist Alphons Diepenbrock, partij koos voor Goekoop, kwam het ook tot een verwijdering met Elisabeth. Toch bleef ze haar zuster financieel steunen zoals haar man dat vóór de scheiding had gedaan. Vanaf 1900 woonde Cécile de Jong in Parijs, waar ze haar alimentatie aanvulde met het schrijven van reportages voor De Nieuwe Courant. In 1904 hertrouwde ze – inmiddels 38 jaar oud – met de Pools-joodse, tot het katholicisme bekeerde chemicus Michel Frenkel, sinds 1903 weduwnaar. Zelf werd ze ook katholiek. In 1905 werd hun zoon Pierre Michel geboren.
Cécile Frenkel-de Jong voelde zich nog steeds betrokken bij de vrouwenbeweging in Nederland. Dat blijkt uit haar roman Lilia (1907), over het onrecht dat een jonge ongehuwde moeder wordt aangedaan, en uit de lezing die ze in 1913 hield op de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’. Haar nieuwe boek vond echter weinig weerklank en na haar optreden in 1913 werd het in Nederland stil rond haar – zo stil dat haar overlijden in Méréville in 1944 nauwelijks aandacht kreeg.
Betekenis
Door het leven van Cécile de Jong van Beek en Donk lopen drie rode draden. Naast haar werk voor de positie van de vrouw werd op latere leeftijd het katholieke geloof voor haar van belang. Steunde ze in 1893 haar zuster nog tegen de katholieke familie Diepenbrock, die eiste dat ze voor de kerk zou trouwen en zou beloven eventuele kinderen katholiek op te voeden, in 1904 trouwde ze zelf met een katholieke man. Pas in 1916 zou ze zich laten dopen, waarna ze Elisabeth bewoog om hetzelfde te doen. Ze verwerkte dit gegeven in haar laatste roman Bij de waskaarsen (1922). Ook dit boek had niet het succes van Hilda van Suylenburg, dat nog altijd als de ‘bijbel’ van het Nederlandse feminisme geldt (BWN). De derde rode draad was haar liefde voor de kunst. Ze ging graag om met kunstenaars en kunstenaressen en gaf hen ook een rol in haar literaire werk. Omgekeerd hebben tijdgenoten haar herkend in de hoofdfiguur Cornélie de Retz van Loo van Couperus’ roman Langs lijnen van geleidelijkheid (1900), die evenals zij naar Rome vluchtte, daar een relatie had met een kunstenaar en tevergeefs trachtte zich los te maken van de conventies van het burgerlijk vrouwenleven. Ook in deze literaire gestalte leeft Cécile de Jong dus nog enigszins voort.
Naslagwerken
BWN.
Publicaties
Behalve de in het lemma genoemde publicaties:
‘Verscheidenheden. Vrouwen als leden van commissiën voor akte-examens’, Sociaal Weekblad 8 (1894) 24.
‘Toynbeewerk, maar hoe’, Sociaal Weekblad 17 (1903) 11.
‘Scheiding van kerk en staat’, Sociaal Weekblad 18 (1904) 20.
‘De tentoonstelling van vrouwenarbeid 1898’, in: C.M. Werker-Beaujon e.a. red., De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk. Encyclopædisch handboek, dl. 2 (Amsterdam 1918) 306-325.
E. Reeser red., Alphons Diepenbrock. Brieven en documenten, 10 delen (Den Haag 1962-1998).
Tessel Pollmann, ‘Inleiding’ [1977] en ‘postscriptum’, in: C. Goekoop-de Jong van Beek en Donk, Hilda van Suylenburg (Amsterdam 1984) 3-19.
A. van Tuinen en L. Belt, Cécile de Jong van Beek en Donk, 1866-1944. (ongepubl. referaat, Vakgroep Geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen 1985).
I. van Geest-Jacobs en M. Klein, ‘Couperus en de Vrouwenquestie’, De Nieuwe Taalgids 78 (1985) 127-136.
Freda Dröes, ‘Alsof ik in een spiegel kijk. De verdwijning en verschijning van intellectuele katholieke vrouwen’, Mara. Tijdschrift voor Feminisme en Theologie 5 (1991/1992) nr. 2, 15-26.
Fia Dieteren, ‘Strijd om Hilda. Discussie over vrouwenarbeid naar aanleiding van de tendensroman Hilda van Suylenburg (1897)’, in: B. de Vries e.a. red., De kracht der zwakken. Studies over arbeid en arbeidersbeweging in het verleden. Opstellen aangeboden aan Theo van Tijn (Amsterdam 1992) 391-404.
Lizet Duyvendak, Het Haags Damesleesmuseum, 1894-1994 (Den Haag 1994).
Mineke Bosch, ‘Honderd jaar Hilda van Suylenburg. Een tendentieuze geschiedenis’, Armada 9 (dec. 1997) 99-111.
Marianne Braun, ‘“Het recht even goed te leven als een man”. Hilda van Suylenburg: tekst en context van een emancipatieroman’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 24 (1998) 209-234.
Fia Dieteren, ‘Twee levens, twee geloven. Feminisme en katholicisme in de levens van Elisabeth en Cecile de Jong van Beek en Donk’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 18 (1998) 35-58.
Lizet Duyvendak, ‘Honderd jaar “Hilda”. Een negentiende-eeuwse feministische bestseller’, Literatuur. Tijdschrift over Nederlandse Letterkunde 15 (1998) 17-23.
Maria Grever en Berteke Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998).
Fia Dieteren, ‘Vogels en vrouwen. Over de relatie tussen vrouwenbeweging en vogelbescherming omstreeks 1900’, Historica 21 (1998) nr. 4, 3-5.
Marianne Braun, ‘Vrouwenleven’, in: Jan Bank en Martin van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur (Den Haag 2000) 503-521, 591-593.
Elisabeth Leijnse, Cécile en Elsa. Strijdbare freules (Amsterdam 2015) [verschenen na publicatie van dit lemma].
Auteur: Redactie (dit lemma is o.a. gebaseerd op het BWN-lemma van Fia Dieteren)
laatst gewijzigd: 28/11/2015

Gezin 1

Huwelijkspartner: Michel Frenkel geb. 1860 overl. 1934
Huwelijk: 28 MEI 1904 Parijs

Gezin 2

Huwelijkspartner: Adriaan Eliza Herman Goekoop geb. 28 Apr 1859 overl. 24 Sept 1914
Huwelijk: 25 Aug 1890 Hintham
Scheiding: 26 OKT 1899