Petro Parson

Geslacht: Man
Vader: Hendrik Parson
Moeder: Mijntie Boelen
Geboren: 8 MRT 1803 Amsterdam
Overleden: 13 MRT 1878 Steenwijk
Beroep: predikant
Aantekeningen: Rijnland. VI (1969). nr. 23-24. — NS BW. VIII.
C. BEZEMER
PARSON, PETRO, * Amsterdam II mrt.
1803, t Steenwijk 13 mrt. 1878. Zn. van Hendrik
Parson en Meyntje Boelen. Stud. theol.
Amsterdam 1820; Utrecht 1822 (tevens lett.),
1825. Herv. pred. Kuinre 1829, Steenwijk
1831-1875 (emer.). Hij huwde 1. met Johanna
Catharina Teriet; 2. op 16 jan. 1842 te Steenwijk
met Alida Maria Catharina Kiers (t 1
juni 1879).
P. maakte naam door het schrijven en vertalen
van kinderverzen en kinderverhalen, gedeeltelijk
van religieuze aard. In goedkope
uitgaven, vaak ook geïllustreerd, verscheen
een groot aantal bundeltjes van zijn hand,
zoals Snipperuurtjes. Zomerbloempjes, Deugd
geeft vreugd of Zit op Karo! (zelfs in
een op linnen gedrukte uitvoering). Maar
hij schreef niet alleen voor kinderen. Zijn
gedicht „Ontwaak gij die- slaapt en staat op
uit de doön!" kreeg, getoonzet door J. G.
Bastiaans, spoedig een plaats in kerkelijke gezangbundels.
Ook het bekende „Roemt
*s Vaders welbehagen" is van zijn hand.
P. bezat een grote gemakkelijkheid van
spreken en was gewoon te improviseren. Zijn
afscheidspreek over het woord „Amen" had
hij echter opgeschreven en toen bleek het
hoezeer zijn voordracht daaronder leed. Hij
was van gematigd liberale beginselen (Bronsveld).
L i t . : Bronsveld. Vervolgbundel Evang. Gezangen. 16,
49vlg..68. — SS BW. X.
F. L. V AN T HOOFT
PEIFFERS, WILHELMUS, * Brikken
(Gulik) 5 dec. 1705, t Amsterdam 17 mei
1779. Na de Latijnse school te Venlo te hebben
gevolgd stud. theol. Utrecht tot 1727, waar
Van Alphen en Lampe invloed op hem uitoefenden.
Geref. hulppred. IJsselstein 1728.
Geref. pred. Delft 1733 (eerst als Gasthuispredikant,
later voor de gehele gemeente),
Amsterdam 1742. Hij huwde met M"aria Jakoba
Kuyk van Mierop. Van zijn drie kinderen
was een dochter gehuwd met Everardus
Scheidius, hoogl. theologie te Harderwijk.
P. was in 1739 en 1742 praeses van de
Zuidhollandse en in 1754 van de Noordhollandse
svnode.
Aan de theol. strijd van zijn dagen heeft
P. een levendig aandeel genomen. Zo richtte
hij zich in zijn Geloofsvastigheid en later
in een open brief tegen ds. Hillebrand Janssonius
en diens opvattingen omtrent de aard
van en de toegang tot het avondmaal, in
welk conflict hij geassisteerd werd door zijn
Amsterdamse collega J. J . Kesler.
Van meer belang was zijn strijd zowel
tegen het mysticisme als het rationalisme. Wat
het eerste betreft, samen met zijn collega
Gerardus Kulenkamp had hij in de Amsterdamse
kerkeraad de leiding bij diens verzet
tegen Zinzendorf en de door deze gestichte
huisgemeente. P. publiceerde in 1749 acht
samenspraken tussen drie figuren: Hernhutto-
Reformatus, Zelotes en Moderatus. Na de
Herderlijke Brief van de kerkeraad tegen Zinzendorf
en de boeken van Kulenkamp bevatten
zij niet veel nieuws. De daarin genoemde
bezwaren worden door hem herhaald: het
stellen van de Geest boven het Woord, de
aantasting van de leer der Drieëenheid, de
bloed- en wondentheologie en de zwoele taal
der hernhutter liederen. Het behoeft geen betoog,
dat in de samenspraken Zelotes vrij
spoedig Moderatus en tenslotte ook Hernhutto-
Reformatus weet te overtuigen.
Tegen het rationalisme verzette P. zich in
de voorredes van twee in het Nederlands vertaalde
boeken van P. Doddridge. Scherp is
zijn verzet tegen het op-de-troon-zetten van de
„jammerlijk verbasterde en verpeste" rede. De
rede is door de zonde verduisterd en verzwakt.
Dat geldt zelfs inzake de natuurlijke godskennis,
hoeveel te meer inzake de bovennatuurlijke.
Alleen door de genade des Geestes kan
de rede weer worden „verbeterd, vernieuwd,
hersteld en geadeld". Het is echter de vraag
of P. niet, evenals vele van zijn orthodoxe
geestverwanten, de door de voordeur uitgeworpen
rede weer door de achterdeur heeft
binnengehaald. Want volgens hem voltrekt
zich de verandering van de mens „op redelijke
wijze", is de bekering hetzelfde als
„tot zijn verstand komen", en wordt de rede
verbeterd hoe meer de genade vordert.
Een populaire dogmatiek heeft P. gegeven in
zijn reeds genoemde Geloofsvastigheid. In zesderlei
opzicht wordt die geloofsvastigheid beschreven:
in de natuurlijke godsdienst, in de
bovennatuurlijke godsdienst, onder de veelvuldige
gezindheden der christenen, onder
velerlei broedergeschillen omtrent zijn eigen
genadestaat en tegen de veelvuldige ergernissen.
P. behoorde tot de ernstige coccejanen.
Z i j n verwantschap met de voetianen komt
uit in zijn nadruk leggen op de bevindelijkheid
en in zijn pleidooi voor de kenmerken
der bekering. Niet minder dan door Coccejus
werd hij geboeid door Watts en Doddridge.
Niettegenstaande zijn vele polemieken was
P. in de grond een irenisch man, die zich
nooit tot felle persoonlijke aanvallen liet verleiden.
Van zijn pennestrijd met Janssonius
(z.a.) heette het, dat zij „regt broederlijk"
werd gevoerd, een uitzondering in die dagen.
Hij heeft dan ook veel bijgedragen tot verzoening
van de voetianen en coccejanen. Daarvan
getuigt o.a. zijn voorrede voor de vertal
i n g van de Vredelievende Aanmerkingen van
Witsius. In de geest van Coccejus roept hij
daarin zijn tijdgenoten op om af te zien
van „eigen zamenstelzel of systema" en niet
anders dan bijbelse theologen te willen zijn.
De laatste jaren van zijn leven was hij van
zijn spraak beroofd. Uit die periode dateert
de enige preek, die van hem in druk verscheen,
geschreven voor de dank-, vast- en
bededag van 2 mrt. 1763. Z i j handelt over
Sodoms ongerechtigheid en straf, en houdt
verband met de vele tegen homosexuelen gevoerde
processen, waartegen ook de Amsterdamse
predikant Leonardus Beels zijn ,Sodoms
zonde en straffen" had gericht.
G e s c h r . : VI11 samenspraken ingerigt tot onpartijdig
onderzoek en genoegzame wederlegginge van de Hernhutters.
Amst. 1749. — Sodoms ongeregtigheid en straffe
( . . . ) . A m s t . 1763. — De geloofsvastigheid van een
waar, schoon ongeletterd, christen, tegen de hedendaagsche
zeer gevaarlijke verleidingen van grouwelijke menschen
i . . . I. A m s t . 1766: 2c dr. 1772. — Brief van den Heer
W. P. aan den Heer H. Janssonius. Amst. 1769.
V o o r r e d e s v o o r : P. D o d d r i d g e . Praktikale leerredenen
over de wedergeboorte. Amst. 1746. Dez.. Tien predikaetsien
over de kracht en genade van Christus. Utr. 1758.
L i t . : Y p e y . Gesch. kr. kerk. VII. 405 v l g . — E v e n h u i s.
Amsterdam. IV. — Lütjeharms. Phil.-oecum. streven.
r e g . i n v — SS BW. V.
R. B. E V E N H U I S
Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme
Deel 1, 1978

Gezin 1

Huwelijkspartner: Johanna Catharina Terlet overl. 1 Feb 1841
Huwelijk: 12 MRT 1829 Amsterdam
Kinderen:
  Hendrik Maurits Parson Male geb. 1830

Gezin 2

Huwelijkspartner: Alida Maria Katharina Kiers geb. 1812
Huwelijk: 16 Jan 1842 Steenwijk
Kinderen:
  Meinardus Johannes Parson Male geb. 20 Dec 1842 overl. 30 MEI 1917