Anna Maria van der Moer

Geslacht: Vrouw
Vader: Lambertus van der Moer
Moeder: Maria Ferwerda
Geboren: 23 Jan 1912 Amsterdam
Overleden: 28 MRT 1983 Amsterdam
Beroep: actrice
Aantekeningen: Vanuit het liberale en ongodsdienstige milieu waarin Ank van der Moer opgroeide, werd zij ruimhartig gestimuleerd om naar het toneel te gaan. Haar vader diende als gezagvoerder bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij en was veel van huis. Zodoende had zij vooral te maken met haar moeder, een knappe vrouw van Friese afkomst. In 1914 - toen Ank twee was - verhuisde het gezin van een bovenhuis aan de Amsterdamse Weteringschans naar een villa in Naarden. Kort na de verhuizing kwam er een broertje bij.
Als elfjarige declameerde Ank tussen de schuifdeuren. Van haar moeder en uit de schoolboekjes kende zij 'wel duizend versjes' (Elsevier, 6-11-1965, 62). Door de poëzie kwamen de toneelambities. Drie jaar lang bezocht zij het Gooisch Lyceum in Bussum. In de tweede klas - die zij doubleerde - werd zij gevraagd met de hoogste klas mee te spelen in een toneelstuk. In haar hart wilde zij toen al actrice worden, al wist zij niet of zij het talent daarvoor had. Anks moeder, een bekwame pianiste, hield van het toneel. Toen Ank op vijftienjarige leeftijd plots meedeelde dat zij naar de toneelschool wilde, vond haar moeder dat dan ook best.
Van der Moer slaagde voor haar toelatingsexamen voor de Amsterdamsche Tooneelschool, maar omdat zij te jong was, mocht ze pas een jaar later, in 1928, met de opleiding beginnen. Zij bleek een veelzijdig getalenteerde en hardwerkende leerlinge, die wist wat ze wilde. Op de Tooneelschool was Van der Moers favoriete docent Cor Hermus. Met deze ruim 22 jaar oudere mentor kreeg zij na haar eindexamen een verhouding, die zeven jaar zou duren. Van der Moer deed als enige van haar klas al in 1931 op negentienjarige leeftijd eindexamen met het vertolken van enkele zware rollen en slaagde cum laude.
Na haar examen engageerde Van der Moer zich bij het Amsterdamse toneelgezelschap van Eduard Verkade: Het Gezelschap Verkade (1931/1932). Na enkele maanden stapte zij over naar toneelgroep Het Masker van Ko Arnoldi - eveneens in Amsterdam - , waar de bij haar leven al legendarische Else Mauhs de dienst uitmaakte. Deze actrice had grote allure, maar ook veel grillen. Zo liet zij nogal eens verstek gaan bij optredens in de provincie. Van der Moer viel dan voor haar in en deed zodoende al vroeg ruime ervaring op met het spelen van dragende rollen.
Vijf jaar lang, van 1933 tot 1938, bleef Van der Moer bij toneelgroep Het Masker. Daarna, van 1938 tot 1941, had zij een engagement bij Het Nederlandsch Tooneel, dat de Amsterdamsche Stadsschouwburg bespeelde. Dit waren tevens de jaren van haar huwelijk met de journalist en schrijver Hajo de Boer, van wie zij na drie jaar scheidde. In 1942 trouwde zij met Guus Oster, een collega-acteur bij Het Nederlandsch Tooneel. Uit deze verbintenis werd twee maanden later hun dochter Annemarie geboren. Het echtpaar was inmiddels naar Den Haag verhuisd, waar Van der Moer en haar man van 1941 tot 1944 werkzaam waren bij Het Residentie Tooneel, een gezelschap met een genuanceerde, ingehouden manier van spelen. Daarna, van 1944 tot 1945, leidde zij samen met Oster en Cruys Voorbergh de Nieuwe Rotterdamsche Comedie.
In 1942 schreef Van der Moer het blijspel Wáár is mijn dochter?, dat Het Residentie Tooneel, met haarzelf in de hoofdrol, op de planken bracht. Hiervoor kreeg zij in 1944 haar eerste prijs van betekenis, de Mr. H.G. van der Viesprijs, een prijs van de Vereeniging van Letterkundigen. Dat Van der Moer de gehele bezetting heeft doorgewerkt en bovendien deze prijs heeft aangenomen, kan worden toegeschreven aan haar beroepsblindheid en haar politieke naïviteit. Voor politiek had zij haar levenlang geen belangstelling. In 1945 werd zij door de Eereraad voor Toneel en Ballet licht gestraft. In de zomer van dat jaar, toen er toch niet werd gespeeld, was zij voor een maand geschorst.
Na de bevrijding brak Van der Moers glorietijd aan, die zou duren tot eind jaren zestig. Omdat het toneel al haar tijd opeiste, bracht Van der Moer haar dochter als kleuter vaak onder bij haar eigen ouders, die in Drenthe waren gaan wonen, en later bij bevriende gezinnen in Leusden en Amersfoort. Van der Moer was van 1945 tot 1950 verbonden aan Comedia, het Haagse gezelschap van haar oud-docent en ex-minnaar Cor Hermus. Oster werd hier toen zakelijk leider. Het was een gezelschap van jonge spelers, van wie het merendeel was gevormd bij Het Residentie Tooneel. Comedia zette de intuïtieve acteertrant - klein, gedempt acteren - van dit gezelschap voort. Terwijl de kwaliteit van het toneelspel voorop stond en het maatschappelijke engagement ontbrak, was de toon van de voorstellingen licht. Ook werden serieuze klassiekers opgevoerd, zoals Goethes Iphigeneia in Tauris met Van der Moer in de titelrol.
Na verloop van tijd ontstond er wrijving tussen Hermus en Oster, de oudere en de jongere leider van het ensemble. Oster en zijn aanhang wilden een meer intellectuele aanpak, zowel in speelstijl als in repertoire. Bovendien was Hermus mentaal op zijn retour: hij dronk te veel en raakte zijn greep op het gezelschap kwijt. In 1949 scheidden Oster en Han Bentz van den Berg zich af, en samen richtten zij De Nederlandse Comedie op. Ank van der Moer, Ellen Vogel, Mary Dresselhuys, Mimi Boesnach, Henk Rigters en nog een aantal jongere spelers - merendeels dertigers - gingen over naar het nieuwe gezelschap.
De speelstijl van De Nederlandse Comedie was gestileerder, het repertoire breder en klassieker dan bij Comedia. In 1953 verhuisde het gezelschap uit Den Haag naar Amsterdam. In hetzelfde jaar werd het huwelijk tussen Van der Moer en Oster ontbonden. Hun leven lang zouden zij overigens goede vrienden blijven. Eind december 1954 trouwde Van der Moer opnieuw, ditmaal met Gerard Rekers, dramaturg bij Het Rotterdamse Toneel. Het echtpaar ging wonen aan de Amsterdamse Keizersgracht.
Uiterlijk straalde Van der Moer steeds kracht en felle emotie uit: 'Deze vrouw' - schreef een journalist in 1965 over de toen 53-jarige actrice - 'heeft open bruin-groene ogen in een krachtig gezicht. Haar voorhoofd is opvallend hoog en haar neus ietwat geprononceerd. Haar haar is blond en haar ogen zijn aandachtig op de man af en, bij een glimlach, warm en vriendelijk. Alles straalt wilskracht uit en haar stem is markant, gepassioneerd, hees, lenig en vol klank' (Elsevier, 6-11-1965).
De Nederlandse Comedie was bijna twintig jaar lang de vaste bespeler van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Oster was het zakelijke genie en daarbij de onbetwiste leider, die het ensemble bij elkaar hield. De artistieke leiding lag in handen van het duo Johan de Meester en Han Bentz van den Bergh. Bij de samenstelling van het repertoire stond het beginsel van l'art pour l'art voorop. Er was geen behoefte grensverleggend of politiek theater te bedrijven. Een stuk moest allereerst goed in elkaar steken, vervolgens mooie rollen te zien geven, en ten slotte behoorde het inhoud te hebben. Die volgorde van importantie stond voorop. Daarbij was de leiding erop uit om de beste acteurs te engageren die er in Nederland te vinden waren.
Ank van der Moer, Ellen Vogel en Mary Dresselhuys waren de drie leading ladies van De Nederlandse Comedie. Zo speelden Van der Moer en Vogel jaarlijks afwisselend de rol van 'Badeloch' in Vondels Gijsbrecht van Aemstel. Hiernaast waren de Tsjechov-voorstellingen van de Russische gastregisseur Pjotr Sjarov een eclatant succes. Zij muntten uit door gevoeligheid en zorgvuldigheid. Van der Moer werd voor haar rol van de melancholieke 'Masja' in De drie zusters van Tsjechov in 1955 uitgeroepen tot actrice van het jaar, en zij ontving hiervoor bovendien de Theo d'Or. Zijzelf vertelde erover in 1980: 'Dat was echt een ontzettend mooie voorstelling. We huilden allemaal toen het afgelopen was. Toen we stonden te buigen' (Zaagsma).
Als actrice bij De Nederlandse Comedie vielen Van der Moer meer eerbewijzen ten deel. In 1961 nam zij de Zilveren Bouwmeesterpenning in ontvangst voor haar rol van de schreeuwende Siciliaanse 'Serafina delle Rose' in De getatoeëerde roos van Tennessee Williams. Volgens een recensent was Van der Moer erin geslaagd haar personage 'te treffen in de trots van de dierlijke bezitster van een mannetjesdier, maar ook in haar staat van verval, de slonzige ragebol, die een handvol stof blijft aanbidden. Zij heeft een der grootste, meest bewogen en fijnst genuanceerde rollen van haar carrière gespeeld' (De Telegraaf, 20-2-1961). In 1963 kreeg Van der Moer opnieuw de Zilveren Bouwmeesterpenning, ditmaal voor de rol van 'Hekabe' in De vrouwen van Troje van Euripides.
Een verpletterende indruk maakte Van der Moer in 1964 - naast Han Bentz van den Bergh - met haar rol van de kettingrokende, whiskydrinkende 'Martha' in Edward Albee's Wie is bang voor Virginia Woolf? Het publiek keek gefascineerd toe hoe twee geliefden elkaar kapotmaakten. Het Nederlandse toneel vertoonde zich in dit stuk rauwer dan ooit: een avond vol woeste dronkenschap, waarbij liefde en haat elkaar in een ondraaglijk evenwicht hielden. Een collega-acteur omschreef deze prestatie als volgt: 'Toen ze opkwam, dacht je eerst: nee, dat is niet goed, dat is te erg, te onbehouwen, maar als ze 'm dan in het laatste bedrijf op ging zetten, ja dan dreunt de schouwburg. Griekse tragedie is het dan. Dat is die kracht. Dat is het bijzondere aan iemand. Dat heb je, of dat heb je niet. En dan ben je een groot actrice. Dat is iets geheimzinnigs' (Joop Admiraal, geciteerd in: Oster, 139).
Voor deze krachttoer ontving Van der Moer in 1964 voor de tweede maal de Theo d'Or. Deze en overeenkomstige topprestaties, zoals in 1967 haar rol van 'Agnes' in Albee's In wankel evenwicht en haar titelrol in Berthold Brechts Moeder Courage en haar kinderen, bezorgden Van der Moer de faam van 'eerste actrice des lands' te zijn en 'koningin van de Stadsschouwburg in Amsterdam' (Oster, 9). Overigens werd zij niet alleen door theaterbezoekers gewaardeerd. Vanaf de eerste helft van de jaren vijftig tot het begin van de jaren zeventig zag een breder publiek haar bijna elk jaar in op televisie uitgezonden toneelstukken. Van der Moer vertolkte hier niet alleen de van haar bekende rollen als 'Badeloch' en 'Iphigeneia', maar speelde ook in geliefde series als de muzikale komedie Pension Hommeles (1957-1959) en het kostuumdrama De kleine zielen (1969) naar de romancyclus van Louis Couperus.
In de loop van de jaren zestig liep De Nederlandse Comedie echter geleidelijk vast in de keuze van haar repertoire en haar stijl van spelen. Dit repertoiregezelschap had gebrek aan nieuwe impulsen. Weinig of niet stelde men zich open voor het absurdistische toneel en improvisaties. Op 9 oktober 1969 vond in de Amsterdamse Schouwburg de zogeheten 'Aktie Tomaat' plaats. Studenten en jonge acteurs bekogelden de spelers van De Nederlandse Comedie met tomaten. Volgens de actievoerders was de bestaande toneelpraktijk te veel gericht op een kleine elite. Er moest vernieuwend en vormend toneel komen. Met maatschappelijk engagement als uitgangspunt zou volgens hen vanzelf artistieke vernieuwing in de podiumkunsten volgen.
Door de actie voelde de toenmalige toneelelite zich fysiek en emotioneel bedreigd. Datgene waar zij jarenlang al haar liefde en energie in had gestoken, werd bij het grof vuil gezet. Door de aanvallen van 'Aktie Tomaat' zakte De Nederlandse Comedie in elkaar, en in de zomer van 1971 werd het gezelschap opgeheven. Veel van haar acteurs verdwenen van het toneel. Van der Moer meldde zich bij de Sociale Dienst voor een bijstandsuitkering. Een collega-actrice vertelde achteraf over haar reactie: '[Ank] klaagde nooit, ook niet tijdens de Aktie Tomaat, die een dramatisch breekpunt in haar carrière betekende en het einde van de Nederlandse Comedie. Ze was niet verbitterd, zelfs niet boos. Eigenlijk was ze verbaasd dat haar zoiets overkwam.'(Algemeen Dagblad, 5-9-1981). Wel raakte zij door de gang van zaken een aantal jaren diep in de put.
Na de teloorgang van De Nederlandse Comedie speelde Van der Moer in de eerste helft van de jaren zeventig gastrollen bij diverse gezelschappen, zoals Globe (1969-1971), Het Amsterdams Toneel (1971-1973) en Podium (1973-1974). In de tweede helft van de jaren zeventig speelde zij slechts sporadisch en was zij alleen in vrije producties te zien. In Van der Moers privé-leven waren er intussen evidente problemen. Haar huwelijk met Gerard Rekers liep in 1974 uit op een echtscheiding, waarvan ze veel verdriet had.
In het voorjaar van 1978 verscheen er met de achttien jaar jongere fotograaf George Verkuil een nieuwe man in haar leven. In datzelfde jaar maakte Van der Moer een comeback met de rol van 'Winnie' in Gelukkige dagen van Samuel Beckett, eveneens in een vrije productie.
Op 12 september 1981 vierde Van der Moer haar vijftigjarig toneeljubileum in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Ook daarna bleef zij in het theater en op de televisie te zien. Zo speelde zij in het seizoen 1982/1983 nog de Jordanese volksvrouw 'Na Druppel' in De Jantjes, een productie van Nooys Volkstheater. Op 27 maart 1983 gaf zij een uitvoering van haar solovoorstelling, getiteld Iphigeneia, waarin de tragedie van Euripides werd gecombineerd met het drama van Goethe. Een dag later overleed zij, 71 jaar oud, aan een hartstilstand.
Ank van der Moer was een van de grootste Nederlandse actrices van de 20ste eeuw, met als belangrijkste karaktertrek haar theatrale bezetenheid: zij was verslaafd aan toneel. Op dit terrein was zij veelzijdig. Niet alleen heeft zij vrijwel alle hoogtepunten uit de internationale toneelliteratuur gespeeld, maar ook regisseerde zij verscheidene voorstellingen en schreef zij het hoorspel Gebroken accoorden en drie toneelstukken: Wáár is mijn dochter? (1942), Om een half miljoen (1943) en Sta hier, sta daar (1959). Verder was Van der Moer te horen in tal van radio-uitzendingen en te zien in televisie-uitvoeringen en in zeven Nederlandse speelfilms. Een kwarteeuw lang, van 1945 tot 1970, doceerde zij op de Amsterdamse Toneelschool. Haar toneelspel was een mengeling van kracht en finesse en steeds met een zorgvuldige tekstbehandeling. Voor haar telden bovenal duidelijke emoties en klare taal: 'Laten de mensen op de achterste rij maar om je huilen en lachen', zei ze aan het eind van haar carrière (Zaagsma).
A: Archief-Ank van der Moer (knipsels, foto's, programma's) en geluids- en beeldmateriaal bij het Theater Instituut Nederland te Amsterdam. Plakboeken en persdocumentatie in bezit van dochter Annemarie Oster te Amsterdam.
P: Een overzicht van de gezelschappen waarbij Ank van der Moer speelde en de rollen en titels van stukken (toneel, televisie en film) waarin zij optrad in: Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon (Diepenveen 1984) 658-659.
L: Behalve vele recensies en interviews in dag- en weekbladen: Jan Spierdijk, 'Ank van der Moer: magnifieke creatie', in De Telegraaf, 20-2-1961; A. Koolhaas, '2500 jaar afschuw van de oorlog', in Vrij Nederland, 30-3-1963; 'Ank van der Moer', in Elsevier, 6-11-1965; Frank Zaagsma, 'Ank van der Moer', in Haagse Post, 11-10-1980; Annemarie Oster, Verder is er niet zoveel. Herinneringen aan mijn moeder (Amsterdam [etc.] 1985); Lambiek Berends, Rozen en tomaten. De Amsterdamse Schouwburg, 1894-1994 (Amsterdam 1994); Tomaat in Perspectief. Theatervernieuwing in de jaren '60 en '70. Onder red. van Dennis Meyer (Amsterdam 1994).
I: Ank van der Moer in 1959 als 'Marie-Paule' in Hier met de poet! van Félicien Marceau door De Nederlandse Comedie [Foto in familiebezit].
H. de Liagre Böhl
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 10-02-2012

Gezin 1

Huwelijkspartner: Hajo Tjaard de Boer geb. 20 Feb 1901 overl. 16 MRT 1969
Huwelijk: 29 Juni 1938 Amsterdam
Scheiding: 27 Nov 1941 Amsterdam

Gezin 2

Huwelijkspartner: August Wilhelm Oster geb. 9 Sept 1915 overl. 19 Apr 1984
Huwelijk: 22 Sept 1942
Scheiding: 18 Aug 1953
Kinderen:
  Annemarie Oster Female geb. 17 Nov 1942

Gezin 3

Huwelijkspartner: Gerardus Josef Rekers geb. 11 Sept 1914 overl. 18 MRT 1981
Huwelijk: 21 Dec 1954
Scheiding: 10 Sept 1974