Gerardus Baksteen

Geslacht: Man
Vader: Dirk Baksteen
Moeder: Jansje van Heiningen
Geboren: 2 Dec 1887 Rotterdam
Overleden: 25 Feb 1976 Turnhout
Beroep: kunstenaar
Aantekeningen: Kunstschilder Gerard Baksteen werd op 2 december 1887 geboren te Rotterdam in het grote gezin van een bekende zondagsschilder.
Zoals zijn oudere broer Dirk, volgde hij daglessen aan de kunstacademie van zijn geboortestad. In 1911 bekwam hij een studiebeurs van koningin Wilhelmina. Met dat geld trok hij naar het zuiden, maar hij bleef hangen in Antwerpen. Aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten aldaar kreeg hij een vrij atelier. Hij werd er leerling van directeur Juliaan De Vriendt, in de klasse 'schilderen naar model'. In de stad zag hij in februari-maart 1911 een tentoonstelling van Jakob Smits. Hij stond vol bewondering voor diens werk, alhoewel deze meester niet gewaardeerd werd in de kringen van de academie.
In het voorjaar van 1912 kon hij zijn broer Dirk overtuigen om samen de streek van Jakob Smits, Achterbos bij Mol, te gaan verkennen. Zij verbleven er beiden van april tot augustus. Regelmatig gingen zij er de bekende schilder bezoeken. Na de zomer keerde Gerard terug naar zijn atelier in Antwerpen. Dirk bleef eerst als leerling en later als medewerker bij Jakob Smits. Beide broers waren diep onder de indruk van het oeuvre van de meester van Achterbos. Het liet diepe sporen na in het toenmalig werk van Gerard.
Te Antwerpen zette hij zijn vorming verder in het atelier van Juliaan De Vriendt en Frans Van Leemputten. Hij leerde er ook zijn verloofde en latere echtgenote Anna Wichern kennen. In de herfst van 1913 woonde hij de opera Parsifal van Wagner bij. Dat kunstwerk maakte op hem zulke diepe indruk dat hij besloot een schilderij naar dat thema te maken. Hij noemde het "Voorspel tot Parsifal. De bewening en opvanging van het Heilig Bloed".
In een ongedateerde brief aan zijn verloofde vermeldde hij dit werk en schetste hij het schilderij dat hij in de winter van 1913-1914 gemaakt had en wilde ontwikkelen tot een drieluik.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ging Gerard als Nederlander terug naar zijn vaderland. Hij woonde er in Ijsselmonde en daarna in Poortugaal. In dat dorp had Gerard Baksteen als 'Belgische vluchteling' een atelier gekregen in het koetshuis van de Villa Ribius. In 1915 maakte een mejuffer Johanna Ribius, dochter van de toen pas overleden burgemeester van de gemeente Rhoon (Z.H.) daar een foto van het schilderij.
Meerderen hebben het schilderij in Nederland gezien. A.O. schrijft in een artikel over "Schoone Kunsten" in de Dordsche Courant van 16 april 1917: "Met de aflegging van Christus staat hij (Gerard Baksteen) opnieuw in zijn oude manier van werken". P.K. schrijft op 9 juni 1917 in het Weekblad van Rotterdam, bij een tentoonstelling van Gerard Baksteen in de Rotterdamse Kring, Hogendorpplein 5b: "Werken als het groezele en korstige Parsifal buiten beschouwing gelaten, treft het dat zijn schildering vaster en meer doel-bewust geworden is".
Na de oorlog, op 14 mei 1919, trouwde Gerard Baksteen met zijn verloofde. Zij had vier lange jaren op hem gewacht. Op 15 november 1921 werd hun dochter Lena-Marie in Poortugaal, Z.H., geboren. Het jonge gezin kreeg echter heimwee naar Antwerpen, naar de familie van Anna Wichern.
In 1922 is het zover. Zij keren naar België terug. Om de kosten van de verhuis wat te milderen besluit Gerard zijn afgewerkte schilderijen te verkopen in de Rotterdamse Kunsthandel aan de Mauritskade. Bij de acht verkochte werken is er De bewening en opvanging van het Heilig Bloed.
De familie vestigt zich in Zoersel. Later, in 1930, zullen zij een woning met atelier te Schilde bouwen. Gerard vergeet zijn Bewening.
In de zomer van 1962 (naar een schriftelijke verklaring van Gerard Baksteen in juni 1966) gaat Gerard op bezoek - wat regelmatig gebeurde - bij zijn broer Dirk, op diens atelier in de Rembrandtstraat 23 te Antwerpen. In de smalle gang die naar de werkplaats leidt passeren hem twee heren die een omvangrijk schilderij dragen. Gerard vertelde over dat bezoek in de volgende bewoordingen:
"Bij Dirk gekomen, zegt deze mij: 'Het is spijtig dat je niet vijf minuten eerder hier was. Men kwam mij zoëven een tamelijk groot schilderij tonen. Een werk van Jakob Smits naar men meende. Ofschoon er veel elementen in waren welke aan Smits konden aangetoond worden heb ik gezegd mij niet te kunnen uitspreken dat wij hier met een authentiek werk van de meester te doen hebben. Trouwens, ik heb dit nooit op zijn atelier gezien.'
Dirk beschreef mij dan het doek, wat er op de achterzijde van het doek vermeld stond, links onder enige grote zwarte vegen, boven rechts een titel welke niet van Jakob Smits kon zijn.
Die uitleg kwam mij verdacht voor en ik verzocht Dirk het onderwerp van het doek nog eens nader te beschrijven, wat hij dan ook schetsmatig deed.
'Ja,' zei ik, 'ik ken dat schilderij', waarop Dirk mij verbaasd aankeek. 'Ik zal je een kleine foto ervan tonen, maar wie waren de aanbieders die het schilderij kwamen presenteren?' 'Dat weet ik niet, ik ken die heren niet,' zei Dirk.
Een paar dagen later bezocht ik Dirk in zijn woning te Berchem, Dianalaan 3. Hier toonde ik hem de kleine foto van het bewuste schilderij. 'Ja,' zei Dirk, 'dat is het. Maar hoe kom je daar aan en van wiens hand is het werk?' Ik bekende dat ik de maker ervan was, dat het werk ontstond in de jaren 1913-1914 tijdens mijn verblijf te Antwerpen. Ik verzocht Dirk dit voorlopig nog geheim te houden totdat wij zeker wisten wie de aanbieders en wie de tegenwoordige eigenaars van het doek waren. Dit omdat vermoedelijk meerdere werken uit die jaren voor de dag zouden kunnen komen. In plaats van aan mijn verzoek te voldoen ging hij naar de telefoon. Hij belde naar de heer Herman Puylaert (?) en zei dat hij nu wist van wiens hand bedoeld schilderij was, nl. van zijn broer Gerard. Ik verzocht hem samen met mij naar de heer Puylaert te gaan om meer uitleg te krijgen over de aanwezigheid van dit doek te Antwerpen, want ik had het in 1922 met nog andere werken aan een kunsthandel te Rotterdam verkocht. Dirk wees dit echter van de hand en ik besloot in eerste instantie zelf met de heer Puylaert contact op te nemen. Later zag ik daar van af omdat de omstandigheden mij te verdacht voorkwamen en Dirk iets voor mij verborgen hield wat ik wilde en moest weten. Van toen af was dit schilderij niet uit mijn gedachten.
Toen dan ook in 1963 "Ten Huize van Gerard Baksteen" op de TV zou komen, bracht ik het gesprek op deze vervalsing. Dirk raadde mij ten stelligste af dit in het script, opgesteld door de heer Joos Florquin, te doen opnemen. Niettemin maakte ik in het ontwerp-script enige aantekeningen. In het vraaggesprek voor de TV heb ik dit geval van schilderijenvervalsing en -zwendel toch aangeraakt en daardoor kwam de vergrote foto van het schilderij toch op het TV-scherm."
Deze ganse geschiedenis werd mij, echtgenoot van Reinhilde Baksteen, door mijn schoonvader destijds zelf verteld en hij voegde eraan toe: 'Hoe kon het een echte Smits zijn, de verf van de handtekening was nog niet droog'. (De handtekening van Gerard was overschilderd en vervangen door een zwarte 'J.S.')
Dirk Baksteen bevestigde grotendeels deze verklaring op 25 mei 1966, maar noemde de heer Van Bladel, boekhandelaar te Antwerpen, als aanbieder van het schilderij.
Voor 25 maart 1966 werd een grote veiling van schilderijen in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel gepland. Tot zijn grote verwondering zag Gerard Baksteen in de catalogus onder nr. 384 een schilderij vermeld, toegeschreven aan Jakob Smits. Het werk zou voor echt verklaard zijn door de getuigschriften van twee eminente en internationaal bekende kunstkenners. Het was echter De bewening en opvanging van het Heilig Bloed die weer opdoek. Het doek was op een paneel geplakt zodat de originele tekst en handtekening op de achterzijde verborgen bleven. Het werk werd in de veiling gezet door dokter Sierens van Aalst. Hij had het gekocht voor 230.000 frank van een zekere Marcel Stal in de Galerie du Carrefour op de Louizalaan te Brussel.
Gerard Baksteen verzette zich met medewerking van deurwaarder Walter Claes tegen de verkoop van het schilderij en het werk werd uit de veiling genomen. Oom Gerard en ik gingen ter plaatse kijken of dit wel effectief gebeurd was. Dokter Sierens bezorgde het werk terug aan de verkoper en De Bewening verdween opnieuw spoorloos. De zaak werd door meester Frans Mattheesens sr., advocaat van Gerard Baksteen te Antwerpen, doorgestuurd naar het parket te Brussel. Het opgestelde proces-verbaal werd door de Procureur des Konings N. Charleer te Antwerpen overgemaakt aan de Officier van Justitie te 's-Gravenhage op 20 december 1967 en is er zonder gevolg verdwenen.
De pers had toen veel belangstelling voor deze veiling. Zelfs LDL (Louis De Lentdecker) wijdde er als verslaggever op 7 april 1966 een artikel aan.
Op 9 november 1970 vermeldt een lijst van schilderijen die openbaar en gerechtelijk zullen verkocht worden door het ambt van Gerechtsdeurwaarder Robert De Becker in de zaal Van Herck te Antwerpen onder nr. 12 'Jacob (sic) Smits - De Heilige Graal - 1914 - doek, gemonogrameerd - 1,00 op 1,06 m'. Daar hing weer De Bewening. De 83-jarige Gerard Baksteen wees de heer Van Herck erop dat het schilderij onder nr. 12 zijn eigen werk was en schetste nogmaals de lange geschiedenis van het doek.
De morgen voor de veiling werd het werk ingetrokken omdat de eigenaar een deel van zijn schulden zou betaald hebben. En weer verdween De Bewening spoorloos.
Ook nu had de Antwerpse pers en Het Laatste Nieuws interesse voor de afloop van de betwiste verkoop.
Gerard Baksteen overleed te Turnhout op 25 februari 1976.
Op 11 juli 1997 werd in het Jakob Smitsmuseum te Mol een retrospectieve tentoonstelling van het werk van Gerard Baksteen geopend. Aan de wand hing De Bewening, nu onder de titel De Heilige Graal, als een werk van Gerard Baksteen. In de catalogus staat het afgebeeld, en onder nr. 8 vermeld met de mededeling: 'Gerard Baksteen bevestigde zijn auteurschap van dit doek toen het in 1966 en 1970 aan Jakob Smits werd toegeschreven.' Toch verdedigde de eigenares met hand en tand haar 'Smits' tegenover de dochter Lena-Marie Baksteen. De omstaanders die beter wisten en het zelfportret van Gerard Baksteen op het schilderij herkenden (vierde figuurtje van links), lachten meewarig.
Zo verliep de odyssee van een schilderij.
Of moeten we hier gewagen van een Vlaamse versie van het Loch Ness-verhaal?
Piet J. Van Nieuwenhuysen
Brussel, 1999
http://www.peppr.dynip.com:6660/smits/2000/maart/Odysee.htm

Gezin 1

Huwelijkspartner: Anna Wichern
Huwelijk: 14 MEI 1919 Antwerpen ??
Kinderen:
  Lena-Marie Baksteen Male geb. 15 Nov 1921