Geraldo Abraham Brender à Brandis

Geslacht: Man
Vader: Leonard Brender à Brandis
Moeder: Jeanne Pauline van Hoorn
Geboren: 21 MRT 1878 Den Haag
Overleden: 17 Juli 1971 Blaricum
Beroep: kunstschilder
Aantekeningen: Geraldo Abraham Brender à Brandis werd op 21 maart 1878 in Den Haag geboren in een welgesteld officiersgezin.. Hij was vanaf 1897 leerling aan de Rijksacademie te Amsterdam.
Hij voelde toen hij opgroeide niets voor de krijgsdienst. Daarvoor was hij te filosofisch en beschouwend van aard. Hij had latente creatieve gevoelens maar was vooralsnog onmachtig tot zelfstandig creeren in een of andere vorm.
Hoewel hij al vroegtijdig verdienstelijk kon tekenen ging zijn grote belangstelling uit naar literatuur en muziek. Veel piekerde hij over verbetering en vernieuwing in de samenleving. Dit jeugdige streven maakte hem tot een felle literair en religieus gerichte, maar ook recalcitrante idealist en zoeker die van geen concessies wilde weten. Aan de Amsterdamse Rijksacademie kwam hij in contact met de jonge impressionisten van die tijd.
Hoewel hij al vroegtijdig verdienstelijk kon tekenen ging zijn grote belangstelling uit naar literatuur en muziek. Veel piekerde hij over verbetering en vernieuwing in de samenleving. Dit jeugdige streven maakte hem tot een felle literair en religieus gerichte, maar ook recalcitrante idealist en zoeker die van geen concessies wilde weten.
Met zijn extreme ideeen kwam hij echter met hen in botsing. Aansluiting met hen bleek niet mogelijk, zijn artistieke ambities leken dood te lopen en hij wierp zich weer op zijn filosofie, literatuur en muziek.
Dit en zijn levensovertuiging brachten hem toen in contact met Frederik van Eeden, de schrijver en filosoof die in 1898 zijn 'Ideale gemeenschap' op het grote landgoed Walden in Bussum was begonnen. Dat was iets dat de jonge Brender aansprak en hij besloot tot die gemeenschap toe te treden. Frederik van Eeden was een nogal naieve maar ook recalcitrante idealist en zijngemeenschap was erop gericht een voorbeeld te zijn hoe de mens in geluk en saamhorigheid kon leven en arbeiden in nauw contact met de natuur. Op akkers en in moestuinen verbouwde men zoveel mogelijk het eigen voedsel en er was zelfs een eigen broodbakkerij. Dat wat teveel werd geproduceerd, werd verkocht en leverde dus geld op om andere zaken te financieren.
Van Eeden werkte zelf tien uur per dag en veronderstelde dat zijn voorbeeld door de andere leden gevolgd zou worden. Maar hij was helaas meer idealist dan mensenkenner. Daarbij had hij een wat ongelukkige start gemaakt. Hij begon namelijk met een wat gemakzuchtige arme schilder met een groot gezin die goedkoop wilde leven om zorgeloos te kunnen schilderen. Enkele werkloze boerenknechts leefden er meer als profiteurs omdat Van Eeden gezag uitoefenen uit de boze achtte en vrijwilligheid in alles verwachtte. Van overwicht, orde en regel was weinig sprake en al waren er wel enkele echte enthousiasten, deze waren in de minderheid. Zo ongeveer was de situatie toen Brender a Brandis er kwam.
Frederik van Eeden was blind voor de situatie en vol ongerechtvaardigd vertrouwen en ook Brender zag in zijn jeugdig enthousiasme de toestand door een te rooskleurige bril.Vol ijver begon hij aan zijn taken zoals werken in de tuinen, zaaien en oogsten en groenten en fruit verkopen door met een handwagen het dorp in te gaan. Maar niets ontnuchtert zozeer als de realiteit.
Brender begon in te zien, dat de zo ideaal lijkende gemeenschap slechts gedragen werd door weinigen. Er werd teveel geluierd en zinloos gepraat. Hij ging het gebrek aan leiding, orde en gezag onderkennen en ontdekte geestelijke en morele noden die niet werden opgevangen. Ook constateerde hij ongewenste onderlinge verhoudingen die tot twisten leidden. Het duurde acht jaar voor de onverbeterlijke idealist Van Eeden zijn fouten begreep en erkende, maar de teleurgestelde Brender hield het al veel eerder voor gezien. Wat hij overhield uit dit avontuur was, dat hij er zijn latere vrouw ontmoette en dat hij rijper en wereldwijzer was geworden!
Teleurgesteld ging hij terug naar Den Haag, besloot nu in ernst te gaan schilderen en ging studeren aan de Haagse Academie. Daarna ging hij naar het Gooi terug en in 1902 huurde hij een klein koetshuisje op de Laarderweg van de heer Insinger, de directeur van de Gooise Stoomtrammaatschappij. Daar heeft hij met zijn vrouw enige tijd heel plezierig gewoond. Hij werd bevriend met Hart Nibbrig die hem veel nuttige lessen en aanwijzingen gaf.
Toen hij de hand kon leggen op een stukje grond aan de Torenlaan 39 in Blaricum, (thans Zwaluwenweg 24b waar hij zich op 24-4-1904 liet inschrijven), liet hij daarop een eigen huis bouwen. Toch beviel dit huis hem op den duur niet en hij kocht een aanpalend perceel grond waarop hij door architect Hanrath een fraai groot huis met atelier liet bouwen. Met uitzondering van zijn zomerreizen naar Engeland in 1913 en 1914, waar hij stille landschappen en veel paarden schilderde, heeft hij zijn gehele leven in dit huis gewoond en gewerkt.
Tot op zeer hoge leeftijd bleef hij werken en toen hij tweeënnegentig werd erkende hij glimlachend: "Als je jong bent denk je nog wel de wereld te verbeteren, als je ouder en wijzer wordt kom je daar wel op terug".
De Valk Lexicon kunstenaars Laren-Blaricum
https://devalk.com

Gezin 1

Huwelijkspartner: Sophia van den Arend geb. 10 Jan 1877
Huwelijk: 23 Juli 1902 Rotterdam