Jacoba Elisabeth Vreede

Geslacht: Vrouw
Vader: Hendrik Vreede
Moeder: Jacoba Elisabeth Schill
Geboren: 16 Juli 1879 Den Haag
Overleden: 31 Aug 1943 Ascona, Zwitserland
Beroep: sterrenkundige
Aantekeningen: Wiskundige, astronome; lid van het oprichtingsbestuur van de Algemene Antroposofische Vereniging, hoofd van de mathematisch-astronomische sectie aan het Goetheanum.
* 16 juli 1879 Den Haag,
† 31 augustus 1943 Ascona (Zwitserland).
Vreede was een van de eerste medewerkers van Rudolf Steiner. Zij wijdde al vanaf 1910 haar volledige werkkracht aan de antroposofische beweging: in eerste instantie deed zij dit door middel van cursussen en voordrachten, die tegemoet kwamen aan de vormingsbehoefte onder de mensen rond Rudolf Steiner, daarna kreeg haar inzet zijn beslag in de opbouw van het archief en de bibliotheek van het Goetheanum en ten slotte in de ondersteuning van jonge medewerkers in het kader van haar taken binnen de mathematisch-astronomische sectie aan het Goetheanum.
Elisabeth Vreede werd geboren als tweede kind binnen een theosofisch georiënteerd, goed opgeleid gezin. Haar vader was jurist, haar moeder wijdde zich aan welzijnswerk. In Vreedes ouderlijk huis verkeerden prominente leden van de Theosofische Vereniging. Vreede was als kind zeer zachtaardig. Ze had al vroeg grote belangstelling voor de sterren en beschikte ook op jonge leeftijd al over een buitengewoon goed geheugen. Met behulp van de werken van de Franse astronoom Camille Flammarion leerde zij zichzelf Frans en ontdekte haar voorliefde voor astronomische en kosmologische vraagstellingen. Rond 1898 kreeg zij twee jaar privélessen ter voorbereiding op het eindexamen. In 1900 werd Vreede lid van de Theosofische Vereniging, waar zij zich echter niet op haar plek voelde.
Rond 1900 begon zij aan de universiteit van Leiden wiskunde, astronomie en filosofie (met de nadruk op het werk van Hegel) te studeren. Zij was vermoedelijk een van de eerste vrouwen die in de eerste twee vakken college volgden. Daarnaast leerde zij Sanskriet, om ook de mathematische werken van de oude Indiërs te kunnen bestuderen. Ze nam enthousiast deel aan het studentenleven, richtte een roeivereniging voor vrouwen op en was bestuurslid van een vrouwelijke studentenvereniging. Rond 1906 studeerde zij af. Na de afronding van haar studie gaf zij vier jaar lang wiskundeles aan de Hogere Meisjesschool en vanaf 1910 een aantal jaren privélessen wiskunde.
In 1903 ontmoette zij Rudolf Steiner voor het eerst tijdens een theosofisch congres in Londen. Zij raakte onder de indruk van zijn persoonlijkheid, echter niet van zijn betogen. In 1904 nam zij in Amsterdam deel aan het eerste congres van de federatie van Europese secties van de Theosofische Vereniging en beluisterde daar de voordracht van Steiner over ‘Mathematiek en occultisme’, een thema waar ze in eerste instantie niets mee kon beginnen. Pas de serie opstellen in het tijdschrift ‘Luzifer-Gnosis’ over het thema ‘Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten?’ (Hoe komt men tot inzichten in hogere werelden) sprak haar direct aan.
Tussen 1910 en 1914 woonde Vreede in Berlijn, een tijdlang ook in hetzelfde huis als Rudolf Steiner, in de Motzstraße. Zij werkte daar ook tijdelijk in Steiners secretariaat en gaf op zijn instigatie veel inleidende cursussen en voordrachten over wiskunde en astronomie voor leken. Deze cursussen dienden ter voorbereiding van de toehoorders op voordrachten over natuurwetenschappelijke onderwerpen door Steiner zelf. Vreede was oorspronkelijk naar Berlijn gekomen vanwege haar proefschrift en voerde in dat kader ook verschillende gesprekken met Steiner. Haar activiteiten werden echter steeds meer bepaald door haar taken binnen de antroposofische beweging, waardoor haar proefschrift nooit is afgekomen. Gedurende deze periode reisde Vreede vaak mee naar de plaatsen waar Steiner zijn voordrachten hield en speelde tijdens uitvoeringen van de mysteriestukken in München enkele kleinere rollen. Zij was het die, kort voor de betreffende uitvoeringen, gedurende de nacht de door Steiner geschreven manuscripten uittypte en vermenigvuldigde.
In april 1914 verhuisde zij naar Dornach om bij te dragen aan de bouw van het eerste Goetheanum, vooral bij het houtsnijwerk. Tijdens de oorlogsjaren onderbrak Elisabeth Vreede haar verblijf in Dornach en was medewerkster van Elisabeth Rotten die zorg verleende aan krijgsgevangenen in Berlijn. Rond 1918 begon Vreede met de opbouw van bibliotheek en archief van het Goetheanum, Zij deed dit uit eigen middelen. Zij kocht alle dictaten van voordrachten van Steiner, zodra die vanaf de stenogrammen waren uitgetypt. Zij stelde op een bescheiden manier gedurende vele jaren haar diepgaande kennis ter beschikking aan mensen die aan het Goetheanum studeerden of hier om raad kwamen vragen. Door haar professionele en serieuze wijze van archiefbeheer kon zij bovendien veel pogingen tegengaan, die zouden hebben geleid tot het voorbarig en lichtzinnig verwerken van het gedachtegoed van Steiner.
In 1920 verhuisde zij naar Arlesheim, waar zij een huis liet bouwen op basis van een door >Edith Maryon en Steiner ontworpen model. Vreede speelde een toonaangevende rol bij het voorbereiden van de drie weken durende openingsconferentie rond de afronding van de bouw van het eerste Goetheanum. Tijdens deze conferentie, die in de herfst van 1920 zou plaatsvinden, hield zij tevens twee voordrachten. Zij was bovendien intensief betrokken bij de hogeschoolcursus in Den Haag van april 1922. Steiner kenschetste haar medewerking als volgt: “(Vreede) verbindt een diep antroposofisch inzicht met haar duidelijke denkbeelden over de vraag hoe de antroposofie kan worden geïntegreerd in de afzonderlijke takken van wetenschap.” (GA 82, p. 246) In 1920 werd Vreede lid van het oprichtingsbestuur en later secretaris van de ‘Zweig am Goetheanum’. In de jaren 1922/1923 maakte zij deel uit van het selecte werkcomité aan het Goetheanum.
Tijdens de Kerstconferentie voor de heroprichting van de Antroposofische Vereniging in 1923/1924 werd zij door Steiner voorgedragen als bestuurslid. Aan haar heeft de mathematisch-astronomische sectie van de ‘Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap’ haar bestaan te danken: “Nu beschikken wij over nog een persoonlijkheid, die haar werkterrein in deze wereld op zeer indringende wijze heeft vastgelegd en die op dit terrein steeds eenieder met raad en daad terzijde staat die iets wil weten op het gebied van mathematiek en astronomie.” (GA 260, p. 145) Vreede hield in het kader van de mathematisch-astronomische sectie veel voordrachten en gaf een groot aantal cursussen over astronomische en wiskundige thema’s. Binnen haar functie als hoofd van de sectie stimuleerde zij vaak, op de onbaatzuchtige manier die haar eigen was, nieuwe impulsen, waaronder de pedagogische en mathematische werken van de Vrije-Schoolleraren >Ernst Bindel en >Hermann von Baravalle, de mathematische en natuurfilosofische werken van >Ernst Müller en het biologisch en astronomisch onderzoek op de sterrenwacht van haar jonge medewerker >Joachim Schultz. In boekrecensies van het werk van medewerkers van haar sectie betuigde zij vaak haar erkentelijkheid over de door hen geleverde prestaties en stimuleerde hen, hun werk voort te zetten.
Op 3 januari 1926 hield Vreede aan het Goetheanum een voordracht over het thema ‘Sternenwelt und Menschenweisheit’ (Sterrenwereld en mensenwijsheid), die in haar werk ‘Lebensbild’ (1976) opnieuw is afgedrukt. In dit betoog keerde zij zich, hierbij aanknopend aan de ‘Anthroposophische Leitsätze’ (GA 26) van Steiner, nadrukkelijk tegen de toen en ook vandaag de dag nog heersende opvatting dat de mens zou zijn bepaald door de geboorteconstellaties. Zij betoogde dat eerder het tegengestelde het geval was: in eerste instantie biedt de verbintenis tussen mensen en sterrenwereld de sterrenwezens de mogelijkheid, opnieuw in contact te komen met de geestelijke ontwikkeling van de kosmos. In de herfst van 1927 werden de eerste ‘Rundschreiben’ uitgegeven, waaruit na haar dood het boek ‘Anthroposophie und Astronomie’ werd samengesteld. Op grond van haar diepgravende kennis over de antroposofische geesteswetenschappen slaagde Vreede erin, een verregaande synthese tot stand te brengen ten aanzien van de samenhang tussen het zintuiglijk waarneembare en de geestelijke essentie.
In 1928/1929 begon zij met de voorbereidingen voor de publicatie van de sterrenkalender van de mathematisch-astronomische sectie, die oorspronkelijk voortkwam uit de behoeften van de werkgroep van antroposofische agrariërs. In de loop van het jaar 1929 werd Joachim Schultz betrokken bij de berekening en vormgeving. Hij werd in 1930 een van de vaste medewerkers van de sectie. Het calendarium van de sterrenkalender begon, op basis van een concept van Steiner, met Pasen 1929 en liep tot aan Pasen 1930. Dit werd gehandhaafd tot het jaar 1935/1936. Vanaf jaargang 1936 werd het begin van het calendarium door von Baravalle vastgelegd op 1 januari. Een bijzondere verdienste van Vreede is haar steun aan de wiskundige en natuurkundige George Adams (>George Adams Kaufmann), die zij aan het eind van de jaren twintig en het begin van de jaren dertig regelmatig uitnodigde voor voordrachten en studiebijeenkomsten, ondanks het feit dat haar collegabestuursleden zich hier steeds meer tegen gingen verzetten. Zij zorgde er ook voor dat zijn fundamentele werken op het gebied van de projectiegeometrie en de mathematische tak van de natuurkunde werden gepubliceerd.
In de uiteenzettingen rond de leiding en gedaante van de Algemene Antroposofische Vereniging na de dood van Rudolf Steiner kon Elisabeth Vreede haar opvattingen nauwelijks voor het voetlicht krijgen. Vooral met Marie Steiner en Albert Steffen belandde zij in grotendeels vruchteloze conflicten. Toen zij met Pasen 1935 werd teruggeroepen als bestuurslid van de Antroposofische Vereniging raakte zij daardoor zowel haar persoonlijke contacten kwijt als de sterrenwacht en het archief, die zij beiden zelf met overgave en eigen middelen had opgebouwd. Na die periode en tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 bleven voor Vreede alleen nog de contacten met Engeland en Nederland over, waar zij aan vele bijeenkomsten deelnam. In 1938 maakte Vreede een reis naar Duitsland om Joodse leden van de Antroposofische Vereniging, die reeds was verboden, te helpen bij hun emigratie.
In de laatste jaren van haar leven vereenzaamde Vreede steeds meer, aangezien zij door de oorlog geen contact meer kon houden met haar vrienden in het buitenland. Het overlijden van >Ita Wegman op 4 maart 1943 raakte haar diep, maar zij sprak desondanks, na sterke innerlijke worstelingen, enkele woorden op de crematie van Wegman, waar ook haar vroegere collega-bestuurders aanwezig waren. Haar laatste voordracht van begin mei 1943 was ter ere van de 400e sterfdag van Copernicus. Kort daarop werd zij ziek en moest verpleegd worden. Begin augustus ging het iets beter met haar, wat zij benutte voor een vakantiereis naar Ascona, de laatste woonplaats van Wegman. Daar overleed Vreede, na een nieuwe inzinking, op 31 augustus 1943.
In het ten geleide van de boekpublicatie van de ‘Rundschreiben’ uit 1954 schrijft Adams: “In de ‘Astronomische Rundschreiben’ heeft Vreede de veelzijdige mededelingen van R. Steiner op het gebied van de sterren- en hemelkunde verwerkt. Tegelijkertijd worden de uiterlijke feiten, die voor de zintuigen ruimtelijk en voor de tijdsbeleving als het ritme van jaar en dag waarneembaar zijn op een algemeen begrijpelijke manier verklaart. Dit gebeurt vooral met het doel eigen waarnemingen te kunnen doen van de werkelijke verschijnselen aan de sterrenhemel, waarvoor vandaag de dag vaak al te gemakkelijk de voorstellingen van het ‘Copernicaanse stelsel’ in de plaats worden gezet, die overigens op hun eigen wijze zeker ook kunnen worden gerechtvaardigd. [De] wijze van weergeven in dit boek [...] komt over als kiem. Maar door Vreedes liefde voor de zaak, door haar interne waakzaamheid en haar kennis van binnenuit, door haar verantwoordelijkheidsgevoel als hoofd van de haar toevertrouwde sectie is dit werk desondanks veelomvattend.” Tijdens haar leven verschenen er geen zelfstandige vakpublicaties van Vreede. Kenmerkend genoeg bestaan veel van haar artikelen die in tijdschriften zijn uitgegeven uit toelichtingen op de resultaten van het onderzoek op het gebied van de geesteswetenschappen van Steiner of uit verwijzingen naar boeken of onderzoek van andere mensen die met haar sectie verbonden waren. De stimulering en waardering van het werk van andere mensen vormde in het leven van Elisabeth Vreede haar voortreffelijkste prestatie.
Renatus Ziegler
Publicaties:
Die Berechtigung der Mathematik in der Astronomie und ihre Grenzen, in: Anthroposophische Hochschulkurse, Bd. I/II, Stuttgart 1922; als samensteller: Mathesis, Stuttgart 1931; Zur Geschichte der Anthroposophischen Gesellschaft seit der Weihnachtstagung 1923, Arlesheim 1935; The Constellation at the Time of Christ Birth, Arlesheim 1937; Anthroposophie und Astronomie, Freiburg i. Br. 1954, Dornach 2.Auflage 1980; Die Bodhisattvafrage, Basel 1989; Astrologie und Anthroposophie, Dornach 1993; Esoteric Studies, London 1994; Geschichte und Phänomene der Astronomie, Dornach 1996; vertalingen in het Frans en Engels; Artikelen o.a. in AAF, AMH, Cal, DIS, EK, G, Ka, KAA, MaD, MdV, MSJ, N, NAA, O, VOp, WdN.
Literatuur:
Steiner, R.: Meine holländische und englische Reise, in: G 1922, Nr. 39 und in GA 82, ²1994; Mulder-Seelig, E.: Elisabeth Vreede, in: MAVN 1949; Bindel, E.: Über Leben und Werk von Elisabeth Vreede, in: MaD 1954, Nr. 29; Adams, G.: Geleitwort, in: Vreede 1954; Hagemann, E.: Bibliographie der Arbeiten der Schüler Dr. Steiners, o. O. 1970; Pappacena, E.: Di alcuni cultori della Scienza dello Spirito, Bari 1971; Gärtner, L.: Erinnerungen an Dr. Elisabeth Vreede, in: N 1976, Nr. 41; van Deventer, M. P. u. a.: Elisabeth Vreede – Ein Lebensbild, Arlesheim 1976; GA 260a, ²1987; Schöffler 1987; Deimann 1987; Lindenberg, Chronik 1988; Viersen, W. u. E.: Elisabeth Vreede, in: MiN 1991, Sondernr. 1; GA 259, 1991; Ziegler, R.: Biografien und Bibliographien, Dornach 2001; In 't Veld, M.: Kiemen voor een spirituele cultuur : Biografische schetsen van twaalf antroposofen in de 20e eeuw, Zutphen 2006; Taylor, Ed a.: Elisabeth Vreede : Stille strijder voor de nieuwe geest, Amsterdam 2006.