Eliazer Polak

Geslacht: Man
Vader: Moses Polak
Moeder: Marianne Smit
Geboren: 14 Juni 1880 Amsterdam
Overleden: 9 Feb 1962 Amsterdam
Beroep: sigarenmaker, journalist, wethouder
Aantekeningen: Polak kwam uit een groot arbeidersgezin, waar hij het zevende van tien kinderen was. Na de lagere school, waar 's morgens Hebreeuws en godsdienstonderwijs werd gegeven en 's middags de gewone leerstof, werd hij op twaalfjarige leeftijd sigarenmaker. Dit beroep oefende hij gedurende tien jaren uit. Naar eigen zeggen besloot hij in deze periode door zelfstudie te trachten zich geschikt te maken voor een intellectuelere bezigheid. In 1900 werd hij lid van de SDAP en het jaar daarop voorzitter van de toen door deze partij opgerichte jeugdorganisatie 'De Zaaier', van welker oprichtingscommissie hij deel had uitgemaakt. Polak verdiepte zich grondig in politieke en sociaal-economische vraagstukken en publiceerde in 1902 een artikel over christelijke jeugdorganisaties in De Nieuwe Tijd. Op grond van zijn ontwikkeling, ook op taalkundig gebied, werd hij in hetzelfde jaar bij het dagblad Het Volk aangenomen als corrector-verslaggever op een salaris van fl4,50 per week en al spoedig bevorderd tot redacteur, aanvankelijk voor vakverenigingszaken. In 1905 belastte de toenmalige hoofdredacteur P.L. Tak hem ook met de redactie van het Zondagsblad, later opgevolgd door De Notenkraker. In deze functie werkte hij nauw en in vriendschap samen met Albert Hahn. Hahn was één van de getuigen bij het tweede huwelijk van Polak en het herdenkingsartikel bij Hahns overlijden in 1918 in Het Volk was door Polak geschreven. Polak schreef ook later over hem en de in 1928 uitgegeven Prenten van Albert Hahn sr. voorzag hij van toelichtingen. Tot de belangrijke gebeurtenissen die Polak heeft verslagen, behoren de spoorwegstakingen in 1903, de zeeliedenstaking in 1911, de strijd van de vakbeweging en de SDAP tegen anarchisme en communisme, partij congressen (nationaal en internationaal), alsmede een speurtocht in het begin van de Eerste Wereldoorlog door bezet België en Frankrijk. Zijn reportages verschenen in feuilletonvorm en hij schreef in een vlotte, leesbare stijl. Reeds vrij spoedig ontstond om persoonlijke redenen verwijdering tussen Polak en zijn mederedacteur J.F. Ankersmit. Na Polaks scheiding van Esther Polak trad de laatste, zodra de wettelijk voorgeschreven wachtdagen waren verstreken, met Ankersmit in het huwelijk. Het gevolg van deze verwijdering was dat Ankersmit in 1906 naar Den Haag werd overgeplaatst en er met 'onnoemelijke tegenzin' gedurende een jaar Kamerverslaggever was. Ook zakelijk waren er verschillen van mening. Zo was Polak, met W.H. Vliegen en J.J. de Roode, voorstander van een collectieve redactie van Het Volk en bepleitte Ankersmit een eenhoofdige leiding. Het bestuur van de SDAP besliste in 1906 ten gunste van het eerste standpunt. Tot in 1923 bleef Polak journalist bij Het Volk en daarna in 1928-1929 opnieuw als chef-binnenland.
Verkreeg Polak als journalist landelijk bekendheid, als politicus concentreerden zijn activiteiten en invloed zich voornamelijk op Amsterdam, waar hij van 1912 tot 1919 voorzitter van de Federatie van de SDAP was. In 1913 verkozen tot lid van de gemeenteraad, werd hij in 1921 voorzitter van de raadsfractie van de SDAP. Zijn voorzitterskwaliteiten had hij naar eigen zeggen in De Zaaier verworven. In de strijd om deelneming aan het dagelijks bestuur van de gemeente bestreed hij als voorstander van de aanvaarding van bestuursverantwoordelijkheid hen, onder wie aanvankelijk ook F.M. Wibaut, die dit alleen wilden wanneer de partij over een meerderheid in de raad beschikte. De bezuinigingsmaatregelen van de regering brachten hem tot de uitspraak dat de gemeentelijke autonomie neven- en niet ondergeschikt aan het landsbeleid behoorde te zijn. Als opvolger van Vliegen werd Polak in 1923 wethouder van onderwijs, burgerlijke stand en later (1929) ook kunstzaken. Hij zou deze functie, behoudens een onderbreking tussen 1927 en 1929, toen de SDAP wegens een conflict over het haar toe te kennen aantal wethouders deelneming aan het dagelijks stadsbestuur afwees, tot 1931 vervullen. Polak was een krachtig voorvechter van de openbare school. Als wethouder van onderwijs liet hij meer dan tweehonderd scholen bouwen, zodat hij wel 'de scholenbouwer' werd genoemd. Als wethouder ook maakte hij vrij baan voor Montessori-, Dalton- en persoonlijkheidsonderwijs. Van 1931 tot 1933, in welk jaar de socialistische wethouders aftraden in verband met de regeringsdwang tot bezuiniging, was hij wethouder van financiën en levensmiddelen. Heeft Polak met deze functie weinig eer ingelegd, hij behoorde toch met Wibaut, S.R. de Miranda en E. Boekman tot die vooroorlogse wethouders, die op de politiek en structuur van Amsterdam een stempel hebben gedrukt. Of zoals hij het zelf in 1962 in De weg omhoog omschreef: 'Dat was de grote tijd van het socialistische gemeentebeheer, dat in menig opzicht de stoot gaf tot waardevolle hervormingen, die het leven beter en gemakkelijker maakten en die aan de plaatselijke besturen nieuwe glans verleenden.' Polak bleef tot 1935 lid van de gemeenteraad. Sinds 1916 lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, werd hij in 1937 gekozen als gedeputeerde belast met de zorg voor financiën, welke functie hij bekleedde tot 1940 en vervolgens van 1945 tot zijn pensionering in 1946. Hij was sinds het midden van de jaren twintig voorzitter van de Vereeniging van Sociaal-Democratische Gemeenteraads- en Provinciale Statenleden en redacteur van het voor deze leden bestemde blad De Gemeente. In deze kwaliteit en op grond van zijn kennis en ervaring verzorgde hij, met C. Werkhoven, M. Zwalf en S. Mok, driemaal een Schriftelijke cursus in gemeentepolitiek (Amsterdam z.j., heruitgegeven in 1935). Voor de SDAP schreef hij voor de raadsverkiezingen in 1935 de brochure Waarvan leven wij?, een toelichting op de economische eisen van het crisisprogram alsmede een pleidooi voor de belangen van de middenstand.
In 1940 kon Polak tijdig met zijn vrouw naar Engeland ontkomen en vandaar naar Brazilië, waar een broer van hem woonde. Hij nam er onder meer de redactie op zich van het daar verschijnende blad van de Nederlandse kolonie. In juli 1945 keerde hij in Nederland terug. Na zijn pensionering heeft Polak als medewerker regelmatig artikelen in Het Parool geschreven, onder meer over Sam de Wolff, toen deze in augustus 1953 75 jaar werd, en over zijn broer Henri Polak. Andere biografische artikelen met veel eigen herinneringen van zijn hand betreffen S.J. Pothuis, A.B. Kleerekoper en Wibaut, die hij nooit heeft getutoyeerd. In Vrij Nederland schreef hij in de rubriek 'Mensen die ik gekend heb' onder anderen over Tj. Luitjes en voor de VARA verzorgde hij tussen 1952 en 1954 een reeks lezingen over de opkomst en de groei van het socialisme, die postuum werden gebundeld en uitgegeven. Eduard Polak was een van die pioniers die door zelfstudie en hard werken hun plaats in de opkomende socialistische arbeidersbeweging verwierven. Hij straalde geen charisma uit en was evenmin een geboren spreker. Op de sprekerslijst van de SDAP kwam zijn naam dan ook niet voor. Niettemin werden zijn betogen gekenmerkt door een rustige en zakelijke redeneertrant, door een mengeling van ironische humor en een zekere magistrale plechtigheid. Hij had iets scherps in zijn geluid dat diep doordrong tot in de verste hoeken van de grootste zaal. Als journalist was hij de kroniekschrijver van de socialistische beweging - tot op het eind van zijn leven, want hij wilde het verleden levend houden voor een nieuwe generatie.
Archief:
Archief E. Polak in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens2, 314).
Publicaties:
Behalve de genoemde: Het groote ongeluk (Amsterdam 1910); Het Lintje. De Feiten der Kuyper-Zaak (Amsterdam 1910); Nabetrachting over de beweging der transport-arbeiders in den zomer van 1911 (Amsterdam 1911); De zeeliedenstaking en hare gevolgen (Amsterdam 1911); De huurcommissie-wet. Wat iedere huurder weten moet (Amsterdam 1915); 'F.M. Wibaut' in: Het Volk, 30.4.1936; 'S.J. Pothuis' in: De Socialistische Gids, 1937, 286-288; 'De ontwikkeling onzer gemeentepolitiek' in: J.W. Albarda, Een kwarteeuw parlementaire werkzaamheid (Amsterdam 1938), 106-121; De ambtenaar en de gemeenschap (Amsterdam 1938); 'Socialistische jeugdorganisatie voorafgaande aan de AJC (1885-1919)', in: B. Drukker, Socialistische Jeugdorganisatie in Nederland (Amsterdam 1947) 23-48; 'Jeugdjaren' in: O. Montagne, J. Winkler (red.), Doctor Henri Polak (Amsterdam 1948) 9-41; 'Albert Hahn. Een strijdende kunstenaar' in: De Vlam, 7.8.1948; 'De vijftigste verjaardag van een caricatuur' in: Vrij Nederland, 5.7.1952; Een levensschets van Asser Benjamin Kleerekoper (ABK) (Amsterdam 1952); 'Tj. Luitjes' in: Vrij Nederland, 2.5.1953; 'Sam de Wolff 75 jaar' in: Het Parool, 13.8.1953; 'Mijn herinneringen aan A. Hahn' in: Mededelingenblad, nr. 6, juni 1955, 2; 'Halve eeuw communistische pers' in: Het Parool PS, 19.10.1957; 'Een kerstvergadering der S.D.A.P. ... Troelstra spreekt in het Paleis voor Volksvlijt' in: Het Parool, 23.12.1957; 'Jan van Zutphen drong door tot de harten' in: Het Parool PS, 7.6.1958; 'De burcht wordt verlaten' en 'Portret van mijn broer' in: Het Parool PS, 7.6.1958; 'De mens Wibaut' in: De Gemeente, juni 1959, 111-113; 'Wibaut, de machtige werd honderd jaar geleden geboren' in: Het Parool PS, 20.7.1959; 'Van dominee tot anarchist. Ferdinand Domela Nieuwenhuis stierf veertig jaar geleden' in: Het Parool PS, 14.11.1959; Pieter Jelles Troelstra. Dichter, volkstribuun, politicus (Amsterdam 1960); De weg omhoog (Amsterdam 1962). Verder artikelen in De Nieuwe Tijd, De Socialistische Gids en De Gemeente.
Literatuur:
Vliegen, Kracht II, 501-502; J.F. Ankersmit, Een halve eeuw journalistiek (Amsterdam 1937) 112-113 en 206-207; A.C.J. de Vrankrijker, Het wervende woord (Amsterdam 1950) 145-146 en 155; C. van de Poel, 'Eduard Polak 80' in: Het Vrije Volk, 11.6.1960; 'Tachtigjarige oud-strijder voor sociaal-democratie ziet terug op bewogen tijd' in: Het Parool PS, 1.6.1960; J. Winkler, 'Eduard Polak. Groot journalist in een grote tijd' in: Het Parool, 10.2.1962; L. Polak, biografisch voorwoord in: E. Polak, De weg omhoog (Amsterdam 1962) 5-10; T. Jansen, J. Rogier, Kunstbeleid in Amsterdam 1920-1940 (Nijmegen 1983); J. de Roos, Besturen als kunst. Lokale sociaal-democraten 100 jaar verenigd (Amsterdam 2002).
Auteur:
Philip van Praag
Oorspronkelijk gepubliceerd in:
BWSA 4 (1990), p. 156-160
Laatst gewijzigd:
18-03-2020 (voornamen ouders en beroep tweede echtgenote gecorrigeerd)

Gezin 1

Huwelijkspartner: Gerardina Margaretha de Meijer geb. 31 MEI 1882
Huwelijk: 28 OKT 1908 Amsterdam
Kinderen:
  Lida Polak Male geb. 2 Nov 1909
  Mary Polak Male geb. 19 Apr 1914

Gezin 2

Huwelijkspartner: Esther Polak geb. 1 Dec 1878 overl. 1945
Huwelijk: 23 Apr 1903 Amsterdam
Scheiding: 2 Dec 1905