Simon Hamelink

Geslacht: Man
Vader: Krijn Hamelink
Moeder: Adriana de Blaeij
Geboren: 8 Jan 1843 Terneuzen
Overleden: 16 Nov 1900 Heerenveen
Aantekeningen: Bij zijn doop op 21 januari 1843 was in ieder geval Levina Buijze getuige. Waarschijnlijk is dit een oudtante, Jacomina Buijze was zijn oma.
Hij bezocht na het lager onderwijs een kostschool. Toen hij 14 was overleed zijn moeder, Adriana de Blaeij (1857). 5 Maanden na de dood van zijn moeder hetrouwt zijn vader met Pleuntje Wattheij (1827-1879) in september 1857 in Terneuzen. 4 Jaar later, toen hij 18 was overleed ook zijn vader, Krijn Hamelink.
Op 14-jarige leeftijd trad Simon in militaire dienst. Simon diende als onderofficier (sergeant) van het Regiment Grenadiers en Jagers in 's Gravenhage. Hij voelde echter weinig voor de militaire dienst en trad na deze te hebben verlaten als ambtenaar bij de staatsspoorwegen in dienst.
Simon trouwde met Neeltje Gerbrecht van Dijk (1850-1920) op 3 augustus 1871 in Terneuzen. Zij verhuisden naar Utrecht waar ze aan de Catharinasingel 6 (voorheen wijk L236c) woonden, waar hun kinderen geboren werden: Cornelis Adrianus Simon (20 maart 1875), Jacomina Cornelia (31 januari 1877), Anna Pieternella (30 september 1881) en Anna Adriana (26 juli 1872, stierf op dezelfde dag). Op 20 oktober 1876 verhuisde Jacomina Hamelink (zus) van Terneuzen naar Utrecht. Vermoedelijk heeft zij bij Simon ingewoond, totdat zij op 2 april 1879 in het huwelijk trad met Cornelis Nousen.
Hij doorliep bij de staatsspoorwegenafdeling wagenbeheer vele rangen, tot hij uiteindelijk chef de bureau op het hoofdkantoor te Utrecht werd. In die tijd schreef hij een tweetal brochures, getiteld 'De tramwegen, hun oorsprong, ontwikkeling en toekomst' en 'Hoe men tot spoor- en tramwegen kwam'. De bekendheid die hij hiermee kreeg en de lezingen die hij hierover gaf, vestigde de aandacht van de heer J. W. R. Gerlach, destijds afdelingschef bij de exploitatiemaatschappij, die ook in deze betrekking veel met hem in aanraking kwam en daardoor gelegenheid had ' zijne groote werkkracht, zijn zeldzamen ijver en zijn flink en rechtschapen karakter te leeren waardeeren.' Het was dan ook op voordracht van de heer Gerlach dat Simon benoemd werd tot directeur.
Het eerste hoofdkantoor werd gevestigd aan de Moreelselaan 21 in Utrecht. Simon verhuisde op 1 juni 1880 en betrok een woning waarvan tijdelijk twee kamers tot kantoor werden ingericht. In deze periode hadden zij een inwonende dienstbode, Johanna Maria Koot, die toen zij verhuisde naar een andere wijk op 21-11-1882 stopte met haar werkzaamheden. Hij riep in 1881 de vereniging 'Nederlandsche Vereeniging voor Locaalspoorwegen en Tramwegen' in het leven en was daarvan vanaf de oprichting op 1 juli 1891 de voorzitter, waarna hij de functie van secretaris-penningmeester en redacteur van het verenigingsblad op zich nam. Op 1 januari 1897 moest hij deze functies neerleggen, vanwege de andere drukke werkzaamheden als directeur. Voorts was hij gedurende enige jaren bestuurslid der Union Internationale Permanente des Tramways. 14 Januari 1884 verhuist het gezin Hamelink naar Aengwirdum (tegenwoordig Heerenveen).
In 1894 werd hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau, wegens zijn verdiensten. In de functie van directeur zette Simon zich in om zijn grote ideaal te verwezenlijken: het land te voorzien van een spoorlijnennet. Ondanks de tegenwerking die hij aanvankelijk van veel gemeentebesturen ondervonden, is het Simon geweest die de NTM heeft gemaakt tot dat wat ze uiteindelijk is geworden: de grootste tramwegmaatschappij van Nederland. Van hem deed het verhaal de ronde dat hij, als gemeentebesturen de nodige vergunningen weigerden, in een naburige gemeenten opmetingen liet verrichten en piketten liet slaan. De bevolking die de tram aan haar neus voorbij zag gaan, dwong het onwillige gemeentebestuur tot nieuwe onderhandelingen met het gevolg dat nu wel de nodige vergunningen werden verleend. Simon was hier echter niet mee tevreden want de elders geslagen piketten moesten ook worden betaald. Het onwillige gemeentebestuur kon dan niets anders doen dan een flinke geldelijke steun verlenen voor de aanleg van de tramlijn.
Simon schijnt er een merkwaardig systeem van straffen op nagehouden te hebben. Hij hield ervan zijn personeel op te voeden tot grote deugdzaamheid. Het nu en dan voorkomende tekort hieraan weet hij aan de enerverende werking van de stroom, volgens hen werkte de paardentram daarentegen kalmerend. Als nu een machinist van de stoomtram wat al te roerig werd, moest hij gedurende enige tijd van de locomotief af om als koetsier op de paardentram tot rust te komen.
Simon was helaas geen financieel genie, waardoor fouten werden gemaakt die bijna tot de ondergang van de NTM hebben geleid. Na zijn dood lukte het zijn zoon Cornelis Adrianus Simon om de maatschappij door deze moeilijke periode heen te loodsen.
In Heerenveen heeft Simon in ieder geval een voordrachtavond gehouden in het Zeeuws dialect, voor het Nut te Arum.
Ook was hij lid van de plaatselijke kegelclub (rond 1890), een club voor zeer welgestelde personen.
18 Mei 1900 vertrekt Simon naar Frankrijk om daar te herstellen van zijn ziekte. Op 16 november 1900, omstreeks 3 uur 's ochtends, overleed Simon na een 'nier en hartlijden' van ongeveer een jaar. Simon was van 1880 tot 1900 directeur van de NTM (Nederlandsche Tramweg Maatschappij). Hij was begraven bij het Rotondekerkje in Terband (nu Heerenveen). Bij zijn begravenis waren aanwezig Mr H. Binnerts, de hoofdingenieur Vermaes, Schoterlands Weth. G Feitz en Hepkema. Commissarissen van de maatschappij hebben op zijn begrafenis gesproken.
De deugdzaamheid waarover gesproken wordt, daar was blijkbaar niet iedereen het erover eens; uitgever Hepkema schrijft in zijn dagboek: 'Tegenover de Maatschappij heb ik steeds een gereserveerde houding aangenomen en mij nimmer laten verleiden hem en zijn zaak tegen recht en reden of om gunst te verheerlijken in mijn blad. In zijn streven naar de gunst der pers was ik het niet met hem eens. De onwaardigste personen wist hij aan zich te verbinden door gunstbetoon, opdat deze zijn naam in de couranten zouden laten klinken even als alles wat hij deed of wilde doen. Dat heeft mij immer tegengestaan en is hem ook meermalen te verstaan gegeven.'

Gezin 1

Huwelijkspartner: Neeltje Gerbrecht van Dijk geb. 16 Jan 1850 overl. 13 Nov 1920
Huwelijk: 3 Aug 1871 Terneuzen
Kinderen:
  Jacomina Cornelia Hamelink Male geb. 31 Jan 1877 overl. 20 Apr 1926