Gerardus de Wit

Geslacht: Man
Vader: Pieter Johannes Laurens de Wit
Moeder: Johanna Sophia Martina de Ruijter
Geboren: 1 Aug 1888 Den Haag
Beroep: adj. commies Gemeente secretarie
Aantekeningen: Boekje Lod. van Mierop:
Transvaalstraat 44 Wormerveer, ondert.Han? geweigerd als Landstormer
11 maart ontslagen als landstormer uit Huis van Bewaring Utrecht. Te Alkmaar, dag daarop weer geweigerd; Provoost arrestant, Westerweg, Alkmaar
De Vrije Mensch, jrg. 1917 (ec) (overgenomen uit 'Licht en Waarheid'): p. 247 - 251: G. de Wit - Van een dienstweigeraar
>> knipsel Kerknieuws <<
Den 8en Februari stond, ter zake van dienstweigering, voor den krijgsraad in den Bosch terecht G. de Wit. De auditeur-militair achtte het feit ernstig, daar beklaagde al den tijd dat hij gediend had, zich als goed soldaat had gedragen en nu met zijn weigering kwam. Hij eischte 8 maanden gevangenisstraf.
Aan beklaagde's verdediging ontleenen wij het volgende:
Van grooten invloed voor mij is geweest mijn vader, een orthodox man, die als onwrikbaren eisch stelde om al het goede te zoeken in een zuivere verhouding tot God; een man, voor wien als eenige maatstaf van waardeering van alle daden gold: Liefde tot Jezus; een man, ten slotte, die een getrouwheid en hardnekkigheid als die van Cato aan den dag legde, wanneer het gold de in de allereerste plaats noodzakelijke eisch tot vernietiging niet van een stad, niet van iets buiten zichzelf, maar van de God vijandige zelfhandhavingsdrift in eigen hart. Waar ik het goed recht van deze eischen moest erkennen, ishet m.i. alleszins begrijpelijk, dat ik weinig waarde kon hechten aan het veranderen van het uiterlijke van omstandigheden. Revolutionair meen ik noch krachtens aanleg, noch krachtens opvoeding te zijn.
In het begin van de mobilisatie was ik goed soldaat; ik zag den oorlog als een conflict dat de zelfzucht brengt, daaraan waren allen schuldig, niemand mocht zich aan de bittere gevolgen ervan onttrekken, de gemeenschappelijke schuld moest gemeenschappelijk gedragen worden. In die dagen was ik het dr. De Hartog, pred. Te Haarlem, waar ik in garnizoen lag, volkomen eens, als hij aan den eenen kant den oorlog zag als noodwendig gevolg van de zelfzucht, en aan den anderen kant als middel tot terugkeer tot God, en zoo den oorlog rechtvaardigde.
Eenige kentering kwam daarin, toen ik aan de grens van Brabant kwam. Daar sprak allengs meer, op de eenzame posten, in mijn hart een stem van een alles omvattende liefde, waarin de menschheid eerst tot haar warebestemming zou geraken, de stem van Christus; daar ook spraken de kanonnen een gansch andere taal. En door den geest, die tot den oorlog voert, en in den oorlog werkt, te toetsen aan den geest van Christus, groeide in mij een overtuiging, die steedssterker is geworden, die ik volgen moet.En wie zijn overtuiging volgt, gaat een koninklijken weg; hij treedt "durch das Morgentot der Freiheit".
Heeft Jezus Christus zich niet onomwonden uitgesproken over de beantwoording van het geweld? Hij wil, dat het kwade wordt overwonnen door het goede; en wij willen dat in zijn kracht. Christus'geboden zijn veronachtzaamd, en de verschrikkelijke dingen, die wij beleven, zijn daaraan alleen te wijten; maar Christus'geest kan genezing brengen en daarom paast ons een terugkeer tot Hem in ootmoed en behooren wij ons, maar de woorden van dr. De Hartog, "te wapenen in den Eeuwige". Alleen dan kan de vrees voor verlies van wat we zoo gaarne behouden en de angst voor dreigende rampen, die zoovele harten verwart en onzuiver doet denken, principieel overwonnen worden. Wanneer Christus onze norm is,weten wij dat aan onze onmiddelijke driften en begeerten, die uit den wil tot zelfhandhaving voortkomen, niet mag toegegeven worden; wanneer lagere begeeten maar voortdurend hameren in de ziel is het de strijd juist om deze te verloochenen; en wanneer we in het gezicht geslagen worden en ieder druppel bloed om wraak giert, dan zegt Christus, dat we ons zelf moeten overwinnen en het geweld moeten laten uitloopen; om die reden zijn Zijn ware volgelingen van uit een natuurlijk oogpunt gezien ellendige bloodaards, maar van uit de vooronderstelde norm gezien zijn het trouwe helden.
Hierna wees beklaagde er op dat men bij collectief optreden evenmin in dienst van die zelfhandhavingsdrift mag handelen, dat niet de staat, maar het Koninkrijk Gods doel moet zijn, en dat de staat middel moet willen wezen. Kant aanhalende, die zegt, dat, wanneer er ook maar ergens iets goeds is, dan is het een goede wil, stelde beklaagde zijn rechters voor de vraag, of hij volgens het hoogste recht schuldig was. Maar ook volgens de wet meende hij niet gestraft te kunnen worden, daar hij vanwege zijn overtuiging in zeer nadrukkelijken zin ten eenenmale voor den krijgsdienst is.
J. Giesen - NieuweGeschiedenis p. 105
In ,,Misdadiger of Voorganger?" verdedigingsreden en andere uitingen van den dienstweigeraar G. de Wit, verzameld en ingeleid door Mr. N. G. Teding van Berkhout, schrijft de inleiderhet volgende voorwoord :
,,In Juni 1917 werd G. de Wit, die reeds 4 maanden gevangenisstraf voor militaire dienstweigering had ondergaan, door den krijgsraad te 's-Hertogenbosch wegens hernieuwde weigering tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld. Tijdens de uitgave hiervan veranderde het Hoog Militair Gerechtshof deze barbaarse straf gelukkig in een van zes maanden. Doch de dienstweigeraar Julianus werd door den Krijgsraad te Den Bosch intussen ook tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld. ,,Drie jaren ! Hebt gij u wel eens van de celstraf, die meedogenloze uitstoting uit de maatschappij, rekenschap gegeven ?
Hebt gij wel eens een gevangenis bezocht of van iemands gevangeniservaringen horen vertellen? Men denke het zich eens goed in, wat het betekent, jaren of zelfs maanden van opsluiting van een mede-mens ! Jonge mannen, vol liefde voor hun naasten, vol arbeidsdrang, jaren of maanden uit onze gemeenschap verbannen, als waren zij erge misdadigers, inplaats van degenen, die onder geen voorwaarde hun naasten wensen te doden !
Deze vonnissen zijn tekenen des tijds; een openbaring van den toestand onzer Christelike en moderne gemeenschap !
,,Door deze uitgave zal meer licht verspreid worden over het innige verband tussen nationale verdediging, onze levensopvatting en den Christeliken Godsdienst. Moge deze uitgave de vraag in de harten doen rijzen of de Nederlandse gemeenschap de verantwoordelikheid van deze vonnissen wil blijven dragen. Immers, niet de rechters die de vonnissen vellen zijn er in de eerste plaats verantwoordelik voor, maar wij allen, wij burgers, mannen en vrouwen, die den Nederlandsen Staat vorman en voor diens daden hoofd voor hoofd aansprakelik zijn! ,,En dan vraag ik, allermeest aan de Christenheid, - het zout der aarde!! - is deze veroordeelde een misdadiger? Zullen wij hem en zijnen Meester of de huidigen Staat, do nationale mode, de wereld volgen? Dit is de vraag van dezen dag !"
In zijn verdedigingsrede voor den krijgsraad te Den Bosch den 3den Februari 1917 zeide de Wit o.a.:
,,Allereerst moge ik met een enkel woord trachten u in te leiden in het gedachtenklimaat, waarin ik opgegroeid ben. Van grooten invloed daarop is geweest het leven van mijn vader, een orthodox man, die als onwrikbaren eisch stelde, al het goede te zoeken in een zuivere verhouding tot God, een man voor wien als eenige maatstaf van waardeering van alle daden gold: liefde tot Jezus, een man ten slotte, die een getrouwheid en hardnekkigheid als die van Cato aan den dag legde, wanneer het gold den in de allereerste plaats noodzakelijken eisch tot vernietiging - niet van een stad, niet van iets buiten zichzelf, maar van de aan God vijandige zelfhandhavingsdrift in eigen hart...
In het begin van de mobilisatie was ik voortreffelijk soldaat: ik heb mij toen tot het uiterste ingespannen. Immers de oorlog was het conflict dat de zelfzucht brengt; daaraan waren allen schuldig; niemand mocht zich aan de bittere gevolgen ervan onttrekken; de gemeenschappelijke schuld moest gemeenschappelijk gedragen worden. In die dagen was ik het met Dr. De Hartog, predikant te Haarlem, waar ik in garnizoen lag, volkomen eens, als hij aan den eenen kant den oorlog zag als noodwendig gevolg van de zelfzucht, maar aan den anderen kant als mogelijkheid om tot God terug te keeren. Eenige kentering kwam daarin, toen ik aan de grens in Brabant kwam. Dáár, op de eenzame posten, sprak allengs meer in mijn hart een stem van een allen omvattende liefde, waarin de menschheid eerst tot haar ware bestemming zou geraken; daar ook spraken de kanonnen een gansch andere taal; Christus had bedoeld - en er zijn leven voor gegeven - om alle menschen van welke taal of kleur ook in Zijn geest te vereenigen; het gebulder der kanonnen hoonde dit bedoelen en sprak zijn eigen taal......
,,Iemand die een godsdienstige overtuiging heeft, zegt: ,,Al ging ik ook door het dal der schaduwen des doods, Gij Zijt daar", of met Paulus: ,,Ik wilde wel dat gij waart als ik, uitgenomen mijn banden" of zooals Luther: ,,Hier sta ik, ik kan niet anders." lemand die een overtuiging heeft en die volge, gaat een koninklijken weg; tij treedt ,,durch das Morgentor der Freiheit", hij is gekomen in het beloofde land, en geruchten van nieuw leven doorhuiveren zijn ziel. Dáár, in de sfeer van Christus, die onze bestemming is, maar waaraan we door ontrouw aan Zijn geboden maar al te zeer onttrokken worden - in die sfeer is al het oude voorbij gegaan en is alles nieuw geworden.
Daar heerschen geen wraakgevoelens meer en daar begrijpen we Jezus Christus, waar Hij zich zoo onomwonden uitgesproken heeft over de beantwoording van het geweld. Hij wil dat het kwade wordt overwonnen door het goede; en wij willen dat in Zijn kracht. Daarom hooren Christenen ook niet thuis in een verband, dat de bestemming heeft collectief op de gruwelijkste wijze wraak te oefenen. Nu, terwijl de oorlogsroes
steeds meer epidemisch wordt over gansch Europa, moeten de Christenen niet angstvallig hun licht onder een korenmaat zetten, totdat de omstandigheden gewijzigd zijn, evenmin als een arts zal wachten tot de ziekte zijn patiënt verwoest heeft alvorens handelend op te treden. Christus' geboden zijn veronachtzaamd en deze verschrikkelijke gevolgen zlin daaraan alleen te wijten; maar Christus' geest kan genezing brengen en daarom past ons een terugkeer tot Hem in ootmoed en behooren wij ons naar de woorden van Dr. De Hartog ,,te wapenen in den Eeuwige".
En in zijn verdediging voor het Hoog Militair Gerechtshof te Utrecht den 26sten April 1917:
,,Mijn bolwerk is niet een helder verstand met zijn klare definities; het is veeleer ,,hetgeen geen oor heeft gehoord en geen oog heeft gezien"...... het is een goddelijk geluid, dat mij dreef tot verzet tegen een voor mij goddeloos bevel van den Staat......
Het gebeurt wel eens, dat we voelen in onze zwakke leden een alles omvattende liefde; moeten wij die vanwege onze zwakheid ter deure wijzen of moeten wij ons juist voor dien invloed open stellen opdat die ons sterk make ? Wie zich in dienst stelt van het hoogere, dat wat voor hem te groot, te verheven is, hij, de zwakke, zal gesterkt worden en de liefde ervoor zal groeien in zijn toegewijd hart. ...... ,, De gesprekken over het recht van oorlog hebben mij geleerd, dat wanneer iemand den oorlog wil verdedigen, hij nooit in het hart der religie zijn uitgangspunt han nemen...... Voordeel verwerven door schending van het ideaal, dat is ook het streven van dieven en moordenaars......
,,Trachten we nu eens kalm alles aan den geest van Christus of het ideaal of hoe gij het anders noemen wilt, te toetsen. Stelt u voor, dat iemand ergens in de eenzaamheid, desnoods op een andere planeet leefde en tot de groote ontdekking was gekomen van het innerlijke leven; dat hij met inspanning zocht te grijpen goddelijke harmonia en zich bezon op den geest der waarheid en dat het innerlijk licht steeds duidelijker in hem verrees; als hij zich zoo al meer bewust werd van zijn recht en plicht om in het groote Goddelijke verband te leven, als een besef in hem ontwaakte, dat het koninkrijk der hemelen binnen in hem is, als hij kende de vreugde der persoonlijkheid, als hij wist te zijn de mikrokosmos ,,de wereld in 't klein" en altijd een duidelijker beeld en inniger overeenstemming zocht met den makrokosmos ,,de wereld in 't groot", indien zoo iemand het uitzicht werd geopend om verlost te worden uit zijn eenzaamheid om onder zijn medeschepselen te verkeeren, die in zich hadden dezelfde mogelijkheden, in wie leefden min of meer, maar in ieder geval toch sluimerden dezelfde beloften van den geest en die, misschien onbewust, hadden een wijd verlangen naar den gemeenschappelijken zieleoorsprong, zoo heel anders nog dan dat levendige verlangen van Telemachus naar zijn vader Odysseus,..... zou zijn blijdschap niet volkomen zijn? Meent gij, dat hij, door het feit dat door een noodlottige samenloop van omstandigheden zij, die elkaars broeders zijn, elkander doodden, meent gij, dat hij daardoor zich zou laten weerhouden om in zijn broeders het ideaal wakker to roepen? Zou hij niet aanstonds begrijpen, dat hij hier een verheven taak te vervullen had, metterdaad in herinnering te brengen de aanwezigheid van den engel van God die - zij het op den achtergrond - wacht in iedere ziel? Zouden dan ook wij niet ieder voor zich, voor zoover ons eenig licht is opgegaan over de waarachtige bestemming van den mensch, ons niet met blijdschap van onze taak kwijten? En die taak is on getrouw te zijn aan het ideaal onder alle omstandigheden, in alle nooden. 't Is mijn recht en plicht om overeenkomstig mijn geweten te leven; dat is, om het goddelijk geluid, dat wij vernomen hebben als uitgangspunt voor al onze daden te nemen.
Ik wil slechts door mijn dienstweigering beweren, dat alles draait om het eeuwig ideaal, en zal daarvan even slecht weerhouden worden als Copernicus of Kepler in hun bewering, dat de aarde om de zon draait. Mij dunkt, deze geschiedenis herhaalt zich. Wij bidden wel: ,,Uw koninkrijk kome" maar alles draait om de verdediging van een aardsch koninkrijk, letterlijk ten koste van alles; de gewetens moeten maar naar zijn belang geplooid worden. In dit land van gewetensvrijheid, in dit land dus waar sinds eeuwen het goed recht der persoonlijkheid is erkend en deze erkenning is gegroeid uit het besef, dat God spreekt door de menschen als door personae, maskers, in dit
land worden menschen veroordeeld omdat zij ernst maken met hun geweten. Moest de aanklacht juist niet van een geheel anderen kant geschieden en op iets geheel anders gericht zijn?
Moest n.l. niet ieder Christen den Staat annklagen van hoogverraad ten aanzien van het Koninkrijk Gods ? ....
,,Wanneer deze tijden alleen maar eens werden getoetst aan het woord van Jezus: ,,Leer van Mij, dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart". Alleen een barbaar kan daarin eenzijdigheid en zwakheid zien, want barbaren vereeren geweld en vertoon; een Christen weet van de paradox, dat de hoogste kracht komt in gedaante van zwakheid."
In zijn tweede verdedigingsrede, voor den krijgsraad te den Bosch, op 9 Juni 1917, treft dit:
,,'k Heb naar mijn beste vermogen trachten duidelijk te maken, hoe ik mij, toen ik onder de wapenen was, steeds minder verantwoord voelde in het militair verband, hoe ik in den grond van de zaak medeplichtigheid voelde aan den grooten georganiseerden moord in Europa; hoe alle toetsen aan wat ik als hoogste beschouwde, mijn positie onhoudbaar maakte;
hoe een in mij wonend Rechter mij tot benauwens toe aanklaagde, hoe er is een recht en plicht primair aan alle andere rechten en plichten: on te mogen en moeten handelen naar zijn geweten. .
,,Ik mag mijn ziel niet verkoopen voor welken prijs dan ook; geen redelijk mensch die dat van mij eischen kan. ..
,,Het getuigenis van al die figuren uit het Nieuwe Testament, die naar het uitwendige rebellen zijn maar die zoo moesten optreden omdat zij den eeuwigen, waarachtigen zin van het leven hadden ontdekt, spoort mij herhaaldelijk aan om te blijven doen waartoe mijn geweten mij noopt. Het zegt dat we de menschen niet moeten vreezen, die wel het lichaam kunnen dooden doch niet de ziel kunnen dooden en dat we God meer gehoorzaam moeten zijn dan de menschen. En daarom - ik ben nu ruim 5 maanden in de gelegenheid gesteld geweest om rustig na te denken - en ben telkens tot de slotsom gekomen in deze gedaan te hebben wat ik tegenover een absolunt Rech-
ter durf verantwoorden. Wat wil men dan dat ik doen zal. In 't leger gaan en trachten een vereerder te worden b.v. van J. P. Coen! 'k Zou even makkelijk mijn ziel hunnen uitschudden......
,,'k Hoop aangetoond te hebben dat mijn daad het gevolg is van hetgeen liefde en waarheid mij voorschrijven en dat ik deze beide, die alle eeuwen zijn doorgegaan en allerlei voorschriften en menschelijke instellingen hebben overleefd, ontzaglijk veel meer autoriteit toeken, dan ,,was im Buche steht".
,,Meer weet ik niet te doen om tot Uw besef te laten doorbreken dat ik heden, 9 Juni 1917, terecht sta voor een aanklacht, die, naar de binnenzijde gezien, is een aanklacht... wegens gewetenstrouw !"
Tot zijn vreugde vond de Wit zijn getuigenis tot op den kalender in de gevangenis bevestigd waar hij de spreuk ontmoette:
,,Het geweten is een raadgever, die altijd te vertrouwen is. Gelukkig hij, die den moed heeft te zijn en te doen, niet wat de openbare meening, maar wat het geweten hem voorschrifft".

Gezin 1

Huwelijkspartner: Hendrika den Breeje geb. 12 Dec 1891
Huwelijk: 16 MEI 1918 Utrecht
Kinderen:
  Gerard Frederik de Wit Male geb. 30 MEI 1922
  IJsbrand de Wit Male geb. 2 Jan 1921
  Hendrik Izak de Wit Male geb. 10 Dec 1923
  Femmetje de Wit Male geb. 18 Nov 1927