Christianus Cornelis Uhlenbeck

Geslacht: Man
Vader: Peter Frederik Uhlenbeck
Moeder: Julie Le Roux
Geboren: 18 OKT 1866 Voorburg
Overleden: 12 Aug 1951 Lugano, Zwitserland
Beroep: taalgeleerde
Aantekeningen: In Haarlem, waar zijn ouders in de jaren zestig waren gaan wonen, bezocht C.C. Uhlenbeck de lagere school van Knoop en Prinsen Geerligs, de kleinzoon van de vermaarde docent P.J. Prinsen. Daar raakte hij goed bevriend met een klasgenoot, de later als christen-anarchist zo bekend geworden jhr. Felix Ortt (1866-1959), met wiens dochter Else hij tot zijn dood toe contact zou onderhouden. Bij de familie Ortt ontmoette hij waarschijnlijk de jonge Frederik van Eeden: de oudere zus van Felix, Henriette Ortt, was de grote jeugdliefde van de a.s. schrijver en Van Eeden kwam vaak bij de familie thuis. Op 12 juli 1879 legde Uhlenbeck met goed gevolg admissie-examen af voor het Stedelijk Gymnasium te Haarlem. Hij kreeg er onder meer de latere WNT-redacteur J.W. Muller (1858-1945) als leraar Nederlands en Geschiedenis; zijn leraar Engels was Isaäc Esser Jr (1845-1920), een romanticus van aanleg en neiging, die onder het pseudoniem Soera Rana gedichten schreef en literaire vertalingen publiceerde. Ook de jonge Uhlenbeck dichtte: nog voor zijn eindexamen gymnasium A in juli 1885 publiceerde de gymnasiast een bundel met romantische verzen onder de titel Gedachten en droomen (1885); de kritiek oordeelde er niet al te gunstig over en van de dichter Uhlenbeck is nooit meer iets vernomen, al ademen zijn vroege wetenschappelijke geschriften wel eenzelfde romantische geest. Op het eindexamen had hij zowel voor Nederlands als voor Grieks het hoogst mogelijke cijfer, te weten een vijf (= tien).
Studie
Op 17 september 1885 liet Uhlenbeck zich als student aan de Leidse universiteit inschrijven om er Nederlandse letteren te gaan studeren. Hij gold er al spoedig als een briljant student. Zijn financiële situatie noopte hem ertoe om snel te studeren en geen lid te worden van een studentenvereniging, zodat hij weinig contact had met medestudenten. Drie jaar later, op 1 oktober 1888, promoveerde hij bij J.H.C. Kern tot ‘doctor in de Nederlandsche letterkunde’ op een 77 pagina’s tellend proefschrift over de Verwantschapsbetrekkingen tusschen de Germaansche en Baltoslavische talen, een werk dat hij later zelf als ‘een zeer mediocre dissertatie’, 'een prul' zou bestempelen. Hij had eigenlijk liever op een onderwerp uit het Baskisch willen promoveren, maar dat bleek toentertijd niet mogelijk. Merk op dat van de 27 aan het proefschrift toegevoegde stellingen er 6 aan het Baskisch zijn gewijd. Uhlenbecks Baskische Studien (Amsterdam 1892) bevatten uitwerking en onderbouwing van deze stellingen.
Loopbaan
De jonge doctor werd op 3 november 1888 benoemd als leraar aan het Stedelijk Gymnasium te Leeuwarden, mede op aanbeveling van zijn oud-docent, de Leidse historicus R. Fruin; het betrof een tijdelijke betrekking. In de cursus 1888-1889 gaf hij in Leeuwarden 18 uur per week les in de vakken geschiedenis en aardrijkskunde. Zijn collega voor Nederlands was R.C. Boer, de taalgeleerde die hem in 1899 als hoogleraar aan de Amsterdamse universiteit zou opvolgen.
In 1890 vertrok Uhlenbeck in opdracht van de regering naar Rusland om een onderzoek in te stellen naar archivalia die van belang waren voor de Nederlandse geschiedenis. Hij bezocht onder meer St. Petersburg, Dorpat en Moskou, waarbij de Russische taal kennelijk geen probleem voor hem was. Op 23 februari 1891 trad hij aan als invalkracht aan de Leidsche HBS, waar hij een zieke docent Nederlands verving. Met ingang van 1 september 1891 werd Uhlenbeck als leerling-redacteur verbonden aan de redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal. In zijn leerjaar kreeg hij zijn opleiding van niemand minder dan Matthias de Vries zelf, de grondlegger van het WNT en hoogleraar Nederlands te Leiden.
In augustus 1892 vertrok hij naar de Universiteit van Amsterdam om er als buitengwoon hoogleraar onder meer Sanskriet te gaan doceren. Op 26 september 1892 hield hij er zijn inaugurele rede over De plaats van het Sanskrit in de vergelijkende taalwetenschap. En in 1899 keerde hij naar Leiden terug, dit keer om zijn overleden leermeester P.J. Cosijn (1840-1899) op te volgen als hoogleraar Oudgermaans. Hij ontwikkelde zich verder tot een Humboldtiaans linguïst die zich bij voorkeur met Baskisch, Eskimo en Blackfoot bezighield en verklaringen voor taalkundige verschijnselen graag zocht in de zogeheten etnopsychologie. Als Leids hoogleraar was hij de promotor van geduchte scribenten als de latere hoogleraren Jac. van Ginneken en Gerlach Royen, een inspirerend docent voor de neerlandicus C.B. van Haeringen en de taalkundige gids van de anglist Etsko Kruisinga.
Andere activiteiten
In 1926 ging Uhlenbeck om gezondheidsredenen met vervroegd emeritaat. Tot op hoge leeftijd is hij – vanuit Zwitserland, waar hij zich in 1936 gevestigd had – wetenschappelijk en publicistisch actief gebleven. Uhlenbecks reputatie in het eerste kwart van de vorige eeuw was van dien aard dat hij, inmiddels Leids emeritus, uitgenodigd werd om voorzitter te worden van het eerste Internationale Linguïstencongres, dat in april 1928 in Den Haag plaatsvond. Over zijn rol als voorzitter was hij achteraf zelf weinig tevreden. Op instigatie van E. Kruisinga, die bij hem in Leiden colleges had gevolgd, trad hij toe tot het bestuur van de Stichting School voor Taal en Letterkunde te ’s-Gravenhage, een instelling waar leraren MO werden opgeleid. Eerder al, begin jaren twintig, was hij door zijn oud-plaatsgenoot Frederik van Eeden en diens mede-significi uitgenodigd om lid te worden van een op te richten 'Internationaal Instituut voor Wijsbegeerte'. Verder zou hij in de 'Encyklopaedie der Signifiek' moeten schrijven over 'kunstmatige en spontane neologismen'. Op deze uitnodigingen is Uhlenbeck niet ingegaan. Het is met name Uhlenbecks oud-promovendus Jac. van Ginneken geweest die op Uhlenbecks medewerking had aangedrongen. Binnen de significa als geheel onderscheidde men ook de ‘ethnologische significa’. Naar de mening van de significus Jacob Israël de Haan was vooral door Uhlenbeck en zijn leerlingen gewezen op het belang van de etnologie voor de significa.
Als romanfiguur
In het detectiveverhaal The Chinese Lake Murders (1960), een van de welbekende Rechter Tie-verhalen, in het Nederlands verschenen als Meer van Mien-Yuan en in 1952 geschreven door zijn oud-leerling Robert van Gulik, komt Uhlenbeck voor als de romanfiguur Dr Djang. Deze geëmeriteerde hoogleraar wordt beschuldigd van een duistere misdaad, maar hij blijkt aan het eind van het boek geheel en al onschuldig te zijn. Als 'Professor De Ruiter' komt Uhlenbeck voor in Annie Salomons, Een meisje-studente (1907).
Enkele publicaties
De verwantschapsbetrekkingen tusschen de germaansche en baltoslavische talen. Leiden: B. Blankenberg, 1888. [vi, 77 p.]. Dissertatie. Promotor: J.H.C. Kern.
Vertaling van Johannes Franck, Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1892, afl. 9 en 10 [kol. 994-1238, sukkelen-zwoord]
Medewerking aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Deel X: O — OOILAM. Onder redactie van M. de Vries, Eelco Verwijs en A. Kluyver, mmv C.C. Uhlenbeck en W.L. de Vreese. [X-12 onpartijdig-ontoerekenbaar [1891]: Kluyver mmv Uhlenbeck en De Vreese X-13 ontoerekenbaar-onvast. [1892]: Kluyver mmv Uhlenbeck en De Vreese]. ’s-Gravenhage: Nijhoff 1893.
‘Over de etymologische wetenschap’. Taal en Letteren 6 (1896), 221-226.
Kurzgefasstes etymologisches Wörterbuch der gotischen Sprache. Amsterdam: Joh. Müller, 1896. viii, 174 pp.
Kurzgefasstes etymologisches Wörterbuch der altindischen Sprache. Amsterdam: Johannes Müller, 1898. xii, 367 pp.
De onderlinge verhouding der Oudgermaansche tongvallen en hunne plaats in den Indogermaanschen taalstam. Inaugurele rede. Leiden: Brill 1899. 33 pp.
Recensie van Francks Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal. Tweede druk door Dr. N. Van Wijk. ’s-Gravenhage: Nijhoff 1910-1911. Museum 18 (1911), kol. 334-335.
C. C. Uhlenbeck, and R. H. van Gulik. An English-Blackfoot vocabulary, based on material from the Southern Peigans. Amsterdam: N.V. Noord-Hollandsche Uitgevers-Maatschappij, 1930. [263 pp.] (Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afdeeling Letterkunde, N.R. 29/4).
C. C. Uhlenbeck and R. H. van Gulik. A Blackfoot-English vocabulary, based on material from the Southern Peigans. Amsterdam: N.V. Noord-Hollandsche Uitgevers-Maatschappij, 1934. 380 pp. (Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afdeeling Letterkunde, N.R. 33/2).
Literatuur
[An.]. 1898. 'Prof. Dr. C.C. Uhlenbeck'. 'Onze hoogleeraren. Portretten en biografieën. Rotterdam: Nijgh & van Ditmar, 304-305.
[An.]. 1936. 'Prof. Dr. C.C. Uhlenbeck 1866 - 18 October - 1936. Een zeldzaam taalgeleerde'. Het Vaderland 17 oktober 1936.
Daalder, Saskia. 2004. ‘Achter de schermen van een congres : het eerste Internationale Linguïstencongres (Den Haag, 1928)’. Voortgang, jaarboek voor de Neerlandistiek 22, 315-321.
Daalder, Saskia. 2006. ' 'Ik voel mij oud en afkeerig van strijd'. Een brief van C.C. Uhlenbeck aan Jos. Schrijnen uit 1929'. Amicitia in Academia. Composities voor Els Elffers. Onder redactie van Jan Noordegraaf, Frank Vonk & Marijke van der Wal. Amsterdam & Münster, 163-172.
van Driel, Lo. 2007. ‘Nederlandse taalkunde in de negentiende eeuw – een overzicht’. Voortgang, jaarboek voor de neerlandistiek 25, 209-277.
Eggermont-Molenaar, Mary. 2002. ‘Portret van een professor. Een Nijmeegs incident geprojecteerd in een Chinese tempelschool?’. Canadian Journal of Netherlandic Studies XXII, 29-37.
Eggermont-Molenaar, Mary e.a.. 2005. Montana 1911: a professor and his wife among the Blackfeet. Wilhelmina Maria Uhlenbeck-Melchior’s diary and C.C. Uhlenbeck’s Original Blackfoot texts and A new series of Blackfoot texts. Ed. by Mary Eggermont-Molenaar; with contributions by Alice Kehoe, Inge Genee & Klaas van Berkel; transl. from Dutch by Mary Eggermont-Molenaar. Lincoln: University of Nebraska Press & Calgary, Alberta: University of Calgary Press.
van Essen, A.J. 1983. E. Kruisinga. A Chapter in the History of Linguistics in the Netherlands. Leiden: Nijhoff.
van Essen, A.J. 1996. ‘Christianus Cornelis Uhlenbeck’. Lexicon Grammaticorum: Who’s Who in the History of World Linguistics ed. by Harro Stammerjohann. Tübingen: Niemeyer, 945-946.
Genee. Inge. 2003. ‘An Indo-Europeanist on the prairies: C.C. Uhlenbeck’s work on Algonquian and Indo-European’. Papers of the Algonquian Conference 34. Ed. H.C. Wolfart. Winnipeg: University of Manitoba Press, 147-163.
Genee. Inge. 2005. ‘A Dutch linguist on the prairies: C.C. Uhlenbeck’s work on Blackfoot’. Montana 1911: A professor and his wife among the Blackfeet. Ed. Mary Eggermont-Molenaar. Calgary/Nebraska: University of Calgary Press/University of Nebraska Press, 183-193.
de Josselin de Jong, J.P.B. 1952. ‘Herdenking van Christianus Cornelis Uhlenbeck (18 October 1866 – 12 Augustus 1951). Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1951-1952. Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 280-297. [In vertaling, met een bibliografie van Uhlenbecks publicaties, onder de titel ‘In memoriam Christianus Cornelius Uhlenbeck (18th October 1866 – 12th August 1951)’. Lingua 3 (1952–1953), 243-268].
Kruisinga, Etsko. 1938. ‘Professor C.C. Uhlenbecks gouden doctoraat’. Taal en Leven 2, 23-24.
Lacombe, George. 1922. 'Un grand linguiste: M. C.C. Uhlenbeck'. Revista Internacional de los Estudios Vascos 13:3,445 -447.
Portielje, Cecile. 2005. ‘Beste Bob. Een taalkundige brief van C.C. Uhlenbeck (1866-1951) aan zijn achterneef E.M. Uhlenbeck (1913-2003)’. Voortgang, jaarboek voor de neerlandistiek 23, 209-222.
Portielje, Cecile. 2007. 'Beste Bob, beste oom. Uit de briefwisseling tussen C.C. Uhlenbeck (1866-1951) en E.M. Uhlenbeck (1913-2003)'. Voortgang, jaarboek voor de neerlandistiek 25, 293-309.

Gezin 1

Huwelijkspartner: Wilhelmina Maria Melchior geb. 13 MRT 1862 overl. 5 MEI 1954
Huwelijk: 23 Juli 1891 Koedijk