Hubert Joseph Edmund Endepols

Geslacht: Man
Vader: Franz Thomas Joseph Endepols
Moeder: Josepha Emilie Rothkopf
Geboren: 15 Feb 1877 Maastricht
Overleden: 18 Juni 1962 Maastricht
Beroep: leraar, filoloog en dialectkenner
Aantekeningen: In 1902 benoemd tot leraar aan de Gemeentelijke H.B.S. en het Stedelijk Gymnasium van Maastricht, van 1929 tot 1942 rector van deze laatste instelling. Tussen 1930 tot 1940 tevens docent aan de Katholieke Leergangen Tilburg.
Na zijn studie aan de Universiteit van Utrecht promoveerde H.J.E. Endepols op 28 oktober 1903 te Leiden op Het decoratief en de opvoering van het middelnederlandsche drama volgens de middelnederlandse tooneelstukken. In 1934 aanvaardde hij het lidmaatschap van de Nederlands-Belgische ‘Commissie Van Haeringen’, die twee jaar later verslag uitbracht aan de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen over geslacht, verbuiging en voornaamwoordelijke aanduiding. Ook aan de totstandkoming van de spellinghervorming van 1954 werkte Endepols intensief mee. Bij de meeste Nederlanders is hij echter het best bekend als coauteur van het Verklarend handwoordenboek der Nederlandsche taal, waarvan M.J. Koenen in 1897 de eerste druk verzorgde. Van 1920 tot 1939 was hij eindverantwoordelijke voor dit naslagwerk dat, kortweg aangeduid als ‘Koenen-Endepols’, tot op de dag van vandaag nog steeds een begrip is. De grote belangstelling die hij aan de dag legde voor het Limburgs kwam in 1926 tot uitdrukking toen hij medeoprichter was van de Vereniging tot Instandhouding en Bevordering der Limburgse Dialecten Veldeke. In 1933 stelde hij een bloemlezing samen van verhalen en gedichten in het Maastrichts: Mestreechter spraok, doe zeute taol: 'n klein käös oet 'ne groete veurraod. De interesse voor de taal van zijn streekgenoten leidden in 1955 tot de publicatie van het lijvige Woordenboek of diksjenaer van 't Mestreechs, het resultaat van jarenlange studie dat nog steeds geldt als een van de standaardwerken bij uitstek over het Maastrichts.
Over dit hoofdstuk/artikel
auteurs
over H.J.E. Endepols
W.N.M. Hüsken
Ontwikkeling en karakterisering
De literatuur van de middeleeuwen, het drama in het bijzonder, kenmerkten Endepols' wetenschappelijke belangstelling gedurende de eerste jaren van zijn wetenschappelijke activiteit. In de eerste stelling, bijgevoegd bij zijn proefschrift, liet hij blijken de opvattingen van zijn leermeester Gerrit Kalff niet onverkort te delen. Anders dan Gallée, Moltzer en Kalff, was hij namelijk van mening dat de middelnederlandse toneelstellage ‘meestal geen verdieping-tooneel’ was. Endepols corrigeerde daarmee de onjuiste opvatting als zouden de speelvlakken zich boven elkaar in plaats van naast elkaar situeren. Bijna zeventig jaar later werd Endepols' studie door een van de meest vooraanstaande onderzoekers van het rederijkerstoneel nog altijd als ‘pioniersarbeid’ gekenschetst. Over de mening van Endepols' leermeester (en anderen) dat de plaatsen van handeling in een middeleeuws spel boven elkaar waren gelegen, merkte dezelfde onderzoeker op: ‘Wie weet hoe lang die op een verkeerd begrepen tekst gebaseerde hypothese nog in onze letterkunde had rondgespookt, als Endepols niet tussenbeide gekomen was!’ Aandacht voor de tekst stond bij Endepols voorop. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn uitgave van de Elckerlyc waarvan tussen 1925 en 1955 zes, steeds opnieuw aangevulde en verbeterde drukken verschenen. In 1940 gaf Endepols Vijf geestelijke toneelspelen der middeleeuwen uit. Het boek bevatte niet alleen hertaalde edities van enkele van de bekendste geestelijke spelen uit de middeleeuwen (de bliscapen, Mariken van Nieumeghen en Elckerlijc) maar schetste tevens de geschiedenis van het drama van zijn liturgische oorsprong tot het eind van de 15e eeuw. Een schrijfster voor wie hij een bijzondere verering had was Hrotsvitha van Gandersheim, van wie hij, voorzien van een uitvoerige inleiding, de zeven Leesdrama's uit het Latijn vertaalde.
In de latere jaren van Endepols' wetenschappelijke activiteit oefende de studie van het dialect, het Maastrichts in het bijzonder, een steeds grotere aantrekkingskracht op hem uit. Het was precies om deze reden dat hij tussen 1914 en 1917, samen met R. Verdeyen, al een uitvoerige studie wijdde aan twee middeleeuwse verhalen, Tondalus' visioen en St. Patricius' vagevuur, resulterend in een degelijke wetenschappelijke uitgave in twee delen. Twee van de drie handschriften van Tondalus' visioen vertonen immers oostelijke, waarschijnlijk zelfs Limburgse, taalkenmerken. De belangstelling voor taal en dialect kwam ook tot uitdrukking in het samen met de latere Nijmeegse hoogleraar Jacques van Ginneken geschreven De regenboogkleuren van Nederlands taal, een schoolboek waarin op toegankelijke wijze de geschiedenis en de variatie van de Nederlandse taal werd beschreven, waarbij de auteurs de uitstraling van onze taal tot ver buiten de landsgrenzen niet vergaten. Niet lang daarna nam Endepols de enorme taak op zijn schouders om het door M.J. Koenen samengestelde Verklarend handwoordenboek der Nederlandsche taal actueel te houden, een bezigheid die hem tussen 1918 en 1940 maar weinig tijd liet voor ander wetenschappelijk onderzoek. De kroon op het werk was zijn in 1955 verschenen Woordenboek of diksjenaer van 't Mestreechs, waarmee hij, bijna tachtig jaar oud, een indrukwekkend eerbetoon leverde aan zijn geliefde stad Maastricht.
Invloed
Als jong student in Utrecht raakte Endepols gefascineerd door de colleges van Gerrit Kalff. Hij besloot dan ook bij hem zijn proefschrift te schrijven. Ook aan de totstandkoming van de editie van Tondalus' visioen en St. Patricius' vagevuur lag een aansporing van Kalff ten grondslag. Toch toonde Endepols in zijn wetenschappelijk werk niet de voor Kalff zo kenmerkende nationalistische trots, of het zou moeten zijn dat hij deze concentreerde op zijn vaderstad Maastricht. Endepols betrad zonder aarzeling ongebaande wegen in die zin dat hij er niet voor terugdeinsde zich ook intensief bezig te houden met teksten die ver buiten de canon van de literatuurgeschiedenis lagen, zoals de leesdrama's van Hrotsvitha van Gandersheim en een bloemlezing uit de sinds de 14e eeuw in Maastrichts dialect geschreven literatuur. In dit opzicht heeft Endepols een nieuw geluid laten horen binnen de neerlandistiek maar zijn streven om een wijder cultuurhistorische veld bij het onderzoek te betrekken vindt pas sinds enkele jaren op ruime schaal ingang. Dat zijn stem niet luider heeft geklonken in het koor van invloedrijke wetenschapsbeoefenaren van de Nederlandse taal- en literatuurstudie houdt wellicht verband met het feit dat hij niet binnen de universitaire wereld werkzaam was en zich slechts vanuit de periferie en op relatief grote afstand met het academische gewoel kon bemoeien.
[Wim Hüsken]
Voornaamste geschriften
Het decoratief en de opvoering van het middelnederlandsche drama volgens de middelnederlandse tooneelstukken, Amsterdam, 1903.
Tondalus' visioen en St. Patricius' vagevuur, Gent-'s Gravenhage, 2 dln., 1914-1917 (in samenwerking met R. Verdeyen).
De regenboogkleuren van Nederlands taal, Nijmegen, 1917 (in samenwerking in Jac. van Ginneken).
Verklarend handwoordenboek der Nederlandsche taal, Groningen, 1918 (12e druk) - 1940 (19e druk)
Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc, Groningen, 1925 (zesde druk 1955).
Mestreechter spraok, doe zeute taol: 'n klein käös oet 'ne groete veurraod, Maastricht, 1933 (derde druk 1978).
Vijf geestelijke toneelspelen der middeleeuwen, Amsterdam, 1940.
Hrotsvitha van Gandersheim, Leesdrama's, Utrecht-Brussel, 1950.
Woordenboek of diksjenaer van 't Mestreechs, Maastricht, 1955 (zesde druk 1999).
Belangrijkste secundaire literatuur
J.C.P. Kats, ‘In memoriam Dr. H.J.E. Endepols (1877-1962)’. In: De Maasgouw 81 (1962), kol. 97-102.
J.C.P. Kats, ‘Hubert Joseph Edmund Endepols (15 februari 1877 - Maastricht - 18 juni 1962)’. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1963), p. 101-109.
W.M.H. Hummelen, ‘Typen van toneelinrichting bij de rederijkers: De opvattingen van Endepols en Kernodle kritisch onderzocht, en geconfronteerd met conclusies op grond van werken van Jacob Duym en Willem van Haecht’. In: Studia Neerlandica 1 (1970), no 2, p. 51-109.
Locatie archief
De papieren nalatenschap van Dr. H.J.E. Endepols bevindt zich in het Regionaal Historisch Centrum Limburg te Maastricht.
Locatie brievencollectie
Er is geen brievencollectie van Endepols bekend.
Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek(2004-)

Gezin 1

Huwelijkspartner: Maria Josephina Louisa Hubertina Paulussen geb. 18 MEI 1882
Huwelijk: 9 Aug 1915 Oud-Vroenhoven