Margaret Kropholler
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Jan Jacobus Kropholler | |
Moeder: | Margaret Bisset | |
Geboren: | 27 Juni 1891 | Haarlem |
Overleden: | 15 Nov 1966 | Amsterdam |
Beroep: | architect, interieurontwerpster | |
Aantekeningen: | Margaret Kropholler was een van de vijf kinderen uit een artistiek gezin: haar oudste broer Jacobus (Co) (1881-1973), opgeleid tot timmerman, werd architect, haar broers Alexander (1887-?) en Cornelis (?-?) musici en haar zuster Julie (1894-?) tekenlerares. Margaret bezocht de Dagteeken- en Ambachtsschool voor Meisjes aan de Groenburgwal in Amsterdam (1904-1907), waarna ze in de leer ging bij haar broer Co, die in 1902 met Jan Frederik Staal het architectenbureau Staal & Kropholler had opgericht. Op het bureau leerde ze ontwerpen en bouwkundig tekenen en raakte ze vertrouwd met de bouwuitvoering van verschillende projecten. Ze ontwierp er meubelstoffen, behang, tapijten en lampenkappen en later ook meubels. Intussen zette ze haar opleiding voort aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Ambachten in Haarlem en aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam (1914-1916, niet voltooid). Eerste ontwerpen Na haar komst op het architectenbureau kreeg Margaret Kropholler een relatie met de veel oudere en getrouwde Staal. Dat was een van de redenen van de verwijdering tussen Staal en Co Kropholler, die in 1910 leidde tot een breuk in hun samenwerking, maar ook tot een jarenlange breuk tussen broer en zus Kropholler. Staal zette het bureau onder zijn eigen naam voort en Margaret Kropholler werd zijn zakenpartner. In 1913 kreeg zij haar eerste opdracht: de inrichting van het Huis 1913 op de Amsterdamse tentoonstelling De vrouw 1813-1913. Voor de modelwoning ontwierp ze onder de schuilnaam Greta Derlinge de indeling, meubels en verlichting. Hiermee kon zij laten zien hoe betere bouwkunst het leven van de huisvrouw kon vergemakkelijken. Zo bevatte haar ideale huis een aparte ruimte om de was te doen (en te drogen) en moderne voorzieningen als een ingebouwde stoomkoker en dito hooikist. Ook was de verwarming in de kinderhoek hoog aangebracht en hadden de kastjes schuifdeuren. In 1915 werkte Kropholler een half jaar lang als opzichter-tekenaar bij de dienst Publieke Werken in Amsterdam, en vanaf 1916 was zij ook als zelfstandig architect werkzaam. Een jaar later, in 1917, werd ze met vier andere architecten door de Amsterdamse tegelfabrikant Arnold M.A. Heystee aangezocht voor het ontwerpen van villas in Park Meerwijk in Bergen (Noord-Holland). Heystee had voor deze vijf gekozen omdat zij in hun ontwerpen gebruik maakten van tegels en terracotta-elementen. De leiding van het project was in handen van Staal en naast Margaret Kropholler werkten ook P.L. Kramer, G.F. la Croix en C.J. Blauw mee allen architecten uit de Amsterdamse School. Kropholler ontwierp vier villas, waarvan er drie werden uitgevoerd. Over het project schreef de architect en criticus H.Th. Wijdeveld in 1918: En het moest zo zijn, dat bij dit uitzonderlijke architectuurexperiment [...] ook de arbeid kwam van onze eerste Nederlandse architecte, Margaret Kropholler. [ ] Drie huizen Beukenhoek, Meerlhuis en Meezennest werden door Margaret Kropholler ontworpen. En in volledige beheersing van het onderwerp heeft zij toch met vrouwelijke schuchterheid en economie, hare taak volbracht. Niet geheel onbeïnvloed door het werk van Staal is toch het karakteristieke van hare persoonlijkheid op te merken. In 1918 trok Margaret Kropholler in bij Jan Staal, die woonde boven zijn bureau aan de Amsterdamse Weteringschans. In december 1919 werd hun dochter Margaret geboren, wat voor Kropholler geen belemmering was om snel weer aan het werk te gaan. Voor haar was huisvrouw-moeder-architect een uitstekende combinatie, en dat weerspiegelde zich in haar werk: ze streefde ernaar de arbeid van de huisvrouw te vergemakkelijken door woningen praktisch in te richten. Regelmatig hield zij lezingen en haar ideeën publiceerde zij in vakbladen. Amsterdamse School en Nieuwe Zakelijkheid In de eerste helft van de jaren twintig ontwierp Kropholler (als enige vrouwelijke architect) twee woningbouwprojecten in de stijl van de Amsterdamse School. Het eerste was een woonblok in de Holendrechtstraat (1921) in het Plan Zuid van H.P. Berlage. Volgens de toen geldende regels ontwierp ze daarvoor alleen de gevels, de rest werd door particuliere ondernemers verzorgd. Haar ontwerp met zijn plastische gevels en golvende balkons oogstte veel waardering. In 1925 ontwierp zij woonhuizen in de Orteliusstraat in Amsterdam-West: soberder van vorm en praktisch van inrichting (zoals een gecombineerde douche-wasruimte). Internationale erkenning kreeg zij in 1925 tijdens de Exposition des Arts Décoratifs in Parijs, toen haar een zilveren en een bronzen medaille werden toegekend. In de loop der jaren ontwikkelde Krophollers stijl zich meer en meer in de richting van het functionalisme en de Nieuwe Zakelijkheid. Meubels en lampen voor haar eigen huis (1929) waren strak, hoekig, met kleuren als vuurrood, zwart, kanariegeel, en met verchroomd stalen buizen. Samen met Jan Staal, die het werk van zijn vrouw bewonderde en haar zowel technisch als artistiek hoogachtte, bouwde ze de Beurs van Rotterdam, waarvoor zij delen van het interieur ontwierp. In 1936 traden Staal en Kropholler pas officieel in het huwelijk. Vier jaar later, in april 1940, overleed Staal. In de naoorlogse jaren ontwierp Margaret Staal-Kropholler, zoals ze zich na de dood van haar man noemde, woningbouwprojecten voor de wederopbouw. De meeste werden echter niet verwezenlijkt en dat betreurde zij zeer. Zelf schreef ze daarover in een brief aan de directeur Gemeentewerken Haarlemmermeer (september 1948): Het wekt de veronderstelling dat ik mijn werk niet goed behartigde en is daarom slecht voor mijn reputatie als architect, temeer waar dit als mijn eerste werk na de oorlog geldt en ik als vrouw reeds zoveel vooroordeel te overwinnen heb. Maatschappelijk was Staal-Kropholler in diverse verenigingen actief. Zo was zij in 1950-1955 voorzitter van de Woningcommissie van de Nederlandse Huishoudraad. Ze zag het als haar doel de wensen van bewoners ten aanzien van de woningbouw te inventariseren en daar als architect wat mee te doen. Nog één grote opdracht kreeg ze: een flatgebouw voor alleenstaanden in Amsterdam-Oost. Al in 1937 hadden de Amsterdamse soroptimisten haar gevraagd een gebouw voor alleenstaande vrouwen te ontwerpen, maar dat project was financieel niet rondgekomen. In 1955 gaf het Amsterdams Bouwfonds haar opnieuw de opdracht, nu voor een wooncomplex voor alleenstaande vrouwen én mannen. Zo kwam eind 1963 het Louise Wenthuis gereed, genoemd naar de Amsterdamse woningopzichteres *Louise Went. Het betrof hier kleine woningen in zes woonlagen, met gemeenschappelijke voorzieningen en vier extra geïsoleerde hoekwoningen, bestemd voor musici. Margaret Staal-Kropholler overleed op 15 november 1966. Ze had nooit het plan gehad om architect te worden, zei ze in een interview in 1929; het was zon beetje vanzelf gegaan. Naslagwerken Groot; Jacobs; Scheen. Archivalia Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam: archief Staal/Kropholler. Literatuur H.Th. Wijdeveld, 'Het park Meerwijk te Bergen', Wendingen 1 (1918) nr. 8, 4-12. D. Hannema e.a., Nederland bouwt in baksteen, 1800-1940, Tentoonstellingscatalogus Museum Boijmans-van Beuningen (Rotterdam 1941) 55-56. G. Fanelli, Moderne architectuur in Nederland 1900-1940 (Den Haag 1978). H.Th. Wijdeveld, Wendingen 1918-1931 : Gemeentelijk Museum Het Princessehof 2 oktober-1 december 1982 (Leeuwarden 1982) [Bijlage bij Italiaanse uitgave Wendingen]. De eerste vrouwelijke architect van Nederland, De Volkskrant, 4-11-1991. E. van Kessel en M. Kuperus, Margaret Staal-Kropholler, architect, 1891-1966 (Rotterdam 1992). S. Priester, Architecte Margaret Kropholler; een leven lang vrouwvriendelijk bouwen, Ons Amsterdam 10 ( 2004) 8. Auteur: Pauline Micheels Biografienummer in 1001 Vrouwen: 870 laatst gewijzigd: 22/01/2015 Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Jan Frederik Staal | geb. 28 Feb 1879 overl. 8 Apr 1940 |
Huwelijk: | 19 Dec 1936 | Amsterdam |